UWV en gemeenten moeten sinds de invoering van de Participatiewet intensief samenwerken om mensen met een arbeidsbeperking naar werk te begeleiden. Die samenwerking gaat stroef, hoe goed individuele medewerkers bij de gemeenten, bij re-integratiebureaus en bij het UWV ook hun best doen.
De gemeenten hebben de laatste jaren een veel actievere rol gekregen in het begeleiden van burgers naar werk. Verschillende gemeenten hebben hiervoor verschillende instrumenten ontwikkeld, van leer-werkplekken, tijdelijke subsidies voor werkgevers die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt inhuren, pools van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt tot de 'tegenprestatie' (verplicht werken voor een uitkering).
Ook werkzoekenden met een arbeidsbeperking komen vaak in eerste instantie bij de gemeente terecht. Voor deze groep bestaan specifieke instrumenten om ze aan werk te helpen, en daarbij speelt het UWV een grote rol. Het UWV houdt een doelgroepregister bij, waarin alle mensen zijn opgenomen waarvan het UWV heeft vastgesteld dat ze een arbeidsbeperking hebben. Werkgevers die deze mensen inhuren, kunnen onder andere aanspraak maken op loonkostensubsidie. Werkgevers met meer dan 25 werknemers hebben zich er bovendien toe verplicht (in het Sociaal Akkoord) om tussen 2015 en 2026 125.000 'garantiebanen' te creeren voor deze doelgroep. Lukt dit niet, dan kunnen boetes volgen op grond van de Quotumwet.
Als de gemeente denkt dat iemand op basis van zijn arbeidsbeperking opgenomen kan worden in het doelgroepregister van het UWV (en op basis daarvan in aanmerking komt voor loonkostensubsidie, en voor werkgevers meetelt voor de Quotumwet) of voor beschut werk, wordt deze persoon doorverwezen naar het UWV. Het UWV toetst of dit inderdaad het geval is, en zorgt voor de juiste indicatiestelling en voor opname in het doelgroepregister.
Overigens kunnen mensen die denken dat ze in het doelgroepregister thuishoren, zich ook direct melden bij het UWV. In het doelgroepregister zit bovendien ook de 'oude' doelgroep die het UWV van oudsher begeleidde, zoals mensen met een WSW- of Wajong-indicatie.
UWV en gemeenten moeten dus heel nauw samenwerken om mensen met een arbeidsbeperking goed naar werk te kunnen begeleiden. In de praktijk blijkt dit niet eenvoudig:
- In het doelgroepregister dat het UWV beheert, staat wel wie er allemaal in is opgenomen, maar niet wat deze mensen kunnen. En als dat wel bij het UWV bekend is, mag dat vanwege privacy-wetgeving niet worden gedeeld. Dat maakt het voor gemeenten en re-integratiebureaus lastig deze mensen naar werk te begeleiden. Voor iemand die in het doelgroepregister staat geregistreerd, heeft een werkgever recht op loonkostensubsidie, maar diegene zelf heeft daarbij nog geen recht op werk of op begeleiding naar werk.
- Ambtenaren en medewerkers van re-integratiebureaus ervaren het UWV vaak als een onnodige tussenlaag, die het lastiger maakt mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk te begeleiden. UWV-medewerkers op hun beurt maken zich zorgen om het gebrek aan deskundigheid bij gemeenten over deze doelgroep, over de versplintering van beleid en over rechtsongelijkheid doordat verschillende gemeenten hun eigen beleid maken.
- In sommige gevallen blijkt het lang te duren voordat mensen die via de gemeente bij een bedrijf aan het werk zijn gegaan, door het UWV worden beoordeeld. Als dit langer duurt dan de periode van de proefplaatsing (veel gemeenten hanteren het instrument van proefplaatsingen waarbij mensen twee maanden met behoud van uitkering bij een werkgever kunnen werken), trekt een bedrijf zich vaak terug omdat onduidelijk is of mensen wel onder het doelgroepregister vallen en of er recht bestaat op loonkostensubsidie.
- Gemeenten en re-integratiebureaus beoordelen de toets van het UWV als te streng: er zouden meer vacatures zijn bij werkgevers voor mensen met een arbeidsbeperking, dan dat er mensen zijn die deze vacatures kunnen vervullen.
Botsende systemen
Medewerkers van het UWV, van gemeenten en van re-integratiebureaus die wij spraken doen enorm hun best de schotten waar zij op stuiten te doorbreken. Het is echter de vraag of de logica van de Participatiewet - uitgaan van wat iemand kan, in relatie tot zijn omgeving - en de logica van waaruit het UWV toetst - in kaart brengen wat iemand feitelijk kan gezien zijn arbeidsbeperking - wel goed samen kunnen gaan. Gemeenten lopen bijvoorbeeld tegen het feit aan dat sommige mensen door sociale factoren - bijvoorbeeld schuldenproblematiek of een verslaving - net zo min zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen als mensen met een arbeidsbeperking.
De beweging naar decentralisatie - naar gemeenten die werkelijk maatwerk kunnen leveren - botst in dat opzicht met de gecentraliseerde toetsing door het UWV.
NB Interviews met UWV-medewerkers zijn, na overleg met deze instantie, niet gepubliceerd op deze website. Deze interviews zijn wel in te zien op het kantoor van de WBS.