Een groep PvdA-leden volgde jongeren die net van het praktijkonderwijs kwamen. Vonden zij werk? Leden van de afdeling Zwolle-Zwartewaterland spraken met Aernoud Hoogendijk, locatiedirecteur van een VSO-school in Meppel.
Aernoud Hoogendijk vertelt over zijn school: 'een goede plek'. Over zijn leerlingen: 'daar leer je heel veel van'. Over de docenten: 'topsport' . In het bijzonder vertelt hij over een groep jongeren die tussen wal en schip dreigt te vallen.
‘Onze school is een school voor speciaal onderwijs met 103 leerlingen. Acht groepen verdeeld over 2 locaties. Daarnaast is er ook nog de locatie in Steenwijk met 94 leerlingen. Ik ben er trots op dat wij leerlingen die tot nu toe vooral negatieve ervaringen hebben, een goede plek kunnen bieden. Een plek waar zij weer kunnen werken aan hun zelfvertrouwen en hun zelfbeeld.
We bieden vmbo-basis, kader, TL en onderbouw havo. Gewoon op het normale niveau. We volgen gewoon de lesmethodes. De leerling heeft namelijk wel het IQ om dat te kunnen doen. Door bijvoorbeeld de diagnose of een slechte thuissituatie moeten leerlingen gedragsmatig soms intensiever begeleid worden. De cognitie is er daarentegen wel. Om die reden kunnen deze leerlingen op hun eigen niveau en tempo werken.
Onze leerlingen hebben te maken met uiteenlopende problematieken, bijvoorbeeld een Autistisch-Spectrum-Stoornis (ASS), ADHD, hechtingsproblematiek - eigenlijk zien we alle gedragsdiagnoses voorbij komen. Iedere doelgroep heeft weer andere competenties. Bij een leerlingen met ADHD is dat bijvoorbeeld de fijne impulsiviteit en de creativiteit. Dat is geweldig. Die kunnen je mooi dingen laten inzien: "Wow, dat had ik zelf nog niet bedacht." Een leerling met autistisme heeft dit ook. Die ziet de wereld toch redelijk anders. Die ziet en hoort andere dingen. Daar leer je heel veel van. En zo heeft iedere leerling gelukkig hele gave dingen.
Kinderen met een hechtingsstoornis zijn misschien wel de moeilijkste categorie om te begeleiden. Wij leggen – door de leerling met ADHD, maar ook met ASS-problematiek – heel veel nadruk op de relatie en op veiligheid maar op het moment dat je leerlingen met hechtingsproblematiek dichterbij haalt, wordt hun problematiek juist groter. Dan gaan ze zich afzetten. Dat is wel eens heel moeilijk voor onze mensen.
We merken over het algemeen dat onze leerlingen het moeilijk vinden als de tijdsdruk omhoog gaat. We merken ook dat deze doelgroep vaak te maken heeft met – zoals ik dat noem – 'aangeleerde hulpeloosheid'. Ze zijn gewend om te denken: ik heb wat, dus het wordt wel geregeld. Dat staat haaks op onze uitstroomdoelen. Wij willen namelijk graag dat de leerling zijn eigen regie pakt en de verantwoordelijkheid neemt om er wat van te maken. Of dat lukt is echt maatwerk. We hebben 103 leerlingen. Dat zijn 103 verschillende aanpakken en manieren.
Van de leerlingen die afgelopen zomer van school zijn gegaan hier in Meppel, zit 60% nog op de plek waar zij na onze school naartoe zijn gegaan. Daarnaast stroomde 25% van de leerlingen af. Van de overige 15% weten we het niet. Dit komt onder andere door verhuizingen. We hebben ook een doelgroep die heen en weer beweegt, die soms niet traceerbaar is. Soms zitten er opeens (oud)leerlingen in het buitenland, sommige leerlingen worden opgenomen, en ouders wisselen regelmatig van telefoonnummer. Dan ben je ze kwijt.
In principe hebben we hier volledige, vierjarige opleidingen. We kunnen verlengen naar vijf jaar. Waar een leerling die dat nodig had erder een Wajong uitkering kreeg, al bij 17 jaar en 3 maanden, komt deze leerling nu in een doelgroepenregister terecht. Je weet dan alleen dus niet in welke mate dat opgepakt wordt. Dat regel je individueel met de gemeentes. Dan geven we aan dat we een bepaalde leerling hebben, en wat de gemeente kan doen om hem of haar naar werk te helpen.
We hebben de afgelopen jaren meegemaakt dat leerlingen die we hadden aangedragen, nog een hele tijd thuis zaten. De gemeente kon ze niet onderbrengen. Of gemeenten hebben nog geen plek of nog niet het netwerk om dat goed vorm te geven. Gemeentes hebben vooral moeite met zestienjarigen met een diploma.
Om de leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun leven na school bieden we de 'leergebied overstijgende kerndoelen', systematisch en methodisch aan. Bijvoorbeeld hoe je omgaat met jezelf als je boos bent. Onze groepen zijn zo samengesteld dat we gaan tot een maximum van 14 leerlingen per groep. Daarvoor zit één docent of een mentor in dit geval. Het is een beetje het basisschoolprincipe. Dat leidt ertoe dat de mentor, de leerling ‘s morgens al in de ogen kijkt: hoe gaat het, zit de medicatie er al in, hoe loopt het met deze leerling op dit moment, wat moet er gebeuren, wat is vandaag de valkuil? De mentor coacht daar dan meteen al op. In een omvang van 14 is dat keihard werken. Het is topsport wat onze mensen hier doen.
Voor het grootste deel van de leerlingen zijn de veranderingen door de in werking treding van de Participatiewet beperkt. Er is daarentegen wel een kleine groep die tussen wal en schip dreigt te vallen. Bepaalde leerlingen kiezen bijvoorbeeld graag voor Handel en Administratie. Daar kunnen ze best een diploma in halen, maar daar zit voor hen geen werk in. Als je een basisniveau Handel en Administratie hebt dan is de vervolgstap heel moeilijk. Terwijl dit misschien maar het enige praktijkstuk in Basis en Kader is. Bij een enkeling wordt het dan heel lastig, want de mbo’s weigeren zo’n leerling gewoon. Ze zeggen van niet, maar ze doen het wel. Ze zeggen dan: Deze leerling heeft te weinig affiniteit met hetgeen hij gekozen heeft, dus dat gaat niet werken. Dat zeggen ze allemaal. En dan vraagt de leerling zich af: en ik dan?
Voor leerlingen die tussen wal en schip dreigen te vallen halen we de netwerken heel erg aan. Dat doet de stagebegeleider en dat doe ik, met de gemeentes. We overleggen hoe we die leerlingen in een vroeger stadium kunnen begeleiden naar een werkplek die wel gaat werken. En dan wordt eigenlijk automatisch gekeken naar 18-jarigen. Maar we zien nu dus dat we leerlingen hebben die Handel en Administratie gedaan hebben – die zijn 16. Die leerlingen hebben de opleiding in vier jaar afgerond, maar bij het mbo worden ze geweigerd. Ze mogen niet meer naar het entree-onderwijs. En wat dan?
Er zijn mogelijkheden voor onze school om hier creatief mee om te gaan. Alleen wordt dat ons heel erg bemoeilijkt. Aan de ene kant is er het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs dat zegt: ‘Dat hoeven wij niet meer te betalen, want deze leerling heeft al een vmbo-diploma. Dan gaan wij het probleem van het mbo oplossen en dat gaan we niet doen’. Aan het andere kant is er het mbo dat zegt: 'We betalen niks want ze zijn niet van ons'. En de gemeentes zijn nog steeds zoekende in die zin dat onduidelijk is wie nu eigenlijk verantwoordelijk is.
We sturen nu groepen jongeren gewoon naar huis, om achter de computer te gaan hangen. Want als je 16 bent en er is geen opvang en ook geen financiering voor opvang, dan gaan die leerlingen op hun zolderkamer zitten. Het dag- en nachtritme gaat eraan. Ze zijn wel heel goed in World of Warcraft, maar daar stopt het. Die groep kom je pas weer tegen als ze 27 zijn.
Ieder voorbeeld heeft weer een tegenvoorbeeld, als je het landelijk bekijkt. Dat maakt het ook zo moeilijk. Zelf zou ik de wet op het mbo laten veranderen. Die klopt niet. Het kan niet zo zijn dat iedereen tot en met het VO zorgplicht heeft en dat het mbo mag zeggen: 'Wij lekker niet, de groeten!' Dat werkt niet.
Formeel mogen mbo-scholen leerlingen afwijzen. De wet was zo dat weigeren collectief niet mocht, maar de individuele mbo-scholen mochten het wel. Geef mij zulke wetgeving en ik heb gedroomde leerlingen rondlopen. Minister Bussemaker heeft aangegeven dat de inspectie zal reageren op afwijzingen op verkeerde gronden. Dit heeft volgens mij nog niet tot veranderingen geleid.'