print
interview

Een groep PvdA-leden volgde jongeren die net van het praktijkonderwijs kwamen. Vonden zij werk? Pieter van Etten van de afdeling Uden sprak met Bert van de Moosdijk en Peter van Dijk van praktijkschool De Singel uit Oss.

Bert van de Moosdijk en Peter van Dijk
respectievelijk nazorgcoördinator en stagebegeleider voor school voor praktijkonderwijs De Singel te Oss, onderdeel van het Hooghuis. (Peter van Dijk kon slechts kort bij het interview aanwezig zijn).
01 januari 2015

Peter van Dijk: 'Als stagebegeleider bereid ik samen met de leerling en mijn collega’s de stage voor die de leerling gaat uitvoeren. Ik kijk eerst naar het profiel van de leerling. Collega’s informeren me wat hij of zij werkelijk kan. Met de ouders bespreek ik of ze het goed vinden dat hun kind bij dit bedrijf stage gaat lopen. Daarna ga ik met de leerling op bezoek bij het bedrijf. We kijken naar hoe het eraan toe gaat in dat bedrijf en wat de leerling moet weten voordat hij begint. Vervolgens maken we werkafspraken.

Als de stage begonnen is, komen we regelmatig terug bij het bedrijf. De echte begeleiding wordt vanuit het bedrijf gegeven. Bedrijven willen hierin investeren, omdat ze onze leerlingen een kans willen bieden, maar ook omdat ze tevreden zijn over het werk dat onze jongeren doen.

Wat me zorgen baart, is dat onze leerlingen - als gevolg van de Participatiewet – straks minder interessant worden voor een bedrijf als de verklaring van scholingsbelemmering gaat vervallen. Het is op dit moment onduidelijk hoe groot de toeslagen zullen zijn die nodig zijn voor een goede begeleiding vanuit het bedrijf. De wet is op dit gebied onduidelijk, maar ook de gemeenten weten niet hoe ze de wet gaan toepassen.'

Bert van de Moosdijk: 'Ik ben geen docent. Van huis uit kom ik uit de techniek. Ik ben actief geweest bij de jongerenbeweging verbonden met de FNV. Nadat ik een hbo-opleiding heb afgerond, ben ik ook een tijd werkzaam geweest in het jongerenwerk en bij MEE. Vanuit MEE heb ik veel contact gehad met deze school. Later heb ik ervoor gekozen om me helemaal met deze jongeren bezig te houden. Op de Singel verzorg ik de stagebegeleiding, maar ben ik vooral bezig met de nazorg: de overgang van school naar werk. Ze kunnen altijd bij ons terugkomen, ook als de officiële nazorgperiode van 2 jaar voorbij is. Ik geef de werkgevers uitleg over de mogelijkheden die er voor hen zijn als zij onze jongeren een baan aanbieden. Mijn contacten met MEE, maar ook met het UWV komen me goed van pas bij het uitvoeren van de werkzaamheden.'

Leerlingen kunnen altijd bij ons terugkomen, ook als de officiële nazorgperiode van 2 jaar voorbij is

Contacten met stagebedrijven

Bert van de Moosdijk: 'Wij hebben contacten met allerlei soorten bedrijven: detailhandel in de stad, supermarkten, maar ook bedrijven op het industrieterrein. Al deze bedrijven voldoen aan een aantal voorwaarden. Ze hebben eenvoudig werk op het niveau van onze leerlingen. Onze leerlingen kunnen (vaak geschoolde) vakmensen ondersteunen met de werkzaamheden, zoals materiaal klaar zetten en gereedschap aandragen. Binnen het bedrijf kan tijd vrij gemaakt worden om onze leerlingen te begeleiden en te leren.

Wij kennen veel bedrijven en onderhouden daar goede contacten mee. De bedrijven stellen dat ook op prijs. Wij helpen bedrijven met het plaatsen van geschikte stagiairs. We stemmen samen af welke werkzaamheden geschikt zijn voor onze leerlingen. Maar ook hoe je ze begeleidt en op de juiste manier de werkzaamheden aanbiedt.'

De jongeren

Bert van de Moosdijk: 'Onze jongeren zijn betrouwbaar. Als ze hun plek gevonden hebben, gaan ze niet zomaar weer weg. Ze gaan voor € 25 meer loon niet lopen. Vertrouwen is hierbij het sleutelwoord. Als de jongeren voelen dat ze het goed doen, groeien ze in hun werk. Een mooi voorbeeld daarvan is het volgende. Op de bouwplaats liep een van onze leerlingen met een bahco en een waterpomptang de ladder op. Op mijn vraag waarom hij twee stukken gereedschap meenam antwoordde hij: “Ik was vergeten wat de loodgieter precies had gevraagd. Dus neem ik ze maar allebei mee.” De leerling was niet bang om te laten zien dat hij niet meer precies wist wat gevraagd was.

Onze jongeren zijn bereid om eenvoudige werkzaamheden te doen waar een ander vaak te duur voor is. Ze zijn bovendien bereid om heel veel te doen. Op school en tijdens stage hebben ze de basale vaardigheden aangeleerd: komen, op tijd komen en doen wat er van ze gevraagd wordt. En dat vinden werkgevers heel belangrijk. Als zich problemen voor doen, ben ik er om die samen met het bedrijf en de oud-leerling op te lossen. Als je daarbij van het positieve uitgaat, valt er vrijwel altijd een goede oplossing te vinden.

We proberen de stageplek om te zetten in een werkplek. In hun laatste schooljaar proberen we de jongeren onder te brengen op plekken waarvan wij denken dat ze er uiteindelijk een baan zullen krijgen. Als dat perspectief er niet is, proberen we ze alsnog van stageplaats te laten veranderen, tenzij de leerling op deze plek nog heel veel kan leren. Dan kijken we later uit naar een baan.

De flexibiliteit die een uitzendbureau vraagt, kunnen onze jongeren niet aan

Onze jongeren hebben een vaste plek nodig. Dat is geen plaats bij een uitzendbureau. Die flexibiliteit kunnen onze jongeren niet aan. Dat lukt hooguit voor enkelen, die al enkele jaren van school zijn en sterker zijn geworden. Wij proberen jongeren met zo veel mogelijk zekerheid weg te zetten, maar ook dat wordt moeilijker. Ik zie dat er nu nog maximaal tijdelijke contracten mogen worden gegeven voor twee jaar. Maximaal drie contracten binnen twee jaar. Voorheen was dat een periode van drie jaar. Ik zie dat jongeren die drie jaar de kans krijgen, langer in dienst blijven dan wanneer ze zich in twee jaar moeten bewijzen. Werkgevers durven het risico niet goed aan om binnen twee jaar een vast contract af te geven.

Ook de ROC’s worden terughoudender om onze leerlingen in te laten stromen op niveau 2. De toelatingseisen worden steeds hoger, omdat ze willen voorkomen dat ze uitstroomproblemen krijgen waarop de overheid ze weer afrekent.'

Regelgeving

Bert van de Moosdijk: 'De regelgeving is onduidelijk. Werkgevers weten niet wat ze kunnen verwachten als ze een leerling van ons een contract aanbieden. Wat staat er tegenover als de productie lager is en de behoefte aan begeleiding groot?

De Participatiewet is niet goed en veel te overhaast ingevoerd. Daar komt bij dat er de afgelopen jaren steeds structureel dingen veranderd worden. In 2010 is de Wajong veranderd. Voor dat dit goed en wel doorgesijpeld was naar iedereen, hadden we in 2014 de Participatiewet. Vanwege de problematische invoering is die weer uitgesteld naar 2015. De mobiliteitsbonus (een aftrekpost voor de werkgever) werd plotseling veranderd van € 3.400 naar € 7.000. Nu wordt deze weer teruggeschroefd van € 7.000 naar € 1.800. Er komen veel te veel aanpassingen en veranderingen omdat verschillende politieke partijen steeds wat roepen.

Waarom krijgen de Wajongers de schuld van dat er zoveel Wajongers zijn? Dat beeld is toch volkomen helder! We weten precies hoeveel Wajongers er zijn en we weten precies van de geboorte af hoeveel Wajongers erbij komen. En enkele jaren terug begon iedereen te roepen dat het aantal Wajongers te hoog oploopt, dat dit zelfs een bedreiging vormt. Dat heel veel Wajongers gewoon een (gedeeltelijke) baan hebben, daar werd niet over gesproken. Er werd een groep in een kwaad daglicht gezet, die daar zelf niets aan kan doen. Zich ook niet kunnen verweren. Nu is de regeling zodanig verslechterd dat deze jongeren hun hele leven in een kansloze positie blijven zitten. Dubbel gepakt. Een beperking en ook nog financieel onder het minimum.

Een nieuw idee is het doelgroepenregister. Als je wilt weten hoe groot de onduidelijkheid daarover is, moet je zo links en rechts eens vragen wat bij het UWV het verschil is tussen een doelgroepverklaring en geregistreerd staan in het doelgroepenregister. Wie moet zich aanmelden en waar? Via de gemeente, de school of het UWV? Ik weet het antwoord daar niet op. Wekelijks verandert de info op de site van het UWV. De gemeenten weten het niet, Den Haag ook niet. Daarnaast: waarom moeten we registreren als werkgevers geen extra inzet doen om banen te creëren voor mensen met een handicap? Nu wordt alles omgedraaid. We schrijven alles en iedereen in in het doelgroepenregister en gaan ze vervolgens bij bedrijven aanbieden. Er wordt geen baan extra gecreëerd!'

Geen duidelijkheid over compensatiemaatregelen

Bert van de Moosdijk: 'Het UWV heeft aangegeven dat ze voor onze leerlingen de verklaring scholingsbelemmering niet meer af gaan geven. Onder die verklaring hangen de mobiliteitsbonus en de no-riskpolis. Als deze verklaring niet meer wordt afgegeven, kunnen we werkgevers minder aanreiken om onze leerlingen een contract aan te bieden. Dit zijn gemakkelijk uit te leggen en te gebruiken regelingen. Daar maken wij al jaren met veel succes gebruik van. De procedure gaat voortaan via de gemeente lopen. Dat levert ons veel extra werk op en de gemeente krijgt zo veel op hun dak dat ze het niet aan kan. Als ze het al kunnen betalen.

Stel dat onze leerling per uur vier producten kan maken waar een ander er tien kan maken. Dan zorgen wij ervoor dat die zes gecompenseerd worden. Dan is er een kans dat de productie van deze jongeling de komende werkjaren groeit naar vijf of zes producten per uur. Dat is mooi meegenomen en de werkgever heeft een goede betrouwbare medewerker. Zo’n compensatie kost uiteindelijk minder geld dan een levenslange uitkering of allerlei maatschappelijke of justitiële maatregelen.

We hadden een duidelijk verhaal naar de werkgever - sinds de Participatiewet hebben we dat niet meer

Het was voor ons heel simpel: Wajong of verklaring van scholingsbelemmering. We hadden een duidelijk verhaal naar de werkgever. Door de Participatiewet is dat compleet veranderd. De Wajong is weg. Hij bestaat alleen nog voor de jongeren die werkelijk helemaal niets meer kunnen. Of en door wie een verklaring van scholingsbelemmering in de toekomst wordt afgegeven, is onduidelijk. Als de gemeenten de no-riskpolis moeten gaan afsluiten, levert dat met name bij kleinere gemeenten veel problemen op. Als er geen duidelijkheid bestaat over de toekomst van deze compensatiemaatregelen schrikt dat de werkgevers af om met onze leerlingen in zee te gaan. Hierover moest gisteren – nee per 1-1-2015 – duidelijkheid komen, maar het is nu nog niet duidelijk. De voorlichting van de overheid is slecht en (te) laat. Maar ook niet consistent. Het blijft maar veranderen.

De voorlichting van de overheid is slecht en (te) laat. Maar ook niet consistent. Het blijft maar veranderen

Een voorbeeld dat het effect van de verschillende opeenvolgende regelingen aangeeft: Een jongen met een Turkse achtergrond probeert hier op school zeer Nederlands te zijn. Hij probeert van alles, maar het lukt nooit. Er gaat heel veel mis in zijn hoofd. Gelukkig werd hij voor de inwerkingtreding van de Participatiewet 18 jaar. Zodoende kreeg hij nog een Wajong-uitkering. Dat geeft hem de mogelijkheid om via het UWV een begeleidingstraject richting arbeid te doorlopen.

Als deze jongen nu via de Participatiewet bij de gemeente terecht zou komen, dan wordt vastgesteld dat hij geen arbeidsmogelijkheden heeft. Dan krijgt hij een uitkering van € 250, zijn moeder wordt gekort en de jongeman zit thuis. De gemeente heeft dan wel een verplichting ten opzichte van deze jongen, maar die moet wel binnen het beschikbare budget passen.'

Blijven voorzieningen voor mensen met een beperking overeind?

Bert van de Moosdijk: 'Ik ben bang dat de situatie in 2016 aanmerkelijk slechter zal worden. De gemeenten hebben nu behoorlijk wat geld opzij gezet. Maar wat gebeurt er na 01-01-2016 als dat geld opgedroogd is? Als de gemeente de gaten in de weg moet gaan repareren, welke keuze zullen ze dan maken? Het is geen geoormerkt geld. Kunnen gemeenten met veel laag opgeleide burgers, zoals Oss, hun voorzieningen voor mensen met beperkingen overeind houden? Hoeveel mensen met een beperking gaan straks buiten de boot vallen omdat de gemeente geen geld meer heeft om voor hen een traject uit te zetten? De uitkering is dan goedkoper.

Natuurlijk, de gemeenten staan dicht bij de burgers, dus zij kunnen dit goed organiseren. Maar dan moet je zorgen dat het geld en de kennis er ook zijn. Het geld mag dan niet alleen van de gemeente komen. Dit gaat ons allemaal aan, of je nou een arme of een rijke gemeente bent. We praten hier over een verantwoordelijkheid van de landelijke overheid.'

Afstand tot probleemgroepen is te groot

Bert van de Moosdijk: 'Het moet in ieder geval allemaal eenvoudiger worden. Maar het wordt steeds moeilijker. Probeer jezelf op werk.nl maar eens in te schrijven als werkzoekende. Kun je zien hoe ingewikkeld dat is. Daar komen wij met onze hbo-opleiding wel doorheen, maar we zullen wel regelmatig toch enkele zaken op moeten zoeken voor ons dat lukt. Moet je je eens voostellen dat iemand van het praktijkonderwijs dat moet doen. Onze jongeren haken dan vlot af. Toch krijgen ze bij het eerste telefoontje vanuit de gemeente wel te horen dat ze zich moeten inschrijven op werk.nl.

De overheid roept dat we de afstand tot de burger moeten verkleinen, maar die afstand wordt alleen maar groter gemaakt. Alles is gedigitaliseerd

De overheid roept overal dat we de afstand tot de burger moeten verkleinen, maar door dit soort zaken wordt de afstand groter gemaakt. Alles is gedigitaliseerd. Veel mensen kunnen hun computer wel aanzetten, maar dat is iets anders dan die taal begrijpen en ermee omgaan. Onze jongeren hebben niemand in hun omgeving die weet wat er bedoeld wordt, hoe het werkt. Maar als de jongere een fout maakt bij de aanvraag van een uitkering bij de gemeentelijke sociale dienst, wordt de aanvraag wel weggegooid en begint de hele procedure opnieuw. De afstand tot de probleemgroepen is veel te groot.'

Interview gehouden op 23 november 2015 door Pieter van Etten
Foto: Werry Crone