print
interview

Grote zorginstellingen hebben moeite verpleegkundigen te werven. Die zijn en masse bij de kleine zorgorganisaties gaan werken. Daar hebben ze meer vrijheid. Maar waarom krijgen niet ook de grote organisaties meer regelvrijheid?

Joke Brouwer en Petra Brander
locatiemanager woonzorgcentrum Bennema State Hardegarijp, respectievelijk medewerker dagbesteding woonzorgcentrum Bennema State Hardegarijp
14 april 2016

Petra Brander: 'In woonzorgcentrum Bennema State bieden wij verschillende vormen van zorg. We hebben 41 aanleunwoningen en 57 plaatsen voor een combinatie van verpleeghuis- en verzorgingshuiszorg. Daarnaast bieden wij ook nog tijdelijke opvang. Dit is voor mensen die bijvoorbeeld wachten op een plaats in huis of die herstellen na een ziekenhuisopname. Daarnaast zijn er 10 kleinschalige groepswoningen voor cliënten met ernstige geheugenproblemen (dementie).

We organiseren dagbesteding voor mensen die thuis wonen (Wmo) en bieden welzijnsactiviteiten voor cliënten die in Bennema State wonen.'

Joke Brouwer: 'Er is dus een slimme combinatie van doelgroepen, daardoor kunnen meer mensen gebruikmaken van dagbesteding en welzijn. Financieel is het zo dat de cliënten die aan de dagbesteding deelnemen vanuit de langdurige zorg een deel van de Wmo-dagbesteding mogelijk maken. Als we alleen Wmo-cliënten zouden hebben, dan zouden we slechts één medewerker per dag in kunnen zetten. Doordat er nu twee medewerkers op de dagbesteding aanwezig zijn is het mogelijk professioneel toezicht te houden, cliënten te helpen bij toiletgang en daarnaast de lunch te verzorgen.'

Te weinig welzijn

Joke Brouwer: 'Het is nog maar de vraag of we dit in de toekomst zo kunnen blijven organiseren. Ook voor Wlz-cliënten is er steeds minder ruimte voor welzijn. De tijd gaat nu met name zitten in de intensieve verzorging.

Martin van Rijn heeft aangekondigd dat hij in 2016 meer geld wil vrijmaken om extra aan welzijn te besteden. Het is een goede keus om geld vrij te maken zodat we voor elke oudere één uur per dag extra aan welzijn kunnen besteden, dat is echt nodig. Ook is het mooi dat het bedrag gelabeld is, zo borg je dat het geld naar de juiste zaken gaat. Of dit ook zo gaat gebeuren is helaas echter nog niet duidelijk voor 2016.

Eigenlijk zou je willen dat er meer bezetting per woning kan worden ingezet, zodat je overdag meer tijd hebt om met bewoners rustig te zitten, een praatje te maken, een spelletje te doen, samen naar het fotoboek te kijken, te wandelen, te koken of even naar een winkel te gaan. Als bewoners hierbij niet zouden worden ondersteund door familie en door vrijwilligers zou het leven wel heel schraal zijn. Je ziet dan bewoners wegdutten en inzakken, terwijl onze medewerkers keihard werken. Dat vind ik wel een heel zorgelijk situatie.'

Medewerkers

Petra Brander: 'Per dagdeel komen er ongeveer veertig cliënten naar onze dagbesteding. Naast de twee vaste medewerkers, zijn er alle dagen op de ochtend of middag drie vrijwilligers en twee stagiaires aanwezig. We werken met ongeveer tachtig vrijwilligers, dat zijn voornamelijk vrouwen van tussen de zestig en tachtig jaar. Door hun inzet kunnen we een uitgebreid activiteitenprogramma aanbieden. We hebben bewegingsactiviteiten, spelmiddagen, bingomiddagen, muziekmiddagen en het ‘Noflik Oerke‘ ofwel gezellige uurtje, met een hapje en een drankje. Er wordt ook veel gewandeld met bewoners in de prachtige omgeving achter ons gebouw.'

Joke Brouwer: 'Nog meer vrijwilligers inzetten wordt moeilijk. Er gebeurt nu al erg veel door familie en vrijwilligers, hier is de rek wel uit. En de vrijwilligers worden ouder en er komen maar weinig nieuwe jonge vrijwilligers bij. Daarnaast geven vrijwilligers aan dat omgaan met mensen met zwaardere zorgvragen en dementie best ingewikkeld is. Vrijwilligers weten niet hoe ze cliënten kunnen stimuleren of hoe ze om moeten gaan met agressie. Daarom is ondersteuning van een professional belangrijk. Wij ondersteunen onze vrijwilligers ook door cursussen aan te bieden waarin we hen leren goed om te gaan met dementerenden.

Werken met vrijwilligers is ontzettend mooi, maar gemeentes onderschatten wat er aan kennis moet zijn over ziektebeelden, omgang met agressie en groepsdynamiek op een dagbesteding. Dat is wat de vaste medewerkers inbrengen. Ondersteunen bij lichamelijke verzorging doen vrijwilligers niet en dat willen vrijwilligers en familie ook niet doen. Daar kun je niet zonder de professional.

Medewerkers zouden graag meer tijd voor welzijn willen hebben. Laatst sprak ik met een medewerker. Zij zei: "Ik zat van de week bij een mevrouw en we hadden zo’n lol samen. We hebben een kwartier vreselijk gelachen. Vroeger gebeurde dat heel vaak, nu voel ik me schuldig want ik heb mijn werk niet goed gedaan." Dan gaat er toch iets heel erg mis.

Medewerkers staan enorm onder druk en komen lang niet aan alle werkzaamheden toe. Toch is er zodra ze bij de cliënt zijn, altijd een stukje rust en aandacht. De bewoners zijn over het algemeen wel tevreden over de medewerkers en spreken over die ‘leave famkes’. Werknemers in dit vak willen hun werk graag goed doen en hebben vaak het gevoel dat ze tekortschieten, juist in het geven van die extra aandacht.'

Zwaardere zorg

Joke Brouwer: 'Op de dagbesteding zijn we steeds meer bezig met zorgen. De groep wordt steeds groter en mensen die vanuit de Wmo de dagbesteding bezoeken hebben steeds complexere problematiek. Ook de bewoners van het huis hebben zwaardere zorgvragen. Vorig jaar woonden er in het deel van bewonerszorg nog mensen met de zorgzwaartepakketten 1, 2 en 3. Eind 2014 is dit omgezet naar ZZP 4, 5 en hoger. En bij kleinschalig wonen komen cliënten binnen in een vergevorderd stadium van dementie. Dit is heel snel veranderd. Mensen wonen hier gemiddeld maar twee jaar.'

Petra Brander: 'Het is bij de dagbesteding bijna onmogelijk geworden om rekening te houden met de verschillende niveaus van mensen. Als we een bewegingsactiviteit doen, vindt iemand die mentaal nog helemaal gezond is het al gauw kinderachtig, in tegenstelling tot een dementerende met wegloopneigingen. En een aantal cliënten ervaart te veel prikkels in de grote groep.

We zouden meer kleinschalige belevingsactiviteiten willen doen. Ook zouden we graag met kleinere groepjes mensen zelf een beetje koken, herinneringen ophalen of een boek voorlezen. Er zou onderscheid gemaakt moeten worden tussen de verschillende groepen. Dan kunnen we voor de ene groep meer aandachtgerichte activiteiten en voor de andere groep meer belevingsgerichte activiteiten aanbieden. Vanwege de beperkte financiële middelen voor de dagbesteding is dit nu niet haalbaar.

De groepen zouden kleiner moeten zijn, liefst van rond de twaalf cliënten. Het is nu vrij massaal. Iedereen zit bijvoorbeeld tegelijk in ons restaurant tijdens de maaltijd. Tijdens de maaltijden zijn de medewerkers van de dagbesteding ook bezig met het helpen van cliënten bij eten en drinken.  Zij observeren hoe de mensen eten en zijn bezig met de zorg eromheen.'

Minder budget

Joke Brouwer: 'De inkomsten van de dagbesteding zijn fors naar beneden gegaan. De bedragen die wij nu ontvangen zijn 25% lager dan voorheen. Toch zijn we niet met minder medewerkers gaan werken. Door de combinatie van doelgroepen en minder inzet in de zorg is het tot nu toe mogelijk geweest deze vorm van dagbesteding en welzijnsactiviteiten te bieden.

Ouderen krijgen niet snel een indicatie voor dagbesteding. Zij krijgen die vaak niet op basis van hun eigen problematiek maar meer op basis van de mantelzorgers die ontlast moeten worden. Daardoor komen er maar weinig nieuwe aanmeldingen. Terwijl je zou verwachten dat er meer vraag komt naar dagbesteding omdat mensen langer thuis blijven wonen.

Het aantal dagdelen van onze cliënten is in 2015 niet verminderd. Alle indicaties van het CIZ zijn overgenomen door de gemeente. Het kan wel zijn dat wij volgend jaar wel gaan merken dat mensen minder worden geïndiceerd. Dagbesteding is in principe geen zorg die wij moeten leveren aan bewoners die 65 jaar zijn en ouder. Maar bewoners geven aan de activiteiten wel erg op prijs te stellen, dit geeft "dividatie".

Gemeentes hebben het idee dat dagbesteding slechts draait om opvang, zodat de mantelzorger ontlast is. Dat moet naar ons idee niet het enige doel zijn. Oudere mensen hebben juist ook activering en welzijn nodig, ook om eenzaamheid tegen te gaan. En het verouderingsproces gaat veel sneller als je weinig beweegt en niet actief bent.

Veel instellingen zijn gestopt met aanbieden van de Wmo dagbesteding. Toch gaan wij nog voor de combinatie van de zware en lichtere zorg om het te kunnen realiseren. Waar zouden cliënten uit de Wmo anders naartoe moeten? Er is nauwelijks aanbod van dagbesteding in de regio.

Voor de cliënten is het mooi dat wij ketenzorg bieden. Vanuit de dagbesteding kan er doorgestroomd worden naar de aanleunwoning, naar intern wonen of naar de kleinschalige zorg. Dat zorgt ervoor dat de drempel niet zo groot is. Men kent het huis en de bewoners dan al. Voor mensen met dementie kan dit met name belangrijk zijn om het gevoel van ontheemd zijn te verminderen.'

Petra Brander: 'De meeste Wmo-cliënten komen uit de omgeving Tytsjerksteradiel, dat is een buitengebied dus de afstanden zijn vrij groot. Zij hebben een indicatie voor vervoer, daarvoor krijgen wij 7 euro per cliënt per dag. Dat is te weinig om een bus van te laten rijden. Wij hebben het geluk dat de vrijwilligers van ‘Vrienden van Bennema State’ een bus hebben aangeschaft.

Vrijwilligers doen een groot deel van het vervoer. Op deze manier zijn we nog wel in staat om het vervoer te organiseren, maar het is wel heel kwetsbaar. De vrijwillige chauffeurs zijn namelijk allemaal boven de 65 jaar en er komen weinig nieuwe aanmeldingen.'

Omslag

Joke Brouwer: 'Natuurlijk hebben wij de verantwoordelijkheid om een omslag te maken, maar dat is best een puzzel vanwege de zwaarder wordende zorgvraag. We proberen het beste eruit te halen en zien ook nog wel kansen, maar dan moet er niet verder gekort gaan worden. En er zou meer ruimte moeten zijn voor financiële ondersteuning van vervoer voor cliënten die langer thuis wonen.

Geld is niet de oplossing voor alles, maar er moet goed worden gekeken naar de populatie van een gemeente en de benodigde capaciteit van dagbesteding die daarbij hoort, hoe dit gefaciliteerd wordt en naar het vervoer. Het kan ook in een buurthuis of een dorpshuis georganiseerd worden met vrijwilligers, maar dan moet je er wel voor waken dat er voldoende professionals worden ingezet om verantwoorde opvang te bieden.

Er zit veel kracht in dorpen. Daar komen hier en daar wel initiatieven opgang vanuit organisaties als plaatselijk belang. Vanuit een dorp kun je gebruikmaken van burgerparticipatie en bijvoorbeeld een groepje verstandelijke beperkten laten meehelpen in bijvoorbeeld de catering. Deskundigheid kan geleverd worden vanuit specialistische instellingen zoals Noorderbreedte, waarbij Bennema State is aangesloten. Op die manier kun je mooie combinaties maken, maar gemeentes zijn afhankelijk van organisaties. Hun samenwerking komt nog niet echt op gang. Veel organisaties zijn dit jaar erg druk geweest om de interne organisatie klaar te maken voor de grote veranderingen in de zorg.

Organisaties zijn in de loop der jaren op het spoor van marktwerking gezet en moeten wennen aan de nieuwe insteek van participatieprojecten. Dat komt nog niet zo van de grond, gemeentes zouden daar meer in kunnen faciliteren.

Wij zijn binnen zorggroep Noorderbreedte aan het kijken of we wat kunnen betekenen in de regio. Maar ook wij hadden een grote klus om intern alles op orde te krijgen, pas daarna kunnen we extern gaan kijken. Er zijn acties ondernomen om de overhead te verkleinen en de organisatie platter te maken. Er zijn minder directeuren, stafmedewerkers, beleidsmedewerkers en ook het aantal managers is verminderd. Dit is een goede ontwikkeling in het kader van ‘meer handen aan het bed’, maar geeft voor veel medewerkers ook onzekerheid op het gebied van werk.'

Te veel regelgeving

Joke Brouwer: 'De regelgeving van de zorg is paradoxaal. We kunnen in de regio nauwelijks goede verpleegkundigen en helpenden meer krijgen. Je ziet medewerkers overstappen naar kleinere organisaties waar meer regelruimte is en meer tijd voor de cliënt. Je verliest daarmee kennis en specifieke deskundigheid die nodig is om de kwaliteit en het specialisme in dementie op peil te houden.

Kleine organisaties lijken namelijk meer geld aan zorg te kunnen besteden. Dat betekent niet automatisch dat er dan meer kwaliteit is. Sommige organisaties, die heel hoog aangeschreven staan, weten bijvoorbeeld niet goed hoe ze moeten omgaan met agressie en hebben niet genoeg kennis van ziektebeelden zoals dementie, alzheimer en korsakov.

Het lijkt alsof grotere organisaties strenger worden beoordeeld op het gebied van veiligheid, kwaliteit en het nakomen van wet- en regelgeving. Dit maakt het moeilijk om in grote organisaties de omslag te maken naar een eigenregiemodel waarbij er weer ruimte komt voor professionals, om zelf hun werk in te richten, passend bij de vraag van de bewoners en mantelzorgers. Kortom meer ruimte om te werken aan kwaliteit en veiligheid vanuit deze driehoek.

De inspectie lijkt hierin een bepalende rol te hebben bij grote organisaties. Kleine organisaties als Buurtzorg en JP van den Bent hebben meer regelvrijheid. Eigenlijk zou er dezelfde regelruimte moeten zijn om medewerkers en bewoners zelf te laten beoordelen of het kwaliteitsbeleid goed is.

Medewerkers zijn nog veel tijd kwijt aan registreren en rapporteren, dat kan anders. Vertrouwen van de overheid in de professionals moet terug. Natuurlijk gaat er dan weleens wat mis, maar de kracht zit erin dat medewerkers vanuit hun eigen oplossend vermogen en betrokkenheid kunnen handelen om fouten te herstellen en te voorkomen.  

Ondanks alles zijn we trots op wat we in Bennema State waarmaken. We weten nog heel veel te bereiken bij dagbesteding dankzij de combinatie van doelgroepen uit de Wmo en Wlz. Bewoners en cliënten zijn blij met alle dividatie die we bieden. Wij gaan graag zo door om het leven van ouder wordende mensen een stukje mooier te maken.'

Interview gehouden op 2 oktober 2015 door Annemarieke Nierop en Jolien van de Sande
Foto: Max Kommer