print

Steeds meer mensen zijn tot op zeer hoge leeftijd actief. Meedoen aan de samenleving geeft zin aan het leven. We moeten daarom zorgen dat zoveel mogelijk mensen kunnen meedoen. Mensen die toch apart komen te staan, hebben extra steun nodig.

Probleem
Laatst bijgewerkt: 29 november 2016

Veel 66-plussers hebben een volle agenda. Ze besteden hun tijd aan (veelal onbetaald) werk, aan museumbezoek en aan muziek- en leesclubs, ze passen op kleinkinderen en geven mantelzorg. ‘Iets voor een ander kunnen betekenen’, ‘ertoe doen’, ‘je ontwikkelen’, ‘met anderen zijn’ - het maakt het leven zinvol en gaat eenzaamheid tegen.

Deze actieve ouderen zijn een onmisbare hulp voor de jongere generaties die drukke banen combineren met drukke kinderen. Ze zijn ook onmisbaar voor kwetsbare ouderen: veel sociale activiteiten in wijken en in verpleeghuizen zouden er niet zijn zonder hen. Ze zijn vaak ook nog mantelzorger voor hun eigen ouders.

De 66-plussers lijken de taken op zich genomen te hebben die tot voor kort gedaan werden door huismoeders. Ze vormen een ‘buffer’ zonder welke onze drukke maatschappij zou vastlopen. Deze groep mensen draagt in belangrijke mate bij aan de binding in onze samenleving. Dat beeld past in wat wetenschappers als Mark Elchardus en Kees Schuyt constateren over de veranderde levensloop en de nieuwe ‘extra’ levensfase die aan ons leven is toegevoegd.

Meedoen aan de samenleving biedt zingeving, zegt men desgevraagd. Dat verklaart ook waarom voor degenen die niet goed kunnen ‘mee doen’ het leven vaak zwaar valt. De oorzaak van ‘niet kunnen meedoen’ kan bijvoorbeeld liggen in fysieke of financiële problemen.

Meedoen met activiteiten is bijzonder moeilijk voor mensen met een verstandelijke of psychische beperking, of voor mensen met (beginnende) dementie. Lang niet iedereen heeft voldoende steun hierbij van familie, vrienden of buren. Als meedoen aan een ‘gewoon’ gesprek niet goed meer gaat, is ook de laagdrempelige koffiemiddag in het buurthuis geen optie meer. Om ‘mee te doen’ zijn mensen dan afhankelijk van georganiseerde activiteiten en dagbesteding.

Met name op dagbesteding en het vervoer van en naar dagbesteding is de afgelopen jaren flink bezuinigd. In sommige gemeenten heeft dat geleid tot verschraling van het aanbod, terwijl door de vergrijzing en het feit dat steeds meer kwetsbare ouderen zelfstandig blijven wonen, de vraag naar deze voorzieningen juist toeneemt. Daartegenover staan ook gemeenten die juist investeren in deze voorzieningen, en de toegankelijkheid ervan verbreden. Ook het kwalitatieve aanbod van voorzieningen varieert enorm: van de traditionele biljartmiddagen tot sportactiviteiten en werkprojecten-op-maat voor dementerende ouderen.

Advies
Laatst bijgewerkt: 29 november 2016

Enkele aanbevelingen:

  • Zorg voor een goed toegankelijke openbare ruimte, zoals stoepen die geschikt zijn voor rollators en rolstoelen.
  • Gemeenten moeten zorgen voor goede, goed toegankelijke en voor iedereen betaalbare vervoersvoorzieningen.
  • Gemeenten moeten ervoor zorgen dat er voldoende publieke ruimtes zijn, zoals bibliotheken en buurthuizen, waar mensen uit de buurt elkaar makkelijk kunnen treffen en waar ze samen activiteiten kunnen ontwikkelen.
  • Gemeenten kunnen bemiddelen bij vrijwilligerswerk: mensen kunnen, ook als ze beperkingen hebben, vaak veel voor een ander betekenen. Soms is helpen bij de dagopvang van dementerenden een goede manier om de eigen eenzaamheid tegen te gaan.
  • Gemeenten zouden een armoedebeleid moeten voeren met oog voor het sociaal isolement waarin mensen met schulden terecht kunnen komen.
  • Goede dagbesteding en sociale begeleiding van zeer kwetsbare groepen is nodig in alle gemeenten in Nederland. Niet overal hoeft dit op dezelfde manier geregeld te zijn, maar landelijke bezuinigingen kunnen lokaal effect hebben, ook omdat de vergrijzing aan de randen van Nederland veel sterker is dan in de Randstad. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt dus niet alleen op lokaal niveau; de randvoorwaarden worden landelijk bepaald.
Foto: Joop Plukaard