print

In de Van Doorn-lezing van 2013 noemt socioloog Kees Schuyt de Nederlandse verzorgingsstaat een ‘aflopende maatschappijvorm’. Ons huidige sociale systeem zou niet langer een oplossing bieden voor de ‘noden’ van sommige groepen burgers en op grote schaal wel voorzien in de ‘wensen’ van (andere) groepen burgers - waardoor het systeem onbetaalbaar wordt. Wat staat ons te doen?

Grote vraag
Laatst bijgewerkt: 02 februari 2016

De Nederlandse verzorgingsstaat is al sinds de jaren tachtig object van hervormingen met het doel deze betaalbaar te houden en aan te passen aan nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. In 2015 vonden opnieuw ingrijpende wijzigingen plaats: veel rechten op zorg of ondersteuning werden omgezet in voorzieningen, gemeenten namen zorgtaken van het Rijk over, en tegelijk werd er flink bezuinigd. Dat alles ging vergezeld van de belofte van ‘ontschotting’, ‘minder bureaucratie’ en meer zeggenschap en maatwerk. En van het streven naar een inclusieve samenleving. Er zijn voorbeelden aan te wijzen waar deze beloften bewaarheid werden. Er zijn ook voorbeelden aan te wijzen waar deze hervorming uit de bocht is gevlogen, waar de bestaanszekerheid van mensen in het gedrang is gekomen. 

De recente herziening van de verzorgingsstaat werd onder andere gemotiveerd met het argument dat deze niet activerend was; mensen die hulp zochten, bijvoorbeeld vanwege ziekte of werkloosheid, waren vaak overgeleverd aan een verlammende bureaucratie die ondoelmatige en onbevredigende one size fits all-oplossingen bood. De Nederlandse verzorgingsstaat als een vangnet van kauwgom: degenen die erin terecht kwamen, zonken er veel te diep in weg, en bleven er vaak in plakken. Er kwamen bovendien ook veel te veel mensen onnodig in terecht.

De oplossing voor dit probleem is gezocht in het decentraliseren van een belangrijk deel van de verzorgingsstaat. Gemeenten bepalen sinds 1 januari 2015 afhankelijk van de lokale economische en maatschappelijke omstandigheden, en gericht op de financiele en sociale mogelijkheden die mensen zelf hebben, welke zorg en ondersteuning individuele burgers nodig hebben. Geen eenheidsworst meer, maar maatwerk. 

Dat lijkt deels te lukken: ons sociale vangnet lijkt weer wat meer van elastiek te zijn geworden, in plaats van van kauwgom. De Participatiewet biedt nieuwe kansen voor mensen met een arbeidshandicap om werk op de reguliere arbeidsmarkt te vinden. Zorg op maat is mogelijk (voor een groot deel door het al eerder ingevoerde persoonsgebonden budget). Nieuwe ondernemers in de zorg weten kwaliteit van leven voor gehandicapten en ouderen voorop te zetten, en werken vaak nog goedkoper ook. Professionals zoals wijkverpleegkundigen leveren goede zorg in zelfsturende teams. 

Er blijken echter ook zwakke plekken in ons sociale vangnet te zitten, niet alleen veroorzaakt door de decentralisatie, maar deels ook door de harde economische tegenwind van de afgelopen jaren. Tijdens de interviews die we hielden met mensen uit het land, stuitten we op dementerende alleen wonende ouderen die minder goede ondersteuning krijgen dan voorheen, doordat ze nog maar de helft van het aantal uren naar de dagbesteding kunnen; op mensen met drie onzekere banen die niet kunnen rondkomen, op uitzichtloze armoede en schuldenproblematiek, op gehandicapte jongeren die doelloos thuis komen te zitten, op een toenemende kansenongelijkheid tussen (kinderen van) hoogopgeleiden en (kinderen van) laagopgeleiden...

Een sociaal vangnet van kauwgom werkt net zomin als een sociaal vangnet met gaten. In zijn Van Doorn-lezing roept Kees Schuyt op tot het opnieuw analyseren van solidartiteit, vrijheid, gelijkheid en sociale rechtvaardigheid - om vanuit die analyse ons sociale vangnet helemaal opnieuw vorm te geven. Het systeem zou niet meer overeind te houden zijn door eraan te sleutelen, maar moet volledig opnieuw doordacht worden. En dan moet het misschien zelf geen verzorgingsstaat meer heten.

Prangende vragen

  • Voor welke noden van de bevolking moet in het hedendaagse Nederland een vangnet gespannen zijn? 
  • Welke voorzieningen kunnen we daarnaast inrichten, gezien de uitdagingen waar we in deze tijd voor staan (mondialisering, toenemende kansenongelijkheid, economische onzekerheid, snelle technologische ontwikkelingen)? 
  • Hoeveel waarde hechten we aan gelijkheid, hoe gaan we om met ongelijkheid, en hoe blijven we voldoende draagvlak creeren voor een collectief stelsel? Moeten we een verzorgingsstaat inrichten waarin iedereen veel profiteert? Moeten we toe naar een ministelsel - met een laaghangend vangnet waarvan vooral sociaal zwakkeren zullen profiteren - bijvoorbeeld aangevuld met gerichte investeringen in onderwijs en arbeidsmarktparticipatie (waarvan iedereen profijt heeft)?
Foto: TINEKE