print
interview

Huisarts Peter Teunis maakt zich zorgen over veel ouderen die langer thuis moeten blijven wonen: 'Ik zie veel overspannen moeders, die niet alleen voor hun kinderen, maar ook voor ouders zorgen, zelfs voor schoonouders.'

Peter Teunis
Peter Teunis is huisarts in Veghel
25 oktober 2016

'Oorspronkelijk was mijn praktijk een jonge praktijk in deze wijk, ik denk dat ik nu wat minder dan gemiddeld oudere patiënten heb, ik schat 10%; ongeveer 250 patiënten boven de 65 jaar. Een heleboel ouderen mankeren iets, dus die zien we regelmatig. Dan kan de praktijkondersteuner informeren hoe het gaat. Maar er is een groep ouderen die je niet ziet. En je hebt door de toegenomen werkdruk geen tijd om die ouderen te bezoeken.  Die ouderen zijn een kwetsbare groep, vooral als bijv. de partner overlijdt. De ouderen die iets hebben, zijn wat dat betreft beter af, daar heb je meer zicht op.

In mijn praktijk komen onder ouderen de volgende problematieken het meeste voor:

  • Psycho-sociaal: mensen worden ouder en er is nu een soort een gat tussen zorg die nodig is en verwachtingen van de participatiemaatschappij. Onder ouderen is er veel eenzaamheid doordat zij alleen wonen. Vroeger was er het kienen in het bejaardenhuis als sociaal contact. Kennissen worden ook minder mobiel of vallen weg, dan komen ouderen steeds meer alleen te staan. Het is een soort speerpunt om daar aandacht aan te besteden.
  • Medisch: Er is enorm veel polyfarmacie; vroeger was daarvan sprake als een patiënt meer dan 3 verschillende medicijnen gebruikt. Nu heb ik patiënten met 10 medicijnen en complexe klachten. Dan moet je nadenken of medicijnen oorzaak zijn, welke medicijnen nog gebruikt kunnen worden. Er is veel medicijngebruik.

Het zorgsysteem rondom een oudere stort in als bijvoorbeeld een dochter met vakantie gaat. Dan moet er met spoed iets geregeld worden. Dat gaat de laatste tijd beter, maar niet voor deze aantallen waarin het nodig is. In de kern maak ik me er het meest zorgen om dat ouderen langer alleen thuis moeten blijven wonen.

Sinds veel zorgtaken op 1 januari 2015 overgingen naar de gemeenten kunnen ze het absoluut niet bolwerken: jeugdzorg, huishoudelijke zorg. Huishoudelijke zorg hebben zij ook moeten beperken; veel ouderen zijn gekort op de zorg die ze al hadden. Ik heb er wel eens voor gebeld, maar de gemeente zegt dan: "De zorgaanbieders zeggen dat ze het in de helft van de tijd kunnen doen." Daar kan ik dan niets tegen inbrengen. Het sociaal wijkteam is vooral voor de jeugd, voor ouderen volgens mij niet. Ik heb contact met de dementieconsulente, maar ik denk dat die vanuit de thuiszorg werkt. Ik kan het niet bijhouden, want dat wisselt allemaal. De dementieconsulente is op zich een prima kracht, als je haar belt, gaat ze kijken. Sinds die veranderingen per 2015, ervaar ik meer eenzaamheid onder ouderen en de polyfarmacie doordat mijn patiënten daarmee komen.

Ouderen komen niet op het spreekuur om een beslissing met betrekking tot het niet langer zelfstandig wonen te bespreken, maar als je bij een patiënt bent, komt het ter sprake. Ik ben zelf ouder, dus ik ben erin geïnteresseerd hoe mensen dit oplossen. Ik heb zelf de gedachte: ik moet regelen dat  hier in de straat een aantal mensen elkaar helpen, want er is nu helemaal niks. Ik word niet echt betrokken bij de beslissing of iemand naar een instelling gaat, ik kan daar ook niet veel in betekenen. Sociale opvang in de omgeving, is mijn inziens een beslissende factor. Dementerend zijn is een groot probleem; dan wordt onze mening gevraagd. Ik schakel dan de consulente in. Fysiek, bijvoorbeeld na een CVA; dat is ook een beslissende factor.

Wij staan buiten de besluitvorming, wij worden niet als objectief gezien. En dat is niet helemaal ten onrechte, wij staan altijd achter onze patiënten. CIZ vraagt wel informatie bij ons op. De aanvraag wordt in principe door de familie gedaan, bij een alleenstaande patiënt heb ik het wel eens zelf gedaan.

Om langer thuis te kunnen blijven wonen kunnen de ouderen niet altijd rekenen op de familie. Dat zie je bijvoorbeeld wel bij een boerderij, waar ze een huisje bij zetten. In de stad zie je dat niet. Ik zie veel overspannen moeders, die niet alleen voor hun kinderen, maar ook voor ouders te zorgen, zelf voor schoonouders. Het gaat niet, het is een vastgedraaid systeem. Ik ken mensen die met elkaar afspreken om voor elkaar te zorgen, bijvoorbeeld een groep ouderen die in een verdieping van een flat gehuurd hebben. Ik kom uit de commune-tijd. Een groep ouderen is ook soort commune, waarin veel mis kan gaan, maar het kan ook een oplossing zijn.

Een voorwaarde is dat je ook dicht bij een winkelcentrum woont.

'Ik denk dat de helft van de mensen geen vangnet in hun omgeving heeft'

Wat ik zou veranderen als ik een dag 1 ding kon veranderen aan de manier waarop we nu de zorg voor ouderen in Nederland hebben geregeld? Dan zou ik de participatiemaatschappij veranderen in dat er  weer hulp komt. Zorg moet een collectief draagvlak  hebben, zorg voor moet voor iedereen gelijk zijn. Ik had in eerste instantie ook niet zo  gezien had dat het zo’n mislukt plan zou worden, die participatie. Ik denk dat de helft van de mensen geen vangnet in hun omgeving heeft. Vermogende mensen kunnen  het zelf organiseren. Ik ken mensen die 24 uur per dag zorg kunnen betalen. We merken een verplaatsing van problemen: doordat bejaardenhuizen moeten bezuinigen, hebben ze minder deskundig personeel. De huisartsenpost wordt daardoor vaker gebeld. Tijdens avond- en weekenddiensten is 80% van de bezoeken voor ouderen.

Daarnaast de bureaucratie: er moeten bijvoorbeeld twee verzorgenden de medicatielijst aftekenen, terwijl er maar een persoon op de afdeling aanwezig is. Dan wordt bezoek gevraagd om de medicatielijst mee af te tekenen...'

 

Interview afgenomen op 8 augustus 2016 door Marsja Derks (PvdA-afdeling Uden) en Marja Stevens (PvdA-afdeling Meierijstad)
Foto: Marsja Derks