Jan Bakker klaagt liever niet. 'Ik zou niet weten waar ik op moet mopperen. Ja, er zou hier wel een paar man bij mogen, zodat ze wat vaker met me kunnen gaan lopen, maar ja, dat kost een hoop geld.'
'Ik ben van 1930, dus ik ben nu 86. Ik heb vijf kinderen. Vier jongens en één meid. Die wonen allemaal nog in de buurt, de verste in Den Helder, eentje in Wieringerwerf en de rest hier in Alkmaar. Vroeger was ik inkoper van oude materialen: lompen, metalen, dat soort dingen. Dat heb ik 37 jaar gedaan. Maar dat is al lang geleden hoor. Ik zou niet eens meer weten hoe lang ik al met pensioen ben. Ik was een jaar of 60 dat ik er uit ging, reken maar uit. M’n vrouw is overleden, een jaar of acht geleden alweer. Ik heb alleen AOW, verder krijg ik helemaal niks.
Als de zon schijnt vind ik het een mooie dag. Zoals vandaag. Of gisteren. Al is het maar een beetje he? Ik kom niet meer zoveel buiten, want ik zit in een rolstoel. En ik heb de kracht niet meer om mezelf vooruit te krijgen.
Ik ben er trots op dat m’n kinderen allemaal gezond zijn, en m’n kleinkinderen en achterkleinkinderen. Als we, zoals laatst, met z’n allen naar een restaurant gaan, dan zijn we wel met een man of 40, zo’n hele lange tafel vol. Als ik die allemaal bij elkaar zie dan denk ik wel: dat heb ik toch maar mooi voor mekaar gekregen.
Ik woon in een verzorgingstehuis. Eerst was ik daar niet zo blij mee, maar nu wel hoor. Het was een drama. Ik woonde eerst zelfstandig, in de Lekstraat, daar heb ik wel 40 jaar gewoond. En later in een aanleunwoning, toen m’n ene been er af moest. Maar nu vind ik het wel goed hoor hier. Ik kan toch niet anders. En alles loopt lekker, het is leuk personeel. Ze zijn altijd vriendelijk voor me, ze lopen nooit te schelden ofzo. Ik zou niet weten waar ik anders naar toe zou moeten.
Het is wel moeilijk zonder benen. Ik kan niet overal naar toe, dat vind ik wel jammer. Ik zou nog wel eens naar het Gulden Vlies willen of zoiets dergelijks. Maar dan moet je altijd met z’n tweeën wezen. Een iemand die de rolstoel duwt. Ik heb geen elektrische rolstoel, dat durf ik niet aan. Ik heb er een gehad, maar dan rij je de mensen omver. Veels te gevaarlijk. Ik heb hem weer teruggegeven aan de gemeente.
Alle zorg die ik nodig heb, heb ik hier. Ze helpen ook met de medicijnen enzo. En als ik bel dan komen ze. Het is wel eten wat de pot schaft, maar dat geeft niet. De ene keer is het erwtensoep en de andere keer andijvie. Ik lust alles, dus ik heb geen commentaar op het eten. En m’n kinderen nemen af en toe een zoute haring mee. Vroeger kon ik alles zelf, maar nu word ik bediend. Thuis moet je altijd bellen als er iemand moet komen. Ja, hier moet ik ook wel bellen, maar ze staan pal achter die deur.
Ik zou nog wel eens een verre vliegreis willen maken, naar Australie of Nieuw-Zeeland ofzo. Daar wonen ook Nederlands sprekende mensen. Maar dat komt er niet meer van. Het is niet anders. Tevreden moet een mens niet wezen, maar ik ben een stuk tevredener. Niet helemaal, maar dat zou ik niet willen ook. Je moet wat te janken hebben. Ik ben opgehouden me zorgen te maken over de toekomst. Dat heb ik lang genoeg gedaan.
Ik heb het hier goed. M’n eten wordt op tijd gebracht, ik word op tijd gewassen, ik heb het hier goed naar m’n zin. Ze hebben alleen geen tijd om eens een rondje met me te lopen. Ze hebben hier veels te kort personeel. Ik zou het wel willen hoor, maar ja. M’n kinderen gaan ook niet met me lopen. Als die op visite komen, blijven ze gewoon hier zitten. Maar ik zeg er niks van hoor. Als ze op bezoek komen, dan ben ik blij. Met de kleinkinderen, daar heb ik veel plezier van. Ik ben blij dat er nog iemand komt. Ik zie m’n dochter al met me over straat lopen, met die rolstoel. Af en toe nemen ze me wel mee hoor. Naar Albert Heijn, of een andere winkel.
De politiek volg ik niet meer zo. Ik lees af en toe iets in de krant, maar ja, wat moet je er van vinden? Alles wat je zelf zegt, moet je ook weer terug kunnen verwachten. Dat is normaal. Dat is in de politiek ook zo. Als je het er niet mee eens bent moet je commentaar kunnen geven. Maar ik heb geen commentaar op de PvdA hoor. Ik ben geen lid, maar ik stem al jaren en jaren op ze. Altijd. Ik heb nog nooit op een andere partij gestemd. Ik zou niet weten op wat. Ja, er zou hier wel een paar man bij mogen, zodat ze wat vaker met me kunnen gaan lopen, maar ja, dat kost een hoop geld.
Nee, ik zou niet weten waar ik op moet mopperen. Ja, op m’n benen. Die waren er al af toen ik hier kwam. Suiker. Da’s een gemene ziekte hoor. Maar verder heb ik het goed.'