Gerda Veurink heeft tot haar 70ste in de zorg gewerkt. Hulp van familie, buren of vrienden heeft ze niet nodig. Ook toen ze haar heup gebroken had, deed ze liever geen beroep op hen: 'Ik ben graag zelfstandig.'
'Ik ben gescheiden, woon alleen en heb 5 kinderen: 2 dochters en 3 zonen. De middelste is overleden toen hij 3 1⁄2 maand oud was. Het was zo’n mooi kind! Ik vind kinderen leuk en heb altijd vriendjes van mijn kinderen in huis gehad om te spelen. Daar genoot ik van. Ik heb 8 kleinkinderen: 6 meisjes en 2 jongens. Ik woon in een mooi appartement in Amersfoort. Het is hier heel plezierig. In de 15 jaar dat ik daar woon heb ik nooit narigheid gehad.
Op mijn 21ste ben ik getrouwd en op mijn 49ste gescheiden. Ik ben dus 28 jaar getrouwd geweest. Voor mijn huwelijk heb de MULO gedaan en ben ik in een psychiatrisch ziekenhuis gaan werken. Ik wilde graag het Zwarte Kruis halen maar was daar met mijn 17 jaar nog te jong voor. Het werd activiteitenbegeleider, werken en leren. Inmiddels had ik mijn toenmalige man leren kennen. Hij wilde liever dat ik niet het Zwarte Kruis deed, te veel onregelmatige diensten. We zijn toen verhuisd naar de Zaanstreek. Ik heb daar een paar jaar in de zorg in een bejaardentehuis gewerkt.
Na mijn scheiding wilde ik geen alimentatie. Ik wilde nergens en bij niemand mijn hand op te hoeven houden. Ik ben toen weer in de zorg gaan werken en heb de opleiding bejaardenverzorgster gedaan. Ik was bijna 50. Tot ik met de OBU ging, op mijn 60ste, heb ik in die functie gewerkt. Ik ben toen naar Amersfoort verhuisd. Dichter bij de familie. Via een uitzendbureau ben ik weer in de zorg terecht gekomen. Tot mijn 70ste, toen was het mooi geweest! En dat was maar goed ook, want vlak daarna viel ik van mijn fiets en brak mijn heup. Gelukkig was er inmiddels iemand ingewerkt. Anders voel je je ook zo opgelaten he!
Contact maken doe ik makkelijk. Ik organiseer graag spelletjes met en voor mensen, schilder in het buurthuis, doe aan fitness en wandel en fiets graag. Daarna gezellig een kopje koffie. Ik heb een volledige AOW en een heel klein pensioentje. Ik leef eigenlijk van mijn AOW. Ik had gedacht dat ik meer pensioen zou hebben. Maar helaas!
Als ik veel mensen zie en spreek heb ik een mooie dag. Ik houd van mensen en ben graag onder de mensen. Het weer doet ook veel. Als ik de zon zie schijnen heeft dat best invloed op mijn stemming. Ik heb wel een stuk of 10 correspondentievriendinnen via de PCOB [Protestant Christelijke Ouderen Bond]. Heel gezellig! Ik schrijf niet alleen maar plak ook plaatjes in mijn brieven. Dat doen de anderen ook. Heel leuk. Gisteren was ik bij één van hen in Den Haag. Ik heb ook nog contact met mensen - die nu allemaal oma zijn - waar ik mee op de MULO heb gezeten in Dedemsvaart. We hadden daar een reünie en sindsdien heb ik met een paar van hen nog contact. Erg fijn.
Ik heb ook mooie dagen als ik met mijn zoon op vakantie ga. Dat doe ik ieder jaar. Mijn zoon is nu 45 jaar. Hij moet zichzelf heel erg in de gaten houden. Hij heeft 12 uur nachtrust nodig en heeft veel medicatie. Daar moet hij zich strikt aan houden want anders gaat het fout. Hij is geestelijk niet zo sterk. Met een reisgezelschap reizen is lastig voor hem. Doordat hij zoveel moet slapen kun je ’s avonds niets doen. We zoeken dus meestal iets rustigs uit. Een fietsvakantie of boottocht. Ik zorg nog een beetje voor hem.
Als ik met mijn schilderclubje een mooi schilderij heb gemaakt of een mooie tekening, ben ik best trots op mezelf. Dat was vroeger al zo. Op mijn examen van school maakte ik een mooie tekening van een bloem en kreeg daarvoor een 8. Toen was ik ook trots op mezelf.
Ik ben ook trots op mezelf dat ik het zo goed heb gered na mijn scheiding: geen alimentatie en toch kans gezien een huis te kopen. Het is me gewoon gelukt! Ik ben heel stoer geweest. Tegen mijn toenmalige man had ik gezegd: als je niet gewoon voor mij wilt zorgen hoef je ook financieel niet voor mij te zorgen. Maar ja, binnen een jaar na de scheiding werd mijn zoon ziek. Dat werd toen wel een ander verhaal. Ik wilde er voor hem zijn, naast mijn werk. Maar gelukkig is dat ook voorbij. Ik ben er trots op dat mijn zoon nu begeleid woont. Hij woont in een huis met 15 mensen en heeft een eigen appartement met een gemeenschappelijke ruimte. Daar woont hij goed. Hij komt elke vrijdag en blijft dan een nachtje slapen. Zaterdag gaat hij weer naar zijn eigen huis.
Ik heb goed contact met de buren. Nodig ze wel eens uit voor de koffie. Maak een praatje op z’n tijd. Ik wil nergens anders wonen. Ik kan gelukkig nog overal naar toe. Met de trein of op de fiets. Op dit moment heb ik geen zorg aan huis nodig, maar dat kan wel komen. De laatste tijd heb ik last van artrose aan mijn handen. Het is voorgekomen dat ik dan moeilijk kan koken of een brief kan schrijven. Als ik te veel doe heb ik de volgende dag een heel dikke hand. Het gaat dan ontsteken: artritis. Mijn dochter heeft mij toen weleens geholpen. Ik wil liever niet te veel gebruik maken van haar. Ze heeft het al zo druk met haar werk waar steeds meer gepresteerd moet worden.
Toen ik mijn heup gebroken had, heeft mijn zoon mij geholpen. Daar was ik heel blij mee. Een buurvrouw wilde wel eens zuigen. Maar ik zei: het is te overzien dat hoeft niet. Over 6 weken kan ik alles weer. En... ik had mijn krukken. Ik maak liever geen gebruik van buren. Ik ben graag zelfstandig. Mijn huis houd ik zelf op orde, ik doe de boodschappen en kook. Ik ben wel heel blij dat mijn dochter de administratie doet. Dat kan zij beter dan ik. Voor het overige blijf ik graag zo lang mogelijk aanrommelen op mijn eigen manier. Als ik hulp nodig heb kom ik er wel achter waar ik dat kan vinden. Ik maak me niet graag druk over dingen die misschien staan te gebeuren.
Ik wil hier thuis blijven wonen. Niet bij de kinderen in elk geval! Als ik hulp nodig heb, moet er natuurlijk voldoende zorg zijn. Thuiszorg. Zoals gezegd wil en kan ik mijn kinderen niet lastig vallen. Gezondheid is natuurlijk cruciaal. Ik leef bij de dag. Lekker fietsen. Ik moet wel kunnen blijven fietsen. En... ik sport ook. Gelukkig is mijn zoon op zijn plek in het huis waar hij woont. Maar, hij moet daar wel kunnen blijven wonen. De hele zorg staat op z’n kop. Maar dan bedenk ik: het helpt geen snars om me druk te maken. Dat doe ik dan maar niet.
De zorg gaat nu de verkeerde kant op. Alles wordt minder. Ook de huishoudelijk hulp. Mensen kunnen hun huis niet meer op orde houden, ook huisaanpassingen moeten blijven. Er moet veel meer aandacht en vooral TIJD zijn voor ouderen. Daarnaast moet de gemeente niet bezuinigen op ontmoetingsplekken voor ouderen. Er moet een plek/buurthuis zijn voor ouderen waar men elkaar kan vinden en gezellig een kopje koffie kan drinken met elkaar. Vijftigplussers die geen werk meer hebben, moeten ook zelf actie ondernemen.
Het wordt wel heel lastig als je niet meer zo goed bij de tijd bent. Stel dat ik naar Nijkerk wil fietsen en ik kom daar niet aan of ik kan mijn huis niet meer vinden. Dan wordt het wel een probleem. We moeten allemaal omzien naar elkaar.'