print
interview

Aafje en John wonen in Tolbert, in een omgebouwde schuur naast hun zoon en zijn gezin. Aafje: ‘In het begin was het wel even zoeken naar de hoeveelheid contact die we met elkaar wilden hebben.'

Aafje en John
Beiden 75 jaar
14 juli 2016

Aafje: ‘Van begin af aan vind ik het fijn om met mijn handen te werken. Dat is de reden waarom ik een opleiding tot masseuse heb gevolgd. Ik heb een aantal jaren gewerkt in de gezondheidszorg en als fysiotherapeute. Via wat omwegen ben ik terecht gekomen in de volwasseneneducatie, alfabetisering. Sinds 43 jaar wonen we in dit huis. In het begin woonden we hier met drie kinderen en veel vee. Schapen, geiten, kippen, noem het maar op. Inmiddels is de situatie veranderd.

Toen John na zijn tijd als opbouwerker met pensioen is gegaan, ging hij een aantal keren per jaar op reis met een vriend. Ik heb daar nooit problemen mee gehad, tot de laatste keer. Ik paste hier op mijn twee kleinkinderen. Wij wonen 80 meter vanaf de verharde weg, buiten de bebouwde kom, midden in de weilanden. Toen John weg was, en ik alleen in dit grote huis zat, had ik het gevoel alsof ik van alle kanten bekeken werd. Ik begon bang te worden in mijn eigen huis. Het was heel raar om te merken dat ik me niet veilig voelde hier. Toen ik dit aan John vertelde, zei hij: ‘Nou, dan gaan we verhuizen, dat kan niet anders.’

Ook mijn kinderen vertelde ik dat ik bang was geworden. Mijn zoon heeft even nagedacht, en vroeg vervolgens hoe ik het zou vinden als hij met zijn gezin bij ons in zou trekken. In het begin waren John en ik huiverig. We hebben immers beiden ons eigen leven. Toch hebben we de gok genwaagd. Nu is de situatie zo dat onze zoon met zijn vrouw en kinderen in ons huis woont. John en ik hebben de schuur omgebouwd tot woonhuis, en wonen hier sinds twee jaar. Het belangrijkste is dat er nu altijd wel iemand in de buurt is, mocht John er om wat voor reden niet zijn, zodat ik me niet alleen voel.’

John: ‘Het alternatief was verhuizen geweest. Dan hadden we de boel hier moeten verkopen. Tot ons grote verdriet hadden we dat moeten besluiten. Onze zoon heeft deze oplossing zelf aangeboden. We hebben het niet aan ze gevraagd, ook al zijn het je kinderen. Daar zijn we terughoudend in, anderen belasten. Je weet dat zij een gezin hebben, en dat je een eigen leven hebt. Dan heb je genoeg aan jezelf. Natuurlijk wil je wel voor anderen zorgen. Toen we hadden besloten dat onze zoon met zijn gezien hier zou komen wonen, hebben we gezegd: "We kunnen jullie nu helpen met de kleinkinderen, want daar hebben we tijd voor. Straks is het wellicht andersom, maar we willen jullie niet houden aan iets wat onmogelijk is om te doen."

De gemeente reageerde in eerste instantie niet zo enthousiast op ons plan om te gaan samenwonen. Ze wisten zich er geen raad mee. Wij zeiden: "Als wij onze schuur gaan verbouwen tot woonhuis, hebben we geen plek meer voor onze apparatuur en gereedschap." We wilden graag een vergunning om een nieuwe schuur te kunnen bouwen.’ De gemeente kon niet met een eenduidig antwoord op onze nieuwe woonsituatie komen. Er werd van alles gezegd, maar er kwam geen oplossing.

We merkten dat door de decentralisaties alles op tilt sloeg in de organisatie van de gemeente. Niet alle gemeentelijke ambtenaren kunnen goed omgaan met de steeds ouder wordende mens, en de wens om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Toch denk ik dat het op de ons gekozen manier om zo te wonen het goedkoopste is, met mantelzorg direct in de buurt. We hebben niet gewacht, we hebben de schuur gebouwd. Een jaar later kregen we toestemming. Ik denk dat wij ons van jongs af aan hebben voorgenomen dat als we iets willen, we dat zelf proberen te realiseren. En daar zoeken we dan de mogelijkheden voor.’

Aafje: ‘Ik vind het heerlijk om mijn kinderen bij het huis te hebben, zowel mijn zoon en zijn vrouw, als de kleinkinderen. In het begin was het zoeken naar de hoeveelheid contact die je met elkaar wilt hebben, en hoe je dat regelt. Ik ben eerder in staat om dingen in te leveren omdat het voor andere mensen plezieriger is. Ik vind het bijvoorbeeld niet erg als de kinderen hier binnen komen lopen, en even komen vertellen wat ze hebben gedaan die dag. Ik vind het eigenlijk wel leuk dat ze dat komen doen. Voor John ligt dat misschien iets anders. Dat heeft ermee te maken dat we hier natuurlijk jarenlang met zijn tweeën gewoond hebben. Als ik nu de deur open doe, dan hoor ik de kinderen. Dat is iets waar John iets meer aan moest wennen. Het was in eerste instantie natuurlijk niet zijn keuze om op deze manier te gaan wonen.'

John: ‘Ik vind het ook leuk als de kinderen binnen komen vallen hoor! Maar het klopt wel dat ik soms iets meer op mijn privacy gesteld ben.’

Aafje: ‘Een reden voor mij om te verhuizen zou zijn als ik met alles geholpen zou moeten worden. Dan denk ik niet aan boodschappen die voor me gehaald moeten worden, maar lichamelijk. Aangekleed worden, gewassen, in de stoel gezet worden, dat hoeft van mij niet. Als er de mogelijkheid is voor hulp aan huis, dan vind ik dat je daar gebruik van moet maken. Maar over het algemeen zetten wij ons erg af tegen zorgorganisaties. Het moment dat wij onze zoon en zijn vrouw te zwaar belasten, is het moment waarop we moeten verhuizen. Hoewel geen haar op  mijn hoofd eraan denkt om in een bejaardencentrum te gaan wonen. Dat past niet bij me. Ik moet er niet aan denken om in zo’n centrum te wonen, met tien mensen aan iedere kant van de gang.’

John: ‘Als ik zo hulpbehoevend ben dat het moeilijk wordt om mij te verzorgen, dan denk ik eerlijk gezegd dat ik wil stoppen. En daarmee bedoel ik niet verhuizen, dan bedoel ik stoppen. Laatst was er nog een voorstel om een pil beschikbaar te stellen voor mensen die vinden dat ze hun leven geleefd hebben. Wij zijn ook al jaren in gesprek met onze huisarts om dit goed geregeld te hebben. Niet omdat we denken dat het mooi is geweest, maar juist omdat we van mening zijn dat we het in eigen hand willen hebben. Ik ben jarenlang elke week in een bejaardentehuis geweest, om boodschappen te doen voor mijn eigen moeder en voor de moeder van Aafje. Ik kwam daar altijd chagrijnig vandaan. Er is daar een sfeer waar ik niet vrolijk van wordt. Zo’n sfeer wil ik voor mezelf niet meemaken, daarom wil ik hier blijven wonen. Gelukkig zijn we op het moment nog niet hulpbehoevend, we regelen alles zelf. We hebben natuurlijk afspraken gemaakt over het samenwonen hier. Wanneer er bij ons een aantal functies uitvallen, nemen mijn zoon en zijn vrouw huishoudelijke taken van ons over.’

Aafje: ‘Een leuk voorbeeld vind ik het filmweekend dat wij organiseren met Pinksteren. Wij organiseren dat elk jaar bij ons thuis, en draaien dan van vrijdag tot zondag films in de filmzaal van John, hier op zolder. Er komen dan ongeveer 20 mensen. Sommigen gaan na de films naar huis, anderen zetten een tent op bij ons in de tuin. In het verleden kon ik in mijn eentje de organisatie dragen wat betreft het boodschappen halen en het eten koken. De afgelopen twee jaar wordt dat wat lastiger, dus dat doe ik nu met iemand anders samen. Aan het einde van het weekend hebben hier 20 mensen door het huis gelopen, dus het is dan allemaal wat smerig. Vorig jaar pakte onze zoon voor het eerst de stofzuiger, en heeft hij het hele huis gedweild. Dat was een actie van hem, ik heb daar niet om gevraagd. Maar hij deed het wel. Heel fijn, want het is heerlijk als een ander de hele kamer voor je dweilt, nietwaar?’

John: ‘Ik was ook heel tevreden over jou, Aafje.’

Aafje: ‘Zo, kijk eens eventjes, dat vind ik leuk om te horen.’

John: ‘Ik ben trots op de manier waarop we dit jaar het filmweekend hebben georganiseerd. Ik had iedereen 40 filmtitels toegestuurd, waar er 15 van zijn vertoond. Dat is het maximaal haalbare, van vrijdag tot zondagmiddag. En de mensen vonden het erg leuk, ondanks dat Aafje zich kort had afgevraagd of het allemaal wel goed zou komen. Naarmate je ouder wordt kijk je toch naar elkaar met een zekere mate van zorg. Tegenwoordig vraag je wel eens aan elkaar: ‘Wil jij al iets van ondersteuning?’ Voorheen hadden we dat niet. Het is toch een ander gevoel wat je krijgt als je ouder wordt. Ik tel elke dag mijn zegeningen. Ik ben ontzettend blij met het leven. Het enige wat me dwars zit is dat voor menigeen het leven niet zo vrolijk is als mijn eigen leven. En dat geldt niet alleen voor Nederlanders. Je ziet het steeds grotere verschil tussen inkomens, en het groter wordende vluchtelingenprobleem. We hebben ooit een reis gemaakt met een busje naar India. We zijn 7 maanden weg geweest, en reden door Turkije, Afghanistan en Pakistan. We hebben daar zoveel ervaringen op gedaan! Eenmaal in Nederland bleek dat een goede investering, met anderstaligen hadden we een goed gevoel. We kunnen vertellen dat we in hun land van herkomst zijn geweest, wat ze geweldig vinden om te horen. Je kunt erover praten met elkaar. Ik heb films gedraaid uit Iran, Pakistan, noem het maar op, en we hebben hier kerstmis gevierd met asielzoekers. Dat zijn mooie dingen, maar tegelijkertijd realiseren we ons dat het een uitzondering is.

Mensen staan weinig voor elkaar open, en er is zo verschrikkelijk veel leed. We proberen om dat een plekje te geven, maar tegelijkertijd hebben we ook het gevoel van onmacht. We zijn lid van een politieke partij, en van de vakbeweging, maar dat is alleen uit solidariteit. Want actief zijn we niet meer.

'Het geld dat we normaal besteden aan het organiseren van een feest hebben we overgemaakt aan de Stichting Vluchtelingenwerk'

Aafje: ‘Dit voorjaar hadden we het er echt moeilijk mee. We hebben onze verjaardag niet gevierd, en het geld dat we normaal besteden aan het organiseren van een feest hebben we gestort naar stichting vluchtelingenwerk. Ik vond dat het ongepast was, feest vieren. Idealistisch gezien is dat ook de reden waarom wij dit filmweekend één keer per jaar organiseren, mensen laten meegenieten van wat onze rijkdom is. Naast de pinksterfilm geniet ik ook als ik buiten kan zijn. Met mijn handen in de aarde zitten, of een rondje om het huis heen lopen. Een plekje creëren om te zitten. De trap naar de serre had eerst geen leuningen. Die hebben we laten maken, zodat de serre makkelijker te betreden is. We hebben veel vrienden die ver weg wonen, dus we rijden per jaar heel wat kilometers af. John houdt ervan om lange stukken te rijden, dus dat doet hij. Ik kan nog wel rijden hoor, maar de noodzaak is er niet. Als we niet meer zouden kunnen autorijden, zou zelfs hier wonen een ingewikkeld verhaal worden. Het zou dan moeilijk worden om de boodschappen te doen.’

John: ‘ We hebben met elkaar de afspraak gemaakt dat we elkaar waarschuwen als het niet meer vertrouwd voelt om bij elkaar in de auto te stappen. We wonen natuurlijk afgelegen, dus er komt maar af en toe een buurtbus langs. Die zouden we dan moeten aanhouden. Die afhankelijkheid is inherent aan het ouder worden. We zullen dat moeten accepteren. Je levert dan toch een stuk vrijheid in denk ik. In de auto stappen om even naar Limburg te rijden, dat zit er dan niet meer in. Het is best wel eens mogelijk dat we dan wat vaker thuis zijn. Maar ik zou er niet om verhuizen.

Voor de toekomst wensen wij beiden dat we hier kunnen blijven wonen tot het end. Verder hoop ik sterk dat mensen wat meer kunnen genieten van de tijd die ze hebben. En dat we in Europa wat meer in staat zijn om open te staan voor elkaar. Echt open staan voor anderen. Vreugde putten wij voor een groot deel ook uit de omstandigheden om ons heen.’

Interview afgenomen op 23 mei 2016 door Tessa Roedema
Foto: Tessa Roedema