print
interview

Decennia lang was Frits van der Heide manager van een Albert Heijn in Groningen. Ook mensen met een arbeidsbeperking vonden hier een vaste werkplek. Dat was vanzelfsprekend. Maar zonder goede begeleiding lukt het niet, is de ervaring.

Frits van der Heide
gepensioneerd supermarktmanager bij twee Albert Heijn-filialen in Groningen
08 maart 2016

'Ik was franchisenemer, geen bedrijfsleider. Dat is een behoorlijk verschil; je kan ons eerder beschouwen als zelfstandig ondernemer dan als werknemer van Ahold. Feitelijk hoort de klant het verschil tussen een gewone en onze Albert Heijn niet te merken, maar in de praktijk ligt dat wel anders. Bij ons is het heel persoonlijk. Mensen zeggen hier: we gaan naar Frits in plaats van naar de AH. Ik was er van begin tot eind, decennialang. Bedrijfsleiders wisselen om de zoveel tijd van filiaal.

Wij franchisenemers bepalen zelf wie we aannemen. Een paar jaar nadat ik de tent van mijn vader overgenomen had, kwam er een neefje bij me. En die vroeg: ‘Goh Frits, heb jij niet werk voor Klaas?’ Nou moet je weten dat Klaas behoorlijk spastisch is. Hij heeft echt moeten vechten om überhaupt te kunnen lopen. Dus ik dacht in eerste instantie wel even 'wat moet ik hier nu weer mee'.

Maar ja, uiteindelijk heb ik niet lang getwijfeld hoor. Knokken tot en met, dat is Klaas. Ik heb mijn neef laten weten dat hij niet verder hoefde te zoeken en ik heb Klaas een plekje gegeven. Tot ieders volle tevredenheid, mag ik wel zeggen. Hij had er plezier in en dat straalde weer op ons af. Ook klanten vonden het heel goed wat we deden.

Juist die wisselwerking tussen personeel, klanten en Klaas vind ik heel waardevol. Veel medewerkers wisten in eerste instantie niet zo goed wat ze met hem aan moesten. Als Klaas met een kopje koffie aan kwam zetten, vloog het alle kanten op en was het een wonder als er op het eind nog iets in zat. Maar op den duur zag je dat dat niet meer uitmaakte. Er werd een doekje gepakt, en we gingen verder.

Klaas hoefde zich niet te generen, toch was het in het begin best wel confronterend voor hem. Hij is spastisch en praat langzaam, dus veel klanten dachten: die spoort niet. En dat zeiden ze dan in zijn nabijheid, erg pijnlijk. Maar uiteindelijk bleek dat ook een kwestie van gewenning. Veel klanten leerden hem kennen en maakten een praatje. Klaas hoorde er gewoon bij. Veertig jaar lang, laatst heeft hij afscheid genomen.

Niet eens zo heel lang nadat we Klaas hadden aangenomen, klopte een goede vriend van me bij ons aan. Of ik niet ook een plekje voor Erik had. Prima natuurlijk, maar bij Erik lag het allemaal net wat gecompliceerder. Hij is namelijk geestelijk beperkt en heeft de verstandelijke vermogens van een zevenjarige.

Je merkt dat alleen niet meteen. Hij is behoorlijk mondig. Dat leverde uiteraard problemen op. Met klanten en medewerkers, maar ook met leveranciers. Die willen altijd een krabbeltje voor het afleveren, en Erik mag die niet zetten. Dat weet hij, maar hij wil het toch. Dus volgt er een hoop gescheld en getier, terwijl die chauffeur geen idee heeft wat hem overkomt. Met wat uitleg kom je er dan wel uit, maar het blijft lastig.

Met die twee is het min of meer begonnen. En vervolgens kregen allerlei mensen en instellingen daar lucht van. Van een vooropgezet plan kan je volgens mij niet spreken. Wel hebben we er bewust voor gekozen om niet te veel arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Een stuk of acht op een personeelsbestand van 120. Onze andere mensen moet je immers niet te veel belasten. Je moet weten wie je wel en wie je niet kunt vragen. Dat is altijd een beetje een zoektocht.

Juist bij supermarkten wisselen we vaak van personeel. Scholieren en studenten blijven maximaal drie jaar hangen. Maar we hebben ook een vaste kern, meer dan bij reguliere Albert Heijn-filialen. Zij bepalen ons karakter en zijn onmisbaar in de begeleiding van arbeidsgehandicapten.

We doen het toch vooral zelf. Ook qua begeleiding. Laatst hadden we bijvoorbeeld een pilot in samenwerking met Noorderpoort, de ROC-instelling hier. Daar liepen veel leerlingen rond die graag met hun handjes wilden werken. Nou, prima. We hadden afgesproken dat we leerlingen van niveau 3 en 4 zouden begeleiden. Bleek anders te liggen, we kregen niveau 1 en 2. Dat is wel andere koek, kan ik je vertellen. Echt leerlingen met een rugzakje: autisme, adhd. 

Ik merkte al vrij snel dat onze medewerkers daar niet op voorbereid waren. Het ging zelfs zo ver dat medewerkers weigerden om nog met die stagiairs te werken. Gaf behoorlijk wat mot. Gelukkig was daar Lennard. Ik had Lennard ontmoet op de Hanze Hogeschool, waar ik soms wat lessen gaf. Op een dag vroeg hij: ‘Kun je mij niet nog een stageplek aanbieden?’

Dat kon wel ja. Of hij zin had om onze mbo-stagiairs te begeleiden. Lennard was nog niet binnen en ik zag dat het goed was. Hij deed zelf meteen een Albert Heijn-overhemd aan en ging tussen die jongens en meisjes in zitten spiegelen. Ondertussen bracht hij ze sociale vaardigheden bij, waar ze in hun gehele verdere leven wat aan hebben. We kunnen er natuurlijk maar een paar aannemen, maar door de lessen van Lennard zijn ze helemaal klaar voor de detailhandel.

Het mooie was dat hij ook het contact herstelde tussen de werknemers en de stagiairs. Die laatsten liet hij dan helpen bij het uitpakken. Hij bleef zelf in de buurt, zodat hij meteen kon ingrijpen als er iets mis ging. Dat werkte. Werknemers die eerst met een grote boog om stagiairs heenliepen vroegen nu: ‘Kan je me even helpen?’

Begeleiding is van het allergrootste belang. Toen Lennards stage afliep, was het snel afgelopen met het project. Ik heb nog wel naar vervangers gezocht, dacht zelfs even dat ik beet had, maar nee een nieuwe Lennard heb ik niet gevonden. Scholen en andere instellingen hebben weinig benul van hoe het hier werkt. Die stagiairs hebben wel een begeleider, maar die komt dan één keer op een vrijdagmiddag aankakken. En die stelt allerlei onmogelijke eisen. Of ze niet even achter de kassa kunnen gaan zitten bijvoorbeeld, terwijl ze nauwelijks sociale omgangsnormen kennen, niet met geld kunnen omgaan en er maar zes weken zijn. Gaan we natuurlijk niet doen.

Daar valt volgens mij nog een wereld te winnen. Kijk, een Klaas redt zich wel. Maar met iemand met meerdere rugzakjes weten we ons vaak geen raad. Dan is goede begeleiding van buiten noodzakelijk, anders loopt het spaak.

Ik zie het als een vanzelfsprekendheid. De supermarkt is immers een afspiegeling van de samenleving. Jongeren met een rugzakje en arbeidsgehandicapten horen er gewoon bij. Simpel. Je kan er wel allerlei rekensommen op loslaten en natuurlijk is het belangrijk dat werkgevers financieel gecompenseerd worden, maar uiteindelijk draait het om de inzet. Als ik als werkgever zie dat iemand die niet alles kan zich voor de volle 100% geeft, dan ben ik tevreden. Als iemand 40% doet van wat die kan, ook al is het meer dan degene die zich voor 100% inzet, dan ben ik ontevreden. Geef mij dan maar die arbeidsgehandicapte.'  

Interview gehouden op 23 oktober 2015 door Janneke Holman en Jan Erik Keman
Foto: Max Kommer