print
interview

Basisschool 'De Morgenster' heeft geen problemen gehad in de aanloop naar passend onderwijs. Ook het samenwerkingsverband met de andere scholen is succesvol. Alleen de samenwerking met de gemeente kan nog beter.

Laurien van Oosten
adjunct-directeur op de protestant-christelijke basisschool de Morgenster in Sleeuwijk
11 november 2015

Ik werk al 18 jaar op basisschool de Morgenster. Mijn werk bestaat voor een deel uit directietaken en voor een deel regel ik de coördinatie van de zorg op school. De onderbouwgroepen 1 t/m 4 vallen onder mijn directe verantwoording. Daarnaast voer ik een aantal bestuurstaken uit zoals deelname aan de werkgroep voorschoolse educatie van de gemeente en ik zit in het bestuur van ons samenwerkingsverband voor passend onderwijs.

De Morgenster zit in een groot samenwerkingsverband, dat voorheen uit drie losse samenwerkingsverbanden bestond. We hebben wel drie verschillende kamers behouden, zodat de oude samenwerkingsverbanden hun eigen identiteit binnen de kamer konden behouden. Onze kamer heeft de protestant-christelijke identiteit.

Binnen het samenwerkingsverband werken we goed samen. We maken zoveel mogelijk gebruik van elkaars expertise. Een school uit ons samenwerkingsverband in Hardinxveld had bijvoorbeeld een programma voor kinderen met dyslexie, waarbij woorden worden voorgelezen en deze tegelijk oplichten in de tekst op het scherm. Wij hadden geen ervaring met dit programma, maar er was wel een leerling van ons die er wellicht behoefte aan had. Dan kunnen we in Hardinxveld komen kijken.

Een voorwaarde voor die goede samenwerking van scholen binnen het samenwerkingsverband is dat er een coördinator is die mensen bij elkaar kan brengen en houden. Dit kan bijvoorbeeld door mensen samen te laten werken, netwerken voor intern begeleiders te formeren, scholingen voor directies en IB-ers te organiseren en bezoeken bij elkaars scholen te plannen. Het was best wel een hele stap voor iedereen, maar nu voelen we ons vertrouwd bij elkaar, en vragen we elkaar advies over dingen waar we tegenaan lopen.

Niet meer alleen focussen op de problemen van een kind

In de aanloop naar de invoering van passend onderwijs zijn wij sterk gaan inzetten op handelingsgericht werken. Niet meer alleen kijken naar wat een kind niet kan, maar juist kijken naar de mogelijkheden van een kind. Met een collega heb ik een cursus gevolgd om het team van school hierin op te leiden. Dit heeft heel veel opgeleverd. Onze leerkrachten zijn daardoor anders naar de kinderen gaan kijken. Centraal staat steeds de vraag: wat heeft dit kind, in deze klas, met deze leerkracht op deze school nodig.

Niet langer alleen het probleem van de leerling staat centraal, maar ook het handelen van de leerkracht. Wat neem je waar? Wat heb je daarmee gedaan? Hielp dat? Voor de intern begeleiders ligt dan de vraag voor hoe zij eventueel kunnen helpen. Ook gaan we nu veel eerder dan vroeger in gesprek met de ouders van kinderen. De winst is dat alle partijen nu beter samenwerken.

Op dit moment veroorzaakt de nieuwe wet- en regelgeving (Transitie Jeugdzorg) in die samenwerking soms problemen. Zo kunnen ouders nu bijvoorbeeld ook zelf een aanvraag voor een verklaring van dyslexie van hun kind indienen bij de gemeente. Vroeger had de school daar een regierol in, nu weten we het niet altijd meer als er zo’n aanvraag loopt. Bovendien: de medewerker van het Centrum voor Jeugd en Gezin en de ambtenaren bij de gemeente zijn niet specifiek opgeleid om dergelijke aanvragen te beoordelen. Die gaan af op wat de school, de huisarts of de psycholoog aan informatie aanlevert. Daar geven ze dan een klap op. Hoewel de gemeente Werkendam [de gemeente waar het Sleeuwijk onder valt] de Transitie Jeugdzorg heel serieus neemt, ontbreekt het hen aan dit soort specifieke deskundigheid.

Een passende plek

Wij hebben er heel bewust voor gekozen een school voor speciaal basisonderwijs (SBO) binnen onze ‘kamer’ van het samenwerkingsverband te behouden. We vinden het belangrijk dat als we het kind op onze school niet kunnen geven wat het nodig heeft, we ook in dat geval het kind een goede plaats kunnen bieden. We nemen onze taak dat wij als school ervoor moeten zorgen dat een kind op een passende plaats komt, heel serieus. Dat vind ik wel de winst van de Wet Passend Onderwijs, dat ouders niet meer hoeven te gaan shoppen met hun kind voor een geschikte school.

Voor sommige kinderen is het speciaal basisonderwijs gewoon de beste optie. Niet elk kind kan binnen boord gehouden worden op een reguliere basisschool. Ook wij hebben dat moeten leren in de praktijk. Een paar jaar terug hebben we bijvoorbeeld van alles geprobeerd om een jongetje maar bij ons op school te houden. Hij is achteraf bezien te lang hier gehouden. Op papier konden we zijn zorgvraag aan, en we hebben de begeleiding van hem goed gedaan, maar op sociaal-emotioneel vlak, op menselijk vlak, hadden we het anders moeten doen. Wij hebben te laat in de gaten gehad wat het met een kind doet met een - in dit geval - normale intelligentie om zo’n ernstige dyslexie te hebben dat hij in groep 6 op lees- en spellinggebied functioneerde op het niveau van midden groep 4. Natuurlijk mocht deze jongen gebruik maken van hulpmiddelen en werd de leerstof aangepast, maar deze jongen moest functioneren in een groep van leeftijdsgenootjes die wel konden lezen op groep 6-niveau. Ik spreek die jongen nog wel eens en laatst ik vroeg hem: ‘Hoe is het nou op die andere school?’ Hij zei: ‘Ik heb nu een vriendje.’ Ik stond toen echt bijna met tranen in mijn ogen. Wat hebben we dat kind aangedaan – met al onze goede bedoelingen?

Op het SBO liggen de prioriteiten anders en daardoor ervaren kinderen en ouders het vaak als een opluchting wanneer kinderen daarheen kunnen gaan. Reguliere basisscholen worden te veel afgerekend op Cito-scores en opbrengsten. Soms volgen kinderen al vanaf eind groep zes een aparte leerlijn, dan weet je dat ze niet hoog zullen scoren bij de eindtoets van het Cito. Ze zijn wel verplicht aan de Cito-toetsen mee te doen – de volle drie dagen. Soms zien die kinderen die vragen, en proberen ze het niet eens, dan vullen ze maar zomaar wat in. Dat is voor de totaalscore van de school kwalijk, maar vooral voor deze kinderen. En het is absoluut niet nodig. Het staat ook op gespannen voet met passend onderwijs, want zo kijk je niet naar wat kinderen kunnen, maar alleen naar wat ze niet kunnen en daar worden ze op afgerekend. Dit doet geen recht aan juist deze groep leerlingen.

Weinig doorverwijzingen naar het SBO

Binnen het samenwerkingsverband werken we met ambulant begeleiders. Onze medewerkers uit het zorgteam kunnen met hen overleggen over een leerling. Zij kijken dan mee of geven advies als we er zelf niet direct uitkomen. Die constructie loopt erg goed. Het percentage kinderen dat we verwijzen naar het speciaal basisonderwijs ligt heel erg laag. Toevallig is er dit jaar voor het eerst sinds anderhalf jaar weer een meisje naar de SBO gegaan.

De basiszorg op onze school is goed georganiseerd. Er is binnen het samenwerkingsverband heel veel verschillende deskundigheid beschikbaar die ook binnen onze school kan worden ingezet. Als een kind toch wordt doorverwezen, is er eigenlijk altijd sprake van een combinatie van factoren. Niet alleen een leerprobleem, of alleen een gedragsprobleem. Vrijwel altijd is ook sprake van een sociaal-emotioneel probleem, of een combinatie van bijvoorbeeld een hele lage intelligentie plus dyslexie. De minder complexe (vaak enkelvoudige) problematiek kunnen wij eigenlijk heel goed opvangen.

Frictie

Dat we het speciaal basisonderwijs binnen ons samenwerkingsverband in een aparte school in stand willen houden, betekent wel dat er relatief minder geld naar de gewone basisscholen gaat. We hebben nu gegarandeerd dat het SBO voor 150 kinderen bekostigd wordt. Daar zit wel een frictie. Aan de ene kant is het onze opdracht om zoveel mogelijk kinderen binnen boord te houden binnen het reguliere onderwijs, maar aan de andere kant krijgen de basisscholen minder geld vanuit het samenwerkingsverband als er minder dan 150 kinderen naar het SBO gaan. Daardoor kunnen scholen dan minder aandacht besteden aan de andere kinderen met specifieke onderwijsbehoeften

Er wordt daarom gezocht naar mogelijkheden om samen te werken met de andere SBO-scholen binnen het nieuwe samenwerkingsverband. Uiteraard wel met behoud van de eigen identiteit.  Op die manier hopen we Passend Onderwijs voor alle leerlingen binnen onze kamer, maar ook binnen ons samenwerkingsverband,  haalbaar en betaalbaar te houden.

Interview gehouden op 23 juni 2015 door Annemarieke Nierop en Mariska Pijpers
Foto's: Werry Crone