print
interview

Andrea Nederlof is mantelzorger voor een oudere dame en heer, en zorgde intensief voor nog een mevrouw. Deze mensen zijn geen familie van haar, maar kwamen op haar pad. Alle drie zijn het kwetsbare ouderen die zorverleners mijden.

Andrea Nederlof
mantelzorger (en rijksambtenaar)
22 september 2016

'Mijn naam is Andrea Nederlof, ik ben fulltime rijksambtenaar. Mijn man en ik wonen in Den Haag, we hebben geen kinderen meer thuis. Ik heb enige vrijheid in het indelen van mijn werk. Soms neem ik een uur vrij op het werk om op het internet zaken uit te zoeken of te regelen voor mensen voor wie ik mantelzorger ben. Ik ben nu mantelzorger van een vrouw van 75 en een alleenstaande, blinde man. Tot vorig jaar was ik gedurende anderhalf jaar mantelzorger van een andere vrouw, maar aan dat ‘project’ is nu een einde gekomen.

Deze drie mensen zijn per toeval in mijn leven gekomen, ik voelde me geroepen hun hulp te bieden. Het zijn alle drie mensen die vrijwel alleenstaand zijn en die eigenlijk weigeren geholpen te worden door professionele zorgverleners. Ze zijn niet in staat om hun eigen leven te organiseren, dus help ik hen daarbij. Daarnaast geef ik hen aandacht door met ze te telefoneren, ze te bezoeken, medische instanties met ze te bezoeken of met ze koffie te drinken in de stad.

Ik zal hen kort beschrijven, maar daarbij noem ik niet hun echte namen.

Blinde Bart

Bart is 85, vrijwel zijn hele leven blind en licht autistisch. Hij woont in een verwaarloosde woning in Den Haag. Hij komt in aanmerking voor een plaats in een verzorgingshuis voor blinden, maar daar wil hij niet heen. Hoewel hij zijn leven lang als bibliothecaris heeft gewerkt, heeft hij het materieel moeilijk omdat een van zijn vroegere mantelzorgers hem financieel heeft uitgekleed en hem heeft opgezadeld met een dubbele hypotheek. Ik heb met de nodige moeite hulp gevonden van maatschappelijk werk en samen hebben we aan die financiële misstand grotendeels een einde kunnen maken. Er was strafrechtelijk niets aan te doen.

Ik woon zelf aan de andere kant van de stad, maar heb buurtgenoten en oud-collega’s van Bart gevonden die regelmatig iets voor hem kunnen doen, zoals zijn eten opwarmen. Een van de buren heeft een buurttaxi georganiseerd zodat Bart een keer per week bij kennissen kan gaan eten.

Cootje chaootje

Het tweede geval is Charlotte, een 75-jarige française die al vijftig jaar in Den Haag woont maar niet goed is geïntegreerd. Ik noem haar Cootje Chaootje. Charlotte heeft allerlei lichamelijke klachten waarmee ze van de ene dokter naar de andere specialist loopt. Ze heeft twee verwaarloosde woningen in Den Haag. Mijn man en ik hebben haar al vaak aangeboden om te helpen een keer flink op te ruimen en schoon te maken, maar daar gaat ze niet op in. Daarnaast heeft ze nog twee woningen uit een erfenis in Frankrijk, waar ze regelmatig naartoe gaat maar waar ze evenmin een sociaal netwerk heeft.

Ik heb de indruk dat Charlotte begint te dementeren. Ze is in elk geval vaak depressief en angstig en ze is nergens positief over. Ze zou eigenlijk in een seniorencomplex met enige verzorging moeten wonen, zodat ze mensen en een structuur om zich heen heeft. Dat kan ze best betalen. Ik ga nu de ouderenconsulent van het stadsdeel Centrum over haar situatie informeren. Die heb ik in een ander project leren kennen en hij kan haar misschien op andere gedachten brengen.

Corrie

Mijn derde mantelzorgproject was Corrie, nu 68, die jarenlang onze huishoudelijke hulp was. Zij woonde met een zoon in een sjofele woning boven een winkel in Den Haag, maar die zoon deugde niet en profiteerde op een ongepaste wijze van zijn moeder. Hij deed los-vast werk en was op een gegeven moment naar het buitenland verdwenen. Thuis lag nog een doos vol ongeopende blauwe enveloppen van de Belastingdienst en er had al eens een deurwaarder op de stoep gestaan. Corrie vond het goed dat ik eens naar die papieren kwam kijken. Er bleken enorme schulden te zijn. Ik heb contact gezocht met de Belastingdienst. Het was vooral een administratief probleem, maar de oorzaak – gesjoemel als zzp’er – was daarmee niet opgelost.

Toen zoonlief weer thuis kwam, bracht hij een vriendin mee en samen hebben ze Corrie het huis uit gepest. Midden in de winter liep ze over straat. Toen ze ook nog fysiek bedreigd werd, de politie al eens aan de deur was geweest en de zoon een mes aanschafte, hebben mijn man en ik haar tijdelijk in huis genomen. Even later is de zoon opgepakt wegens doodslag bij een cocaïnedeal.

Het zoeken naar een woning en het saneren van haar schulden was een lastig karwei. Corrie vermeed elk contact met officiële instanties en vertrouwde daar in principe niemand. Na veel zoeken en vragen kreeg ik contact met een heel betrokken ouderenconsulent van de gemeente die haar vertrouwen wist te winnen. Via hem kwam er in vrij korte tijd een woning voor haar beschikbaar.

In de maanden dat ze bij ons woonde, kwamen we erachter dat Corrie gokverslaafd is. Opeens begrepen we waarom ze nooit geld had en niet met instanties in aanraking wilde komen, want die romen een deel van je AOW af zodra die binnenkomt. Toen we een woning voor haar hadden gevonden, hebben we zo snel mogelijk het allernoodzakelijkste voor haar gekocht en haar daar naartoe gebracht. Zij wilde niets meer met ons te maken hebben en wij niet meer met haar.

Over Corrie en haar leven is een boek te schrijven. We hebben in die periode dat ze bij ons woonde contact gekregen met een dochter en ellendige verhalen gehoord. Toch zijn we blij dat we haar hebben kunnen helpen, want als ze bij haar zoon was gebleven, had het heel erg kunnen aflopen.

Niet nog meer tijd aan mantelzorg besteden

Ongeveer zeven jaar geleden kreeg de zorg voor Bart de huidige vorm. De laatste jaren zijn de twee andere gevallen op mijn pad gekomen. Corrie heeft drie maanden bij ons in huis gewoond. Ik besteed niet zo heel veel tijd aan de hulp, twee tot vier uur per week. Ik zou nu ook niet meer tijd eraan willen besteden. Wanneer ik korter of niet meer zou werken, dan zou ik dat zeker wel doen.

Geen van drieën woont in een instelling. Bart wilde gewoon niet naar een zorginstelling. Hij is drie jaar geleden thuis van de trap gevallen en moest toen revalideren in een verzorgingshuis. Daarna wilde hij beslist weer naar zijn koude, gebrekkige woning terug waar hij helemaal alleen is.

Ik ben steeds op zoek naar anderen die kunnen helpen, vrijwilligers of instanties. In het geval van Bart heb ik buren en mensen uit zijn omgeving kunnen inschakelen, die hem helpen met zijn eten en zijn persoonlijke verzorging. Ik probeer als het ware een constructie van hulpverleners om die mensen heen te bouwen, waardoor ze niet omvallen. Ik zet er steigers omheen.

Charlotte hoeft niet naar een zorginstelling, maar het zou beter zijn als ze in een seniorencomplex of een pension zou wonen, want alleen redt ze het niet. Ze zal echter geen gemakkelijke gast zijn.

Uit zichzelf weigeren ze alle drie professionele hulp, dus ik moet dat heel omzichtig aanpakken. Ik heb intussen een goede ervaring met ouderenconsulenten in het zoeken naar een verbetering van een situatie. Wat betreft de professionals: het duurt telkens lang voor ik bij de goede mensen terecht kom, terwijl ik toch wel handig ben in het vinden van een weg door de instanties. In het geval van Corrie, die bedreigd werd door haar zoon, was acute hulp nodig, maar het wijkcentrum stond daar niet voor open. Ik werd een tijdje van het kastje naar de muur gestuurd. Ook de eerste afspraak van Corrie om een eigen woning te vinden ging helemaal mis door een gebrek aan professionaliteit bij de intake. Daardoor ging veel tijd verloren tot ik eindelijk in contact kwam met de ouderenconsulent, die gelukkig heel goed in zijn vak bleek te zijn.

Ik ben er trots op dat Bart kan blijven wonen waar hij wil en op de manier die hij wil. En ik haal er voldoening uit dat ik Charlotte kan helpen met praktische zaken, dat ik haar eenzaamheid een beetje kan verlichten. Misschien ga ik erin slagen haar naar een stabielere situatie te begeleiden.

Maar alle drie de gevallen tonen geen spoor van dankbaarheid, ze hebben volstrekt geen oog voor wat anderen voor hen doen. Dat is soms moeilijk. Je draagt van alles voor ze aan, maar willen niet geholpen worden. Ze zijn alle drie erg negatief over hun omgeving. Ik kan en wil er niet in meegaan. Daarom doseer ik ook de contactmomenten met hen.

Het is voor mij heel belangrijk dat mijn partner me bij praktische zaken helpt, dat hij als praatpaal wil fungeren en dat ik mijn frustraties bij hem kan uiten. Ik kan er met hem goed over praten.

Deze kwetsbare ouderen hebben iemand nodig die hen er doorheen kan helpen. Mijn zorg is dat er in de toekomst steeds meer van dit soort gevallen komen: mensen die zorg mijden of die niet beseffen dat ze hulp nodig hebben en daar een beroep op mogen doen. Ze zijn erg kwetsbaar. Er zijn zogenaamde mantelzorgers die het gemunt hebben op het geld of het vermogen van deze mensen. In twee van de drie gevallen waar ik mee te maken heb, waren er grote financiële problemen. Ik heb zelf een aantal keren moeten bijspringen. Deze eenzame, hulpbehoevende mensen zijn een gemakkelijke prooi, zeker omdat zij contact met instanties mijden.

Het moet veel duidelijker worden waar je je als mantelzorger van dit soort gevallen toe kunt wenden voor hulp. De afgelopen jaren veranderde dat voortdurend. Het was zelfs voor mij een enorme digitale zoektocht omdat de bereikbaarheid van instanties en personen vaak slecht was. Misschien dat het beter wordt wanneer de Wmo volledig is ingevoerd, maar ik heb het nog niet gemerkt.'

Interview afgenomen door Pieter Maessen in Den Haag, juni 2016
Foto: Pieter Maessen