print
interview

Samenwerkingsverbanden van scholen hebben sinds de invoering van Passend Onderwijs veel meer invloed. Zij verdelen het geld voor ondersteuning op scholen - de vroegere 'rugzakjes'. De manier waarop zij dat doen, maakt veel uit.

Jan Bot en Andrew Albers
voorzitter samenwerkingsverband van scholen Kop van Noord-Holland en bestuurder van de stichting Kopwerk, respectievelijk coördinator samenwerkingsverband Kop van Noord-Holland en manager Onderwijs Begeleidingsdienst Noordwest
28 januari 2016

Andrew  Albers: 'Leerlingen in het basisonderwijs die extra ondersteuning nodig hebben, kregen dat vroeger in de vorm van een rugzakje. Nu krijgen scholen extra middelen voor de begeleiding van deze leerlingen vanuit het samenwerkingsverband waar ze onder vallen. Hoe die ondersteuning precies geregeld is, verschilt per samenwerkingsverband.'

Jan Bot: 'De politiek heeft hiermee een halt toegeroepen aan die openeindefinanciering, waarvan de kosten ieder jaar maar bleven stijgen. Voor steeds meer kinderen werden namelijk rugzakjes aangevraagd. In ons samenwerkingsverband Kop van Noord-Holland hebben we de scholen verdeeld in scholengroepen. Die scholengroepen zijn regionaal bepaald. Je hebt bijvoorbeeld de scholengroep Texel, en de scholengroep Wieringermeer. Den Helder is verdeeld in drie scholengroepen. Doordat de scholen per regio zijn ingedeeld, moeten ze problemen samen oplossen.

Die scholengroepen gaan dwars door de organisaties, door de zuilen, heen. Directeuren van die scholen hebben opeens allemaal collega’s die ze over de zorg voor kinderen spreken, die ze helemaal niet kenden, of alleen groetten. We leren nu veel meer van elkaar dan voorheen.

De scholengroepen krijgen van ons een gezamenlijk budget. Ze moeten dus goed samenwerken. Uit dat budget moeten de extra ondersteuning per leerling betaald worden en de arrangementen die afgegeven worden. Met de gelden die overblijven kunnen goede dingen gedaan worden in het kader van passend onderwijs. Daar hebben de scholen vrijheid in.'

Andrew Albers: 'Die scholengroepen voorkomen dat moeilijke kinderen geweerd worden, of dat ze thuis komen te zitten. Laatst verhuisde bijvoorbeeld een problematisch gezin vanuit de scholengroep Julianadorp naar de scholengroep Den Helder Zuid. De nieuwe school zei: dit wordt lastig, dat gaan we niet redden, we willen eerst informatie inwinnen bij de oude school. Waarop de ouders zich meldden bij de school daarnaast, en vervolgens weer bij de derde school in de buurt. Die scholen hadden zoiets van: jullie proberen ons erin te laten lopen door te zeggen dat je het niet kan, en vervolgens krijgen wij die kinderen. We zijn toen vanuit de scholengroep om tafel gaan zitten. Het resultaat was dat twee kinderen een plek hebben gekregen op die scholen en dat het derde kind naar het speciaal onderwijs is gegaan.

Dit heeft op zich niets met onderwijsvernieuwing te maken. Het heeft te maken met samenwerken, met hoe we met elkaar omgaan. Dat je niet hoeft de leuren met een kind dat problemen heeft.'

We willen dat alle scholen samenwerken, dat ze elkaar niet beconcurreren

Jan Bot: 'Ik weet dat in West-Friesland het samenwerkingsverband een vergelijkbare opzet kent. Ze noemen het daar knooppunten, ook regionaal georganiseerd, door de denominaties heen. Wat we boven alles willen bereiken is dat onze scholen samenwerken, dat ze elkaar niet beconcurreren. Zeker nu met die leerlingenkrimp is dat namelijk een gevaar. Samenwerken is in deze regio de enige oplossing: we hebben aan drie kanten water, dus we zijn op elkaar aangewezen.

Scholen bouwen een bepaalde ervaring op, expertise. We hebben bijvoorbeeld een paar scholen die een aantal kinderen met het syndroom van Down de hele schoolloopbaan op school gehouden hebben. Het is mooi om die ervaring te delen als een paar scholen verderop ook een kind met Down komt te zitten.

Als je scholen zelf hun profiel laat kiezen, specialiseren zich zich allemaal op hoogbegaafdheid

Als je scholen zelf laat kiezen welk profiel ze hebben, dan kiezen scholen allemaal de profielen die interessant zijn. Je hebt bijvoorbeeld scholen die zich specialiseren op hoogbegaafdheid – dat vinden bepaalde ouders leuk. Het is ook uitdagend. Dat is trouwens maar de helft van de werkelijkheid, want het kan ook heel lastig zijn.'

Andrew Albers: 'Je hebt scholen die veel ervaring hebben met bijvoorbeeld autistisch gedrag, maar die profileren zich daar dan niet mee. Een belangrijk deel van die profielgedachte hebben we geneutraliseerd door scholen in scholengroepen onder te brengen. Mensen kiezen toch veel minder op profiel dan we vaak denken: 98% van de ouders vindt simpelweg de nabijheid van de school het belangrijkste. Laten we er dus met elkaar voor zorgen dat het onderwijs in de regio gewoon hartstikke goed is. Dat is de opdracht van de scholengroepen: zorg ervoor dat er in die regio kei-goed onderwijs wordt gegeven.

Passend onderwijs zou er op den duur wel toe kunnen leiden dat de grenzen tussen christelijk en openbaar onderwijs zullen vervagen, omdat je steeds meer gemeenschappelijk doet.'

Jan Bot: 'Natuurlijk moet een school wel een eigen identiteit hebben. Die identiteit is iets wat leerkrachten, ouders en kinderen iedere dag samen waarmaken. Dus alles wat de school tot die school maakt, dat is je identiteit. Een bestuur faciliteert, zorgt dat de salarissen er komen, kijkt mee of het kwalitatief klopt, zorgt dat die scholen zo goed mogelijk kunnen functioneren en als het niet goed gaat grijpt het in. Of ik dat nu doe op een christelijke school, op een openbare school of op een vrije school – ik ben afgelopen jaar voor alle drie verantwoordelijk – dat maakt mijn manier van besturen niet anders. Want overal wil ik dat kinderen in Nederland het zo goed mogelijk doen. Ik ben natuurlijk net zo blij als ik dat op een openbare, christelijke, vrije school, jenaplanschool of daltonschool doe – die we allemaal hebben.

Je kunt vanuit het historische uitgangspunt ‘wij zijn christelijk’ of ‘katholiek’ of ‘openbaar’ uitgaan, maar je kunt ook kijken: waar zijn wij nu voor? Dat we verschillende scholen hebben is volgens mij ok, daar kun je kracht uit halen. Maar het idee ‘dit is ons clubje en de anderen zorgen maar voor zichzelf’ daaraan ontworstelt onze samenleving zich zo langzamerhand.'

Soms minder begeleiding

Jan Bot: 'Scholen kunnen een arrangement bij ons aanvragen voor een bepaald bedrag, waarvan ze kinderen die dat nodig hebben extra ondersteuning kunnen geven. Een commissie heeft voor ons samenwerkingsverband al die kinderen die extra ondersteuning nodig hebben opnieuw bekeken. Die commissieleden hebben de drie maanden in de aanloop naar de invoering van passend onderwijs permanent hoofdpijn gehad. Ze hebben hier wekenlang zitten vergaderen. Maar we waren wel klaar toen het passend onderwijs begon. Alle scholen konden zien wat ze aan ondersteuning kregen, ook van elkaar.

Er zijn ook kinderen die nu met de helft toekunnen van wat ze voorheen kregen, toen ze nog een ‘rugzakje’  hadden. Want ja, vroeger vroeg je een ‘hele’ rugzak aan, maar soms was de school handig, of zaten er twee van dat soort kinderen in de klas. Daarom vragen we nu steeds aan de scholen: ‘Wat heb je echt nodig?’ Soms is dat meer, maar heel vaak is dat wat minder dan voorheen. Daarom denken we dat we het samen gaan redden met het beschikbare budget. Maar als je het als samenwerkingsverband eigenlijk nog doet op de manier zoals het vroeger ging, dan kom je niet uit denk ik.

Samenwerkingsverbanden kunnen er ook voor kiezen het geld dat ze hebben te verdelen over het aantal leerlingen. Dat is op heel veel plekken in het land gebeurd. Maar dat is eigenlijk armoede, want dan gaat de discussie alleen over het verdelen van geld. En wij willen dat de discussie gaat over het onderwijs en de zorg voor de kinderen die we in dit gebied hebben. Daar sturen we steeds op.

Die discussie kun je alleen voeren als er een goede verbinding is tussen de besturen van de scholen, en als die besturen verantwoordelijk voor het geheel willen nemen, als ze elkaar ook wat gunnen en de ruimte geven. Dat lijkt een open deur, maar is niet vanzelfsprekend. We proberen tussen de schoolbesturen verbindingen te leggen, op zo’n manier dat niet iedereen zijn rechten gaat claimen, maar er echt wordt samengewerkt.

In Nederland hebben we toch een beetje een cultuur dat bestuurders zich moeten laten zien, zich moeten verantwoorden. Dan ondergraaf je dus de samenwerkingscultuur. We proberen het zo te organiseren dat je niet steeds dat haantjesgedrag hebt.'

Zorg op school

Andrew Albers: 'Sommige kinderen hebben zorg nodig op school – persoonlijke verzorging, bijvoorbeeld omdat ze in de loop van de dag verschoond moeten worden, dat soort dingen. De financiering van zorg leidt nogal eens tot problemen.'

Jan Bot: 'Die zorg konden ouders vroeger betalen uit het pgb, nu moet die zorg in veel gevallen via de gemeenten lopen. Ouders worden daar horendol van, gemeentes snappen het nog niet. Je had ook kunnen zeggen: als een kind naar school gaat dan hoort het zorgbudget gewoon in het samenwerkingsverband bij passend onderwijs. Als daarvoor was gekozen dan hadden die ouders zich, net als alle andere ouders in Nederland, geen zorgen hoeven maken wie het zou gaan betalen dat hun kind naar school ging. Doordat dit nu een beetje bij ministerie 1 zit (Onderwijs) en een beetje bij ministerie 2 (Zorg en Welzijn) maken we het voor dat schoolbestuur en die school ontzettend ingewikkeld en tijdrovend om deze zorg te regelen. En de ouders kost het veel energie en emotie.

In de aanloop naar passend onderwijs hebben we met de gemeenten in deze regio afgesproken dat we de kosten voor dit soort zorg op school fifty-fifty verdelen tussen gemeenten en het samenwerkingsverband.'

Andrew Albers: 'De staatssecretaris lijkt de middelen nu alleen weer bij de samenwerkingsverbanden vandaan te willen halen. We zijn nog niet eens begonnen of je ziet dat er weer geknabbeld wordt aan datgene wat we prima zelf kunnen uitvoeren in een regio. Er zijn blijkbaar samenwerkingsverbanden die weigeren hun verantwoordelijkheid te nemen hiervoor, met het argument dat de gelden niet geoormerkt zijn. In mijn ogen slaat dat nergens op: het gaat erom dat er kinderen zijn die ondersteuning moeten hebben, en daar ben je als samenwerkingsverband verantwoordelijk voor. Maar er zit ook iets achter van twee of meer ministeries die niet coöperatief genoeg zijn om de middelen die hiermee gemoeid zijn in een pot te stoppen.' 

Interview gehouden door Annemarieke Nierop op 22 mei 2015.
Foto: Werry Crone