print
interview

De bezuinigingen zijn goed, maar je moet ze niet als uitgangspunt nemen bij de hervorming van de zorg en het welzijnswerk, zoals nu wel gebeurd is. Kwetsbare mensen zijn hier de dupe van geworden.

André Jager
directeur van zorginstelling Humanitas-Bergweg in Rotterdam Noord
14 april 2016

Iedereen kent wel Humanitas, de verening. Zij doen aan hulpverlening bij prostitutie, maatschappelijk werk, HIV-hulpverlening, het buddywerk, diverse ambulante diensten en boodschappenservices. Maar in Rotterdam heeft Humanitas van oudsher daarnaast ook een poot ouderenhuisvesting. Die is uitgegroeid is tot 35 vestigingen. Wij bieden als Humanitas-zorg eigenlijk het hele spectrum aan ouderenzorg, waaronder: thuiszorg, verpleeghuiszorg, huishoudelijke ondersteuning, begeleid wonen en dagopvang.

De vestiging Humanitas-Bergweg heeft, naast een kleine verpleegafdeling voor dementerende ouderen en een ontmoetingscentrum, tweehonderd sociale huurappartementen met ongeveer 230 bewoners. Twee derde van de mensen die daar woont heeft zorg nodig, waarvan de helft medium zorg en de helft zwaardere zorg. Die mix houden we aan voor de leefbaarheid. Als we het voor de betaalbaarheid zouden doen, dan zouden we hier honderd procent bewoners met zware zorg organiseren.

Van de mensen die geen zorg nodig hebben werkt 70% bij ons als vrijwilliger. Als je vijftig bent, alleenstaand en een beetje eenzaam dan kun je hier gaan wonen. Het zijn gewilde woningen, er is een wachtlijst van zo’n vierhonderd mensen, de meesten daarvan zijn nog gezond.

Mensen die hier binnen stappen moeten niet het gevoel hebben dat ze in een verpleeghuis of ziekenhuis zijn

Omdat veel van onze cliënten minder mobiel zijn, is het belangrijk de buitenwereld hier naar binnen te halen. Mensen die hier binnen stappen moeten niet het gevoel hebben dat ze in een verpleeghuis of ziekenhuis zijn. We proberen een leuke omgeving te creëren met aansprekende activiteiten, een gezellig restaurant en betrokken mensen aan de balie, zodat mensen graag op bezoek komen. Niet alleen de bewoners zijn mijn klanten, ook hun kinderen en kleinkinderen zijn mijn klanten.

Wij richten ons niet zozeer op de financiën en ook niet zozeer op zorg, maar op het hele palet; het gelukkige leven van een cliënt. Goede zorgverlening in de nabijheid is daarvoor een belangrijke voorwaarde, maar onze focus ligt op gelukkig oud worden.

Een schoon en leefbaar huis

Van de overgang van de AWBZ naar de Wmo en de Wlz op 1 januari 2015 hebben wij veel last gehad. Iedereen zag de transformatie aankomen maar hoe deze precies zou gaan uitpakken wist niemand. Het was een onrustige periode. Toen de puntjes op de i bekend waren, moest er in enkele maanden van alles veranderen. Zo is het oude systeem van uurtje-factuurtje verdwenen.

We mochten niet meer zeggen: we komen vier uur per week bij u schoonmaken

De financiering gaat nu uit van resultaten, bijvoorbeeld: een schoon en leefbaar huis. Aan die resultaten zit een budget vast. We mochten niet meer zeggen: we komen vier uur per week bij u schoonmaken. Onze communicatie moest zijn: wij zorgen voor een schoon huis en of wij dat nu doen in twee uur of in vier uur, dat moet voor u niet uitmaken.

Voor de klanten is dat heel moeilijk, maar ook voor de organisatie is het moeilijk. Mensen met een flexcontract vormden de eerste groep waar wij afscheid van moesten nemen – er werd 30% a 40% van mijn budget afgehaald. Die medewerkers komen helaas niet terug, en daar zitten echt pareltjes bij: jonge mensen die heel goed zijn voor deze sector.

Voorheen kregen mensen gemiddeld vier uur hulp. Dat is nu gehalveerd. Als een klant meer uren wil, moet hij of zij tegenwoordig bijna dood zijn

We wisten natuurlijk wel dat er wat af zou gaan, dat zoemde al heel lang rond, maar voorheen kregen mensen gemiddeld vier uur hulp en dat is nu gehalveerd. Als een klant meer uren wil, moet hij of zij tegenwoordig bijna dood zijn. Voor de thuiszorgmedewerkers betekent het dat zij meer klanten zien op een dag en dat de werkdruk toeneemt.

Ook de bureaucratie is erg toegenomen. Ik ben absoluut voor transparantie, maar als je nu ziet wat wij moeten doen aan registratie en verantwoording! Menig cliënt zou zeer gelukkig worden als hij het geld dat daarmee gemoeid is, terug zou krijgen in verzorgings- en verplegingsuren. De accountants van de gemeente willen tot op de minuut weten wat we met het geld doen. Dan krijg je dus staatjes: twee minuten voor voeten wassen, tien minuten voor steunkousen… Dat zijn maximalen dus het liefst moet het allemaal nog sneller.

Sociale wijkteams

Ambtenaren van de verschillende (deel)gemeentes, die die in veel gevallen een kantoorbaan hadden, werden in één keer ingedeeld in een sociaal wijkteam. Die moesten zich natuurlijk helemaal inlezen in de nieuwe materie. We begonnen eigenlijk helemaal vanaf nul. Want om goed te kunnen doorverwijzen moeten ze daarnaast ook kennis krijgen van de zorg- en welzijnsorganisaties in de regio. Dat heeft heel veel tijd en frustratie opgeleverd, maar ook fouten.

Zo was er een beginnend dementerende mevrouw, die werd beoordeeld door het wijkteam. Ze zeiden tegen de familie: deze mevrouw moet niet naar een dagopvang, want het gevaar bestaat dat ze wegloopt. Het sociale wijkteam heeft toen, tegen ons advies in, een indicatie afgegeven voor een intramurale setting. Vervolgens was die mevrouw daar doodongelukkig, en liep ze weg. De familie belde ons in paniek op, en nu zit ze weer hier. Daar ging in totaal een jaar overheen. Het kost veel geld, zo’n verplaatsing naar een intramurale afdeling, maar in dit geval gaf het vooral veel leed voor de familie en voor de cliënt.

Soms bekruipt me de angst dat het wijkteam de opdracht heeft gekregen mensen makkelijk te verwijzen naar intramurale zorg

Het is ontzettend belangrijk dat er deskundige mensen in de wijkteams zitten, want zo’n team heeft veel macht. Soms bekruipt me de angst dat het wijkteam misschien wel de opdracht heeft gekregen mensen makkelijk te verwijzen naar intramurale zorg. Dan drukken mensen immers niet meer op de financiering van de gemeente, dan gaan ze van de Wmo over naar de Wlz. Dat is doemdenken natuurlijk, maar op de overgang van de AWBZ naar de Wmo zat wel een korting van 30% tot 40%.

Eenzaamheid

Wij komen veel bij mensen thuis achter de voordeur. Vooral de eenzaamheid valt ons op. Een vrouw die jarenlang als huisvrouw heeft gewerkt, waarvan de man is overleden, die niks weet van financiën en helemaal in de war raakt, heeft goede hulp nodig. Nu kun je veel doen met vrijwilligers en leuke activiteiten, maar soms is er meer nodig. Dan moet er eens een goede GGZ-psycholoog naar kijken. Iemand doorverwijzen naar het wijkrestaurant heeft dan geen zin. 

Een van de belangrijkste dingen in de ouderenzorg is de roep om aandacht. Als je ouder wordt, krimpt je netwerk. Maar ouderen zijn ook gewoon mensen, die moeten hun verhaal kwijt. En ze moeten een verhaal hebben, anders gaan ze klagen over hun mankementen. Ze claimen die tijd om te klagen dan bij de verzorgende die iedere ochtend tien minuten langskomt om steunkousen aan te trekken of bij een huisarts.

De maatschappij heeft meer plekken als Humanitas-Bergweg nodig. De trend is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen, in hun vertrouwde omgeving. Maar in die omgeving moet er voor deze mensen, die voorheen naar verzorgingshuizen gingen, dan wel een soort infrastructuur zijn. Het opzetten van zo’n infrastructuur zal altijd goedkoper zijn dan een plek in een verzorgings- of verpleeghuis. Maar bij de ‘kanteling’ is er tegelijkertijd gekort op huishoudelijke ondersteuning, thuiszorg en dagbesteding, dat maakt dat het nu allemaal behoorlijk moeilijk gaat.

Door de korting van veertig procent op ons budget zijn we gedwongen mensen voor bepaalde activiteiten een eigen bijdrage te vragen. Dat betekent dat zij voor een maaltijd moeten betalen en dat je meer met vrijwilligers gaat samenwerken - dat laatste is overigens wel heel goed. Professionele krachten in combinatie met vrijwilligers kunnen veel voor elkaar krijgen op een laagdrempelige manier.

Het gevolg van een te hoge eigen bijdrage is dat mensen afhaken. Mensen met een pensioen die 25 euro aan eigen bijdrage per uur moeten betalen voor huishoudelijke hulp, dat kan ik niet verkopen. Dan druk je mensen in het zwartwerk, want een hulp die zwart uitbetaald wordt, kost 12,50 bij wijze van spreken. En die heeft waarschijnlijk ook meer aandacht voor je, en dan ben je van al het bureaucratische gezeur af.

Als de zorg gefinancierd wordt vanuit de Wmo, is het vaak lastig dat alle zorg en hulp in handen moet liggen van één organisatie. Dat geeft problemen. Zo krijgt een mevrouw uit deze wijk al vijftien jaar huishoudelijke hulp van zorgorganisatie Aafje. Daar is ze heel gelukkig mee. Ze heeft echter ook dagverzorging bij een aparte groep voor Marokkaanse ouderen bij Humanitas. Ook hier heeft ze het al tien jaar naar haar zin. Nu moet er voor haar een arrangement komen en moet mevrouw een keuze maken tussen Aafje en Humanitas. Op die manier breng je mensen in een behoorlijk moeilijk pakket.

Voorheen waren er mensen die negen uur huishoudelijke hulp per week kregen en elke week hun ramen lieten lappen. Ik wil niet zeggen dat er misbruik werd gemaakt van de oude AWBZ maar er werd behoorlijk wat gebruik van gemaakt. Ook ik schaam me ervoor dat er nog mensen in een verzorgingshuis wonen op veertig vierkante meter, waar alles voor ze wordt gedaan. Dat zijn excessen, maar nu is het omgedraaid naar het minimale.

Ik begrijp de omslag, maar je moet niet, zoals in Rotterdam gebeurt, de organisaties op alle punten de duimschroeven aandraaien. Dan krijg je organisaties die zich alleen nog maar kunnen focussen op de financiën. Als ik soms kijk naar de regelgeving en alles wat wij over ons heen krijgen, dan denk ik bij mezelf: welke wereldvreemde idioot heeft dit nou weer bedacht? Dan vind ik dat bijvoorbeeld een Diederik Samson, die een half jaar meeloopt met een thuiszorgorganisatie, lef heeft. Laat ook die verstokte ambtenaren van de gemeente en van de rijksoverheid gewoon een keer meelopen. Politici zien we hier eigenlijk alleen met verkiezingen.

Vrijwilligers en mantelzorgers

Humanitas is gespecialiseerd in het koppelen van vrijwilligers aan professionals. Met de gemeente hebben we geregeld dat een vrijwilliger die bij ons werkt, ook verzekerd is, maar de begeleiding van vrijwilligers betalen we uit ons normale budget. Dat lukt, al zorgt het voor een stijging van onze normale overhead.

In de gemeente Rotterdam is het ‘social return project’ opgericht. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt moeten daarbij een verplicht aantal uur per week als vrijwilliger werken. Wij hebben een aantal mensen met een uitkering samen met het UWV opgeleid tot assistent huishoudelijke ondersteuning. Zij helpen de vaste medewerkers en zorgen dat er wat meer tijd is voor dat praatje of voor dat kopje koffie.

Die samenwerking met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt geeft ook een hoop positieve energie. Het is heerlijk om te zien dat deze mensen hier binnenkomen, eigenlijk geen zin hebben, om vervolgens op te bloeien in hun werkzaamheden. Je kunt dat ook heel goed combineren met ouderen. Hoe kwetsbaar ouderen ook zijn, als ze dan een jongere met een fysieke of mentale beperking kunnen ondersteunen, geeft dat ze een gevoel van meerwaarde en andersom geldt dat ook voor de jongere.

Ons restaurant, dat mede gerund wordt met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, draait jaarlijks verlies. Dan kun je zeggen: dat is verschrikkelijk, daar loop je op leeg, maar je kunt ook benadrukken wat het oplevert aan welzijn.

Over vijf jaar kan het allemaal heel mooi geworden zijn, daar ben ik van overtuigd. Kortingen zijn nooit leuk, maar het is goed om welzijnswerk te combineren met zorg. Eerst kijken naar wat mensen zelf kunnen, eventueel met hulp van het eigen netwerk, levert uiteindelijk die bezuiniging van dertig tot veertig procent wel op. Dat die bezuiniging nodig is, zie ik ook wel. Maar je moet er niet mee starten. Dan gaan organisaties gelijk in de rem en denken cliënten ‘we worden beetgenomen’. De focus hoort niet zo extreem te liggen op de financiën.

Interview gehouden op 27 augustus 2015 door Annemarieke Nierop en Jolien van de Sande
Foto: Joop Plukaard