print
interview

Martin Nolet geeft les op het Mundus Collega, en heeft zo'n tweehonderd jongeren aan een vrijwillige mentor van Goal geholpen, en hen begeleid. Het feit dat de mentor vrijwilliger is, maakt de begeleiding zo succesvol, denk hij.

Martin Nolet en Pomme Woltman
Martin Nolet is vanaf 2006 mentorbegeleider Goal op het Nova College (nu Mundus College) en heeft ongeveer tweehonderd mentoraten begeleid; Pomme Woltman is werkzaam voor het Goal mentorproject bij Radar Advies.
09 februari 2015

Martin Nolet: 'Er ging een bericht de school rond met de vraag welke leraar geïnteresseerd was om samen met het project Goal jongeren te koppelen aan een vrijwillige mentor. Mij leek dat wel wat.

Mijn rol bleek intensief. De zorgcoördinatie op school had er veel interesse voor. Als zij bij een jongere met problemen vonden dat professionele hulpverlening nog niet aan de orde was, maar extra aandacht wel, dan kreeg ik van hen een mailtje of ik de jongere kon koppelen aan een Goal-mentor.

Het coachen van een jongere door een vrijwillige mentor is heel anders dan professionele hulpverlening. Bij dat laatste krijgt een jongere gewoon iemand toegewezen, bijvoorbeeld een maatschappelijk werker. Bij een mentor zijn juist de wensen van de jongere leidend. Ik interviewde een jongere eerst om te horen hoe hij of zij in elkaar zat, welke hobby’s en verlangens hij of zij had. Dat gaf ik weer door aan Goal, die daar dan een mentor bij zocht. De ene jongere had volgens mijn inschatting vooral behoefte aan een doortastende mentor die praktische hulp gaf, een andere had juist behoefte aan warmte en een mentor die samen gezellige dingen wilde doen. Of een jongen was erg bezig met voetbal en wilde daarin een carrière maken. Dan zochten jullie bij Goal iemand die paste.'

Pomme Woltman: 'Het ging ons er niet zozeer om dat de jongere een voetbaldroom zou realiseren, maar dat als een mentor ook van voetballen hield, dat de kans vergrootte dat er een goede band ontstond waarbinnen de mentor de jongere kon helpen met ook andere dingen.

We waren altijd erg blij met jouw aanvragen, want je gaf ons alle informatie die nodig was om de beste match te zoeken. Dat vergroot de kans op een succesvol mentoraat.'

Martin Nolet: 'De match is heel belangrijk. Ik heb kort geleden nog daarover gesproken met een jonge vrouw die ik ooit, toen ze nog op het Nova College zat, twee keer aan een mentor heb gekoppeld. Zij vertelde dat in haar beleving het van wezenlijk belang is dat de mentor er alleen voor jou is, dat je niet iemands “werk” bent, een van velen, maar dat je een unieke band met iemand hebt, een gelijkwaardige relatie. Je merkt ook dat mentees trots zijn op hun mentor, dat ze graag die persoon voorstellen met “dit is mijn mentor”. Dat komt bij maatschappelijk werkers niet gauw voor.

De jongere beleeft het ook zo dat er van alles mogelijk is binnen dat contact, dat er ruimte is, niet een voorgeschreven procedure ten behoeve van dossiervorming van de hulpverlener. Hij of zij ervaart de aandacht en mogelijkheden als eindeloos, ook al trekt de mentor zijn of haar persoonlijke grenzen.

Zo was er een jongen die als doel had geformuleerd op tijd uit bed te komen om naar school te gaan. De mentor, een man met een zware baan die het echt erg druk had, pakte dat op door die jongen drie keer met de auto op de halen en hem op tijd bij school af te leveren. Die jongen trok toen de conclusie: “Als hij het kan opbrengen mij helemaal te komen ophalen, moet het mij ook kunnen lukken om op tijd op te staan.”

Een Turks meisje van mijn school zat in het praktijkonderwijs en is doorgestroomd naar vmbo basis en toen afgestudeerd op vmbo kader niveau. Een enorme prestatie. Dat kwam doordat haar mentor haar schoolprestaties serieus nam en haar stimuleerde. Voor zo’n meisje is dat in het begin wel erg wennen dat een volwassene echt in haar geïnteresseerd is. Het duurt een tijdje voor ze daarop durft te vertrouwen. Ik heb bij verschillende Turkse en Marokkaanse meisjes gezien dat thuis de aandacht voor hun leerprestaties ontbrak of zelfs dat je best doen op school als negatief werd gezien. Ik herinner ik me een meisje van wie de vader zijn zoons complimenteerde met hun kerstrapport, maar dat van haar zwijgend wegborg in een la. Dat meisje was daar heel verdrietig over. Mijn ervaring was dat als ik zulke meisjes koppelde aan een coach, ze vaak met goede cijfers voor het eindexamen slaagden.

Wat mij aan mentoren opvalt is dat ze zo’n fantastische instelling hebben. Ze willen iemand graag helpen en zetten hun kracht en bagage daarvoor in. Ze zijn volhardend. Vaak zien ze zelf niet eens welke impact ze op hun jongere hebben. In intervisiebijeenkomsten voor mentoren liet ik daarom expres andere mentoren reageren op iemands verhaal. Sommige mentoren zijn vooral praktisch. Ze gebruiken stappenplannen waarlangs hun jongere concrete doelen kan bereiken. Dat werkt heel goed bij sommige jongeren. Andere mentoren bouwen een emotionele band op. Ze raken soms zo verbonden met hun mentee dat het mentoraat doorloopt. Ze beginnen wel met het idee de jongere een jaartje te begeleiden, maar dan groeit hun betrokkenheid.'

Pomme Woltman: 'Er is ook een grote verscheidenheid aan jongeren en de situatie waarin ze zich bevinden en er is ook een grote verscheidenheid aan mentoren. Soms zit een jongere erg in de knoop en blijkt het dat diens mentor dat toch kan en wil oppakken. Ik moet denken aan een mentor wiens mentee, een jongen, op het verkeerde pad terecht kwam en vervolgens in de gevangenis. De mentor was de enige buiten de moeder die de jongen in de gevangenis opzocht. En toen die daarna naar een afkick-project in de Ardennen ging, zocht hij hem daar op.'

Martin Nolet: 'Oorspronkelijk steunde de gemeente Amsterdam het project Goal om schooluitval te bestrijden. Op school zetten we dat ook zo in. We kozen mentoraten voor jongeren die thuis geen aandacht kregen, ook niet voor hun schoolwerk. Hun ouders hadden het zelf te druk of hadden problemen, of beseften niet hoe belangrijk aandacht krijgen voor een kind is. Een mentor kon een jongere zo veel energie en zelfvertrouwen geven, dat de schoolprestaties weer op de rails kwamen. Voor de mentor zelf gaat het er vooral om dat de jongere zich beter gaat voelen, niet per se dat de schoolresultaten beter zijn. Het gaat hen erom dat hun mentee greep op het leven krijgt.'

Pomme Woltman: 'De mentor vult een gat in het leven van de jongere op een manier die professionele hulpverlening niet kan bieden. Het gaat erom een vraagbaak en een steunpunt te zijn voor een jongere, deze het gevoel te geven dat hij of zij er ook mag zijn waardoor hij of zij het beste uit zichzelf wil halen.'

Martin Nolet: 'Binnen de school bespraken we met de zorgcoördinatie hoe het met de verschillende jongeren liep, ook degenen die professionele hulpverlening kregen. Soms verdwenen die laatsten ook een tijdje van school, dan waren ze ergens intern of zo. Eerlijk gezegd heb ik daar geen een keer permanente verbetering door gezien. Zo’n jongere kwam terug, je zag dan een week of twee een kleine verandering en dan vielen ze weer terug.'

Pomme Woltman: 'Maar het zijn natuurlijk de jongeren met echt grote problemen die in de professionele hulpverlening komen en dan is verbetering misschien ook wel erg lastig. Het mentorproject is er eerder op gericht te voorkomen dat jongeren daarin belanden.'

Kleine financiële prikkel verbindt

Martin Nolet: 'Toen ik begon met mijn rol als coördinator voor Goal-contacten binnen de school kreeg ik er in eerste instantie uren voor binnen mijn aanstelling. Vervolgens regelde de school het zo dat de bijdrage die ze voor mijn rol als mentorbegeleider van Goal kreeg, werd toegevoegd aan mijn salaris, verrekend met de belasting. Vanaf ongeveer 2012 kreeg noch de school noch ik geld voor de mentorbegeleiding. Toen heeft het Nova College zich uit het project teruggetrokken, hoewel ik nog zo’n twintig mentoraten begeleidde. Nu start er op school een nieuw project gericht op peer-begeleiding. Tien docenten hebben een cursus geregen om peer-jongeren op te leiden die weer schoolgenoten gaan begeleiden.'

Pomme Woltman: 'Toen de gemeente Amsterdam stopte met financiering, kregen we eerst nog geld van drie fondsen. Zij wilden niet dat we mentorbegeleiders financierden, want ze vonden dat instellingen zoals scholen dat zelf moesten financieren, als hun eigen vrijwillige bijdrage. Maar dat deden die instellingen niet allemaal.

Wij zijn er ook juist van overtuigd dat een kleine financiële prikkel gericht op de mentorbegeleiders helpt ervoor te zorgen dat de verbinding binnen de school goed blijft en dat als een mentorbegeleider zijn verantwoordelijkheid niet waarmaakt en de ontwikkeling van de jongeren niet volgt, wij hem of haar kunnen aanspreken.

Vervolgens was er even helemaal geen subsidie meer. RadarAdvies heeft het mentorproject toen uit eigen zak voortgezet, maar dat kon natuurlijk niet voortduren. Gelukkig kregen we zomer 2015 te horen kregen dat het VSB Fonds en de Stichting Zonnige Jeugd het Goal project gingen steunen. En nu is bijna zeker dat de gemeente Amsterdam, met co-financiering van het Oranjefonds, ons weer in de arm neemt voor een pilot om te zien hoe een professionele inzet van vrijwilligers jeugdhulp kan voorkomen.

Dat is erg fijn, want we moesten op een gegeven moment de aanmeldingen een beetje afhouden, terwijl we steeds veel aanmeldingen kregen. Ook van Jeugdbescherming, Veilig Thuis en allerlei andere professionele hulpinstanties, die willen dat hun cliënt een mentor krijgt naast de professionele hulp, of als nazorg. Bijvoorbeeld als een jongere 18 jaar wordt en uit de Jeugdhulpverlening stroomt. Als ik dan zei dat we geen mogelijkheden meer hadden omdat de subsidie was gestopt, waren ze erg teleurgesteld omdat ze nergens anders met hun behoefte aan vrijwillige mentoren terecht konden.'

Interview gehouden door Jacky Bax op 16 augustus 2015
Foto: Joop Plukaard