print
interview

Werken in een sociaal wijkteam heeft niet alleen maar voordelen, vertelt maatschappelijk werker Mohamed Addarazi. Voor burgers is de drempel tot maatschappelijke werk hoger geworden. En als professional is het lastig alles te moeten kunnen.

Mohamed Addarazi
maatschappelijk werker, in dienst bij Wel.kom, en gedetacheerd in het sociale team en in het uitvoeringsteam ‘begeleiding individueel’ in Blerick (Venlo)
01 september 2016

'Venlo is drie jaar geleden begonnen met het programma VenloDroom, in aanloop naar de sociale wijkteams. Venlo was een van de eerste gemeentes die daarmee begon volgens mij. Zelf ben ik in het sociale wijkteam van Blerick terecht gekomen.

Het sociale wijkteam behandelt alle aanvragen rondom welzijn en wonen. Maar ook jeugd. Daarnaast is er een uitvoeringsteam huishoudelijke hulp, een uitvoeringsteam gezinscoach en sinds kort een uitvoeringsteam begeleiding individueel. De medewerkers in de sociale wijkteams en in de uitvoeringsteams stammen uit de verschillende zorgorganisaties, zoals thuiszorginstellingen, welzijnsinstellingen, ggz instellingen et cetera.

Maatschappelijke hulp als tweedelijns zorg

Vroeger verwees de huisarts vaak naar maatschappelijk werk. Nu is dat niet zo simpel meer. Als de huisarts wil doorverwijzen, moet de aanvraag eigenlijk eerst naar het loket info & advies. Dat zijn vrijwilligers, die moeten kijken wat er aan de hand is. Vervolgens verwijzen zij door naar het sociale wijkteam. Dan komt er een keukentafelgesprek en kan eventueel worden geïndiceerd voor maatschappelijk werk. Pas dan komt iemand bij het uitvoeringsteam terecht voor maatschappelijk werk. Dat is een heel lange weg. De huisartsen zijn er niet blij mee.

Voorheen was er een open spreekuur voor maatschappelijk werk. De huisartsen verwezen mensen hierheen, en mensen kregen meteen een intakegesprek. Het was druk, de wachtkamer zat vol. In januari hadden we gemiddeld nog maar tien aanmeldingen per week. Dan vraag je je af: waar zijn al die mensen met hun hulpvraag gebleven?

Ik maak me er zorgen over dat het beroep van maatschappelijk werker verdwijnt

Mijn constatering is dat de huisartsen meer zelf zijn gaan doen, via de zorgondersteuners die zij in dienst hebben. Huisartsenpraktijken hebben uitgebreid. Die zorg wordt betaald door de zorgverzekeraars. Dat is duurder dan het welzijnswerk dat wij aanbieden.

Ik maak me er zorgen over dat het beroep van maatschappelijk werker verdwijnt. Niet voor mezelf, maar beroepsmatig ben ik daar bang voor. De kracht van de maatschappelijk werker is dat hij de burger zelfstandig maakt, in samenwerking met die burger zelf. Vroeger wist iedereen wat een maatschappelijk werker was, en waar die te vinden was. Nu zitten de maatschappelijk werkers in de teams. Maatschappelijk werk is nu tweedelijns zorg geworden. Want mensen moeten eerst via het loket van de gemeente, en dan naar het sociale wijkteam om deze hulp te krijgen. Het zou gewoon eerstelijns zorg moeten zijn, laagdrempelig. Mensen zouden hier gewoon zo binnen moeten kunnen lopen.

Gelukkig is uiteindelijk niet gekozen voor een eigen bijdrage voor kortdurende individuele begeleiding. We hebben daar heftige discussies over gehad. Bepaalde organisaties, en ook ik, zijn niet gewend aan een eigen bijdrage. Terwijl andere zorgaanbieders altijd al met eigen bijdragen hebben gewerkt. Venlo heeft er uiteindelijk toch voor gekozen kortdurende begeleiding – de eerste 15 uur - gratis te maken. Die grens van 15 uur is goed; 15 uur hulp is best veel.

Regie bij de gemeente

De regie voor de sociale wijkteams en de uitvoeringsteams ligt bij de gemeente Venlo. Op uitvoeringniveau zijn er de wijkcoördinatoren, ook wel kwartiermakers genoemd. Zij begeleiden de sociale wijkteams en de uitvoeringsteams. Deze ambtenaren bepalen wie er van de aangesloten zorgorganisaties in die teams komen. Daarvoor houden ze sollicitatiegesprekken. Het nadeel van deze manier van werken is dat de lokale overheid sturend en regisserend is, en minder vrijheid laat aan de professional.

In bijvoorbeeld Nijmegen is het heel anders ingericht. Daar voeren vier grote instellingen het beleid samen uit. De uitvoering ligt daar echt bij de instellingen, de gemeente beperkt zich tot het maken van het beleid. De rol van de gemeente is daar meer op afstand.

De bezuinigingen voel je wel. Geld is soms best bepalend. Ik weet nog goed dat ik in het begin een aanvraag beoordeelde voor maatschappelijk werk, vanuit het sociale wijkteam. Gaandeweg het keukentafelgesprek kwam ik erachter dat ik te maken had met een gescheiden vrouw die erg ziek was. Het huis zag er niet uit. Ze was niet in staat om het zelf te poetsen. Om de situatie te stabiliseren dacht ik: ze vraagt een stukje van maatschappelijk werk en een stukje ondersteuning van de financiën. Die hulp regel ik. En het gaat niet goed met het huis. Zonder dat ze daar expliciet om vroeg heb ik toen huishoudelijke hulp gearrangeerd, voor 1,5 uur per week. Dat was niet de bedoeling, kreeg ik te horen. De ambtenaar van de gemeente moet ook sturen op het budget. Dat snap ik. Maar als zij te dicht op de uitvoering zitten, dan bepalen zij die uitvoering ook.

Ik zou de ambtelijke invloed op de hulp en de zorg zoveel mogelijk weg willen laten. Die collega in mijn team vanuit de gemeente, is wel mijn leidinggevende. Dan is de gemeente niet mijn partner meer, maar meer een opdrachtgever binnen het team. Dat bedoel ik niet persoonlijk tegen diegene in mijn team, die kan er niets aan doen, die is gewoon aangenomen voor die functie. Maar ik zou heel graag willen dat de gemeente de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid teruglegt bij de professionals.

Geen generalisten

Ze denken dat iedereen generalist is, maar wij zijn geen generalisten. Ik heb geen verstand van trapliften of kousen; dan heb je de neiging om te veel af te wijzen of juist toe te kennen. Ik vind dat een gebrek van kwaliteit als je ervan uitgaat dat iedereen alles kan.

Ik kom net van iemand met een verstandelijk handicap, met ook heel veel lichamelijke beperkingen. Hij vroeg niet om een scootmobiel. Hij heeft zijn hulpvraag algemener gemaakt van ‘help me, wat zou ik kunnen doen om mijn mobiliteit te vergroten?’ En vervolgens noemde hij al zijn ziektes op. Ik ken daar de achtergrond niet van, van al die beperkingen.

Hetzelfde geldt voor de wijkverpleegkundige die iemand met psychische aandoeningen moet gaan beoordelen. Die heeft daar ook geen kaas van gegeten.

Ik hoop dat ze dat hele generaliserende eraf gaan halen. We hebben behoefte aan een generalistisch opererend team, maar wel een team gevuld met specialisten. Natuurlijk is het heel belangrijk alles terug te koppelen binnen het team, maar denken dat iedereen alles kan is niet juist. Het uitvoeringsteam is gelukkig meer gespecialiseerd dan het sociale wijkteam.

Heel veel specialistische instellingen in Venlo klagen er trouwens over dat ze geen werk krijgen. Venlo heeft ervoor gekozen een raamcontract af te sluiten met alle instellingen; alle aanbieders staan dus onder elkaar op een lange lijst. Als lid van het sociale wijkteam help je burgers in hun keuze voor een zorginstelling, bijvoorbeeld als je iets wilt arrangeren met autisme. Maar geloof me, er zijn tientallen instellingen. En dan zeg je tegen de burger: ‘Kies maar!’ Maar de burger weet het ook niet. Zo gaat het op dit moment. Sommige instellingen profileren zich goed, andere instellingen komen niet echt in beeld. Dat is risicovol voor de burger. Het gaat ten koste van de kwaliteit.

Kijk, voor de huishoudelijke hulp hebben we hier drie instellingen, dat gaat prima. Maar gaat het om specialistische zorg, dan zijn er vele instellingen. Ook bij de jeugd ggz is het lastig. Daar hebben we er ook een stuk of 100 van. Ik ken ze echt niet allemaal. Ik vind dat de gemeente keuzes moet maken op basis van kwaliteit. Kies drie instellingen en ga daarmee aan de slag. Je kunt niet iedereen zo’n raamcontract geven.

Positief is de enorme samenwerking binnen het team. Zoals we samenwerken als medewerkers van verschillende instellingen en organisaties, dat is echt nieuw. Als iemand een casus heeft en niet zeker weet wat hij ermee aan moet, legt hij dat gewoon aan de anderen voor. Wekelijks komen er wel van dat soort vragen. Iedereen worstelt met dingen en ik vind het mooi te zien dat mensen samenwerken. Ik heb er veel van geleerd, moet ik zeggen. Dat is een positieve kant van deze ontwikkelingen. Als het gaat om de zorg, medische dingen, mobiliteit, daar had ik geen kaas van gegeten. En nu zie ik langzamerhand dat ik die dingen leer.

Verschillende cao’s

De medewerkers in de sociale wijkteams en in de uitvoeringsteams vallen allemaal onder een andere cao. De lonen worden door de moederorganisaties betaald. Die ongelijkheid komt door de constructie van het detacheren. Daar is niet over nagedacht. Er zijn ook medewerkers die helemaal geen cao hebben. De mensen uit de gehandicaptenzorg hebben een heel lage cao, schijnt. Blijkbaar hebben wij als maatschappelijk werkers een goede cao. Die verschillen moeten niet kunnen vind ik. Ik zit nu met collega’s in een team die hetzelfde werk doen, en de ene verdient minder en de ander meer.' 

Interview gehouden op 3 september 2015 door Annemarieke Nierop en Mathijs Plukaard
foto: TINEKE