print
interview

Als vrijwlligers helpen Kathleen en Roderik kwetsbare jongeren hun weg te vinden in de samenleving. Investeren in zulke 'instantieloze hulp' is hard nodig.

Roderik de Maar en Kathleen Wellink
mentoren bij het vrijwilligersproject Goal in Amsterdam, waarbij volwassen vrijwilligers kwetsbare jongeren begeleiden. Roderik werkt als media en online marketing manager bij een groot bedrijf en Kathleen als directeur van een adviesbureau voor ruimtelijke ontwikkeling.
01 maart 2016

Roderik: 'Ik ben mentor bij het project Goal, omdat het me meer voldoening geeft jongeren te begeleiden die niet de mazzel en het sociale vangnet hebben meegekregen als ik, dan geld over te maken aan giro 555. Ik realiseerde me dat veel mensen die pech hebben gewoon doordat ze in een ander huisje zijn geboren. Wat eigenlijk best oneerlijk is natuurlijk. Ik dacht: al ben ik pas 35, ik kan mijn ervaring doorgeven zonder dat het mij veel moeite kost. Ik sta ook achter het concept van het Goal-project dat voorkomen beter is dan genezen: de tijd die ik aan een jongere besteed kan misschien net ervoor zorgen dat hij of zij het professionele hulpverleningscircuit niet nodig heeft. Met je jongere een rondje door Amsterdam fietsen kan al veel opleveren. Die eenvoud spreekt me aan.'

Kathleen: 'In deze fase in mijn leven wil ik graag iets aan een ander geven. Het liefst op een praktische manier zodat die ander er ook echt iets aan heeft.  Bij voorkeur dichtbij in mijn eigen wijk en stad. Er is in ons eigen land namelijk nog zoveel te doen. Ik ben nu 42 en heb ruimte en tijd in mijn leven. Ik had niet verwacht dat het zo boeiend zou zijn om betrokken te raken bij het leven van een onbekende, dat het me zo zou verrijken. Mijn mentoraat heeft me duidelijk gemaakt welke problematiek zich recht voor mijn deur kan afspelen. Daaraan bezig zijn levert zichtbaar effect in tegenstelling tot geld overmaken.'

Roderik: 'Mijn eerste mentoraat ging om een meisje dat door DWI (nu UWV) was aangereikt. Ik heb de relatie langzaam opgebouwd door met haar te wandelen en over mezelf  te vertellen. Ik stelde veel vragen waarop ze netjes antwoord gaf. Zij vroeg niets. Na een tijdje begon ze over haar problemen te vertellen. Die bleken ook voor mij haast onhanteerbaar groot – ik herinner me dat ik na een gesprek met twee AH-tassen vol brieven die ze niet had geopend naar huis ging -  maar ik kon haar niet meer laten zakken. Ze was al door zoveel mensen in de steek gelaten, dat ik dat niet kon maken. Toen heb ik besloten met mijn gezonde verstand en grote mond haar te helpen. Zo heb ik een tijd wel een dagdeel per week – veel meer dan gebruikelijk is - besteed aan haar te helpen met instanties zaken op te lossen. Uiteindelijk is ze in een begeleid wonen project terecht gekomen en krijgt hulp bij haar financiën. Ik zag dat zulke jongeren vaak een flipperkast aan instanties moeten hanteren. Als vrijwilliger kun je hen helpen te bepalen hoe en wanneer welk stapje te zetten, zodat alles weer op de rails komt. Mijn ervaring is dat die instanties jouw rol en waarde als vrijwilliger ook herkennen.'

Kathleen: 'Mijn mentoraat, het eerste, duurt nu tweeëneenhalf jaar. Dat is langer dan de norm van ongeveer een jaar. Ook dat is heftig geweest, want het is een vluchtelinge, die al haar familie en vrienden had verloren en hoogzwanger was. Er was niemand voor haar en er was niets geregeld. Ik ben haar eerst gaan opzoeken om samen wat paperassen door te kijken en met eigen ogen te zien of haar omgeving veilig voor haar was. Praktisch als ik ben, heb ik haar geholpen met instanties en het vinden van hulpmogelijkheden. Net voor de komst van haar dochter waren de belangrijkste zaken geregeld. We zijn ook leuke dingen gaan doen. Ze kwam uit de Congo en nam me bijvoorbeeld mee naar een Afrikaanse winkel en kookte iets typisch Congolees voor me. Ze wilde graag haar verhaal met mij delen, dus ik ben met haar gaan wandelen in het Bijlmerpark en de Amsterdamse Poort. Als je wandelt praat je gemakkelijker. Op een gegeven ogenblik vond ze het ook erg leuk om mijn wereld te kennen, dus nam ik haar mee naar mijn winkels en ging met haar bij mijn vriendinnen thee drinken. Zo begrepen we elkaar steeds beter en zij pakte de draad in haar leven weer op. Ze bedankte me heel vaak. Het breekt je hart als je merkt dat een paar uurtjes contact zo’n impact kunnen hebben. Heel bijzonder was de eerste verjaardag van haar kind. Ze ging het vieren op de crèche en ze zei: “U moet daar wel bij zijn.” Ik dacht alleen maar: “Het is midden op de dag en ik moet werken”. Dus ik belde een vriendin met ervaring in Afrika en zij vertelde me dat de eerste verjaardag daar heel belangrijk is. Ze was zo blij dat ik kwam. Dan voel je: ik had hier niet kunnen ontbreken. Je beseft bijna niet wat het betekent voor iemand die al haar dierbaren is verloren. Dus ik kan haar ook bijna niet meer loslaten. Kennelijk geeft het haar een veilige basis dat ik haar af en toe kan helpen met iets. Nu is alles in rustiger vaarwater, we praten geregeld bij, en ik heb weer ruimte om eventueel een nieuwe jongere te begeleiden.'

Training, match en intervisie

Kathleen: 'Erg belangrijk bij het Goal project is dat je als mentor een training van een heel weekend krijgt. Je leert er hoe je te verplaatsen in de leefwereld van kwetsbare jongeren, wat je juist wel en wat niet moet doen. Je krijgt ook rollenspelen. Ik heb nog nooit een training meegemaakt waar iedereen zo oprecht was, hoe verschillend de personen en achtergronden ook. Iedereen zei: “Ik heb een rijk leven en ik wil dat delen met anderen.”

Ook de match is belangrijk: Goal koppelt jou als mentor aan een jongere, en dan heb je de eerste ontmoeting waar je allebei kijkt of het klikt, met een mentorbegeleider erbij, die ook met Goal samenwerkt. De intervisie die de mentorbegeleiders of Goal zelf organiseren is ook prettig, want je bent toch alleen met zo’n jongere bezig en dan is het fijn ervaringen en tips te delen. Iedereen lost het daarna weer zelf op maar het verbindt toch ook.'

Roderik: 'Op de training krijg je een beeld van het type jongeren dat je gaat begeleiden. Zulke jongeren had ik nog nooit eerder ontmoet. Je leert hoe je iemand kunt ondersteunen om zelf zaken te leren aanpakken. In mijn training deed ook een jongere die een mentor had gehad zo’n rollenspel mee. Dan wordt het heel tastbaar. Bijvoorbeeld hoe een eerste gesprek kan verlopen.

Ik had  voor mijn eerste mentoraat wel graag wat meer specialistische expertise gekregen. Bijvoorbeeld over wat te doen bij schulden, zodat ze niet uit huis worden gezet. Dat is iets waar veel jongeren nu mee kampen. Hoe help je een jongere afspraken te maken met de Belastingdienst of de schuldsanering?

Misschien zou je de doelgroep meer kunnen structureren, in bijvoorbeeld gewone mentoraten, jongeren met veel praktische problemen en jongeren op zoek naar werk. Dan kun je de mentoren juist bij die doelgroepen zoeken en hun specifieke expertise bieden.'

Kathleen: 'Goal zou gerichter met instanties kunnen samenwerken. Die ervaren dan wat zo’n mentor kan bieden en zij kunnen jongeren naar Goal doorverwijzen. Je zou bijvoorbeeld met die instantie multidisciplinaire trainingen kunnen aanbieden.'

Belangeloze hulp blijft nodig

Roderik: 'Ook nu de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeente is ingezet, blijft het voor zulke kwetsbare jongeren belangrijk dat er “instantie-loze” hulp voor hen beschikbaar is. Vaak is er niemand anders die naar hen luistert en met geduld en onvoorwaardelijk hun handvatten en een steuntje in de rug geeft. Iemand die met ze meeleeft, ze stimuleert om op tijd op te staan, meer te bewegen, toch naar school te gaan. Iets wat anders een ouder zou doen.

Je moet niet van Goal zelf een instantie maken. Dan verlies je ook weer vrijwilligers. Het is nodig dat er een soort preventieve “voorhaven” wordt geboden die ligt voor de andere, professionele instanties.

Je moet daarin ook investeren, de basis financieren. Laten we zeggen een bureautje van vier of vijf mensen. En zorgen dat de vrijwilligers worden getraind en expertise kunnen aftappen die ze nodig hebben.'

Kathleen: 'Ik heb ervaren dat mijn mentee me als een soort oudere vriendin ziet, die ze dus kan bellen als er iets is. Kwetsbare jongeren hebben iemand nodig die veilig is en niet, zoals een professionele hulpinstantie, consequenties verbindt aan hun gedrag en hen zakelijk benadert als een “account”. De maatschappij hoort die menselijke hulp ook mogelijk te maken.'

Roderik: 'Met het vereenvoudigen van de jeugdhulpzorg worden niet alle jongeren gedekt die tussen wal en schip vallen en met het leven worstelen. Er is niet een instantie die met een jongere gaat wandelen in het park om te praten. Terwijl dat wel kan voorkomen dat die jongere naar een kinderpsychiater moet, die veel duurder is. Dit soort hulp is misschien minder tastbaar, maar juist heel waardevol. In onze samenleving moet je meebewegen met de instanties in een steeds hoger tempo. Niet iedereen kan dat. Als vrijwilliger help je een jongere om dat pad om te zetten in stapjes die wel te overzien zijn en als er iets mis dreigt te gaan hen ertoe aanzetten iets te doen om dat te voorkomen. Het is een utopie te denken dat je een systeem kan ontwerpen dat iedereen met problemen dekt. Zo’n vrijwilligersproject blijft daarom in onze samenleving hard nodig als een extra verzekeringsschilletje.'

Interview gehouden op 29 mei 2015 door Jacky Bax
Foto's: Werry Crone