print
interview

Johanna Maria Ulsamer was 93 jaar toen wij haar spraken, en woonde alleen, in een flat in Haarlem. 'Als ik wat zou kunnen veranderen aan de zorg? Dan zou ik willen dat elke oudere huishoudelijk hulp kan krijgen.'

Johanna Maria Ulsamer
Mevrouw Ulsamer werd kort na dit gesprek opgenomen in een verpleeghuis. Op 30 oktober 2016 is ze overleden.
12 oktober 2016

'Ik ben 93 jaar, gescheiden en heb een zoon van 52 jaar. Ik heb de hbs gevolgd en de opleiding tot analist. In de Tweede Wereldoorlog heb ik als analiste gewerkt. Daarna heb ik een spoedcursus onderwijs gevolgd  om in het onderwijs te kunnen gaan werken: LO en Huishoudschool. Na het behalen van de MO-akte heb ik aan de middenopleidingen van Huishoudscholen in Haarlem Nederlandse les gegeven, maar ook scheikunde en natuurkunde. Tot mijn 60ste jaar heb ik parttime in het onderwijs gewerkt.

Ik woon alleen en wordt ondersteund door mijn ex-man. Ik ontvang naast mijn AOW een klein pensioen dat iets minder is dan € 500 per maand. Met steun van mijn ex-man kan ik rondkomen. Een mooie dag vind ik als het mooi weer is, niet te heet en als ik contact heb met vrienden en kennissen. Een buurvrouw van 75 jaar komt bijna elke dag bij me, bij ons, borrelen.

In deze flat op één hoog woon ik nu al 20 jaar. Er wonen in deze flats overwegend ouderen, maar ook gezinnen. Het zijn huurflats, maar als huurders weggaan, worden de flats verkocht. Ik wil hier zo lang mogelijk blijven wonen, want het bevalt me uitstekend. Een kamer in een verzorgingshuis lijkt me vreselijk.

Vanwege mijn artrose als gevolg van slijtage, te hoge bloeddruk en ander ongemak kan ik niet overal meer naar toe. Zelf koken gaat niet meer. Ik gebruik al jaren een rollator. Door mijn fysieke toestand ben ik afhankelijk van anderen, ook om ergens heen te gaan. Samen met mijn ex-man - hij is 12,5 jaar jonger dan ik - maak ik soms uitstapjes. Ik kan niet lang alleen zijn. In mijn huis zijn op advies van een bejaardenorganisatie een verhoogd toilet en beugels aangebracht. Na een tijdelijk verblijf in een verzorgingshuis is een ergotherapeut bij mij thuis geweest en toen zijn er ook in de badkamer beugels aangebracht. In mijn woning zijn alle drempels weggehaald zodat ik overal makkelijk kan lopen met mijn rollator.

Buurtzorg komt 2x per dag langs ’s ochtends om mij te wassen en aan te kleden en ’s avonds om mijn kousen uit te trekken. Met Buurtzorg zoals het nu gaat, gaat het goed zo.'

De ex-man van mevrouw Ulsamer, die bij het gesprek aanwezig is, vertelt dat het oorspronkelijk de bedoeling was dat Buurtzorg 4x per dag zou komen. Maar wat zouden ze moeten doen? 'Daarom hebben we zelf de zorg beperkt naar 2x per dag.'

'Ik slik behoorlijk wat medicijnen. Verder krijg ik elke week fysiotherapie en moet ik daarvoor oefeningen doen. 1x in de vijf weken komt de huisarts. Meestal is het een jongere dokter. Niet de huisarts zelf. Deze dokter neemt mijn bloeddruk op en vraagt of ik iets mankeer.

Boodschappen, koken en ergens naar toebrengen doet mijn ex-man. Hij is mijn mantelzorger en hij is dagelijks hier. Hij kan nu veel minder dan vroeger vanwege zijn operatie en ziekte. We hebben gezamenlijk een huishoudelijk hulp die we zelf betalen. De ene week maakt ze schoon bij mijn ex-man de andere week bij mij. De administratie doe ik zelf. Dat is niet zoveel. Klusjes worden door mijn zoon gedaan.

Mijn zoon woont in het ouderlijk huis. Hij komt regelmatig hier, maar niet wekelijks. Hij en zijn vrouw zijn druk met hun eigen werk en hun drie kinderen. Ik heb wel dagelijks telefonisch contact met mijn zoon. De kleinkinderen - 1 jongen en 2 meisjes - zie ik niet zo vaak. Mijn kleinzoon zit nu op de middelbare school. Toen hij nog op de basisschool zat, kwam hij vaak tussen de middag bij mij eten. We deden dan ook spelletjes wat heel gezellig was. De kleindochters, die jonger zijn, zijn anders. Ze komen niet uit zichzelf hierheen. Bij bijzondere gelegenheden zie ik de kleinkinderen wel en ze zijn dan heel lief voor me.

Enkele jaren geleden ging ik nog bridgen in het buurtcentrum, maar dat gaat nu niet meer. En ik ben niet zo’n mens om te gaan rummikubben met dementerenden. Ik heb nog wel 2 jongere vriendinnen, die me ongeveer 1x in de maand mee uit nemen om te lunchen. Vorig jaar zijn we nog een keer een weekend uit geweest, maar dat doen we niet meer.

Vroeger heb ik veel gereisd, zowel in als buiten Europa. Alleen ben ik nooit in Ierland geweest om een huifkartocht te maken; dat is er niet meer van gekomen.

Ik ben trots op mezelf dat ik het zolang in mijn eentje heb gered en in mijn eentje de zoon van mij en mijn ex-man heb opgevoed, na onze scheiding. Hij heeft een goede opleiding genoten. Hij  had tot voor kort een prima baan, kreeg ontslag in verband met reorganisatie van het bedrijf, maar heeft weer perspectief elders.

Ik wil niet uit het huis waar ik nu woon weg moeten. Ik wil beslist niet in een kamer in een verzorgingshuis. Onlangs heb ik namelijk 14 dagen in een verzorgingshuis verbleven vanwege een val. Ik vond het daar verschrikkelijk.

Wel zou ik graag nog wat meer aanloop hebben, want ik kan slecht tegen stilte en alleen zijn. Ik pieker veel, vind dat ik een oude zeur ben geworden. Ik woon op een mooie plek en toch ben ik somber gestemd. Mijn bezigheden nu zijn puzzelen en dagelijks de krantenkoppen lezen. Door tv te kijken blijf ik op de hoogte van het nieuws.

Als ik wat zou kunnen veranderen aan de zorg van ouderen in Nederland? Dan zou ik willen dat iedereen huishoudelijk hulp kan krijgen. De hulp die wij hebben, kunnen we betalen omdat mijn ex-man daarin ook bijdraagt. Maar dat is bij veel mensen niet zo.'

Interview gehouden op 28 juni 2016 door Lenie de Feyter en Ria Lim te Haarlem
Foto: Ria Lim