print
interview

Begin dit jaar brak ze haar heup, maar inmiddels is Rina weer thuis. Ze hoopt daar nog een poosje te blijven wonen. Met de zorg die ze krijgt. En met de hulp van haar kinderen, die altijd klaarstaan.

Rina van Huuksloot
Rina van Huuksloot (92) woont al 70 jaar in een dubbel bovenhuis in het oude deel van Rijswijk, "het dorp".
11 november 2016

'Ik ben nou aan mijn 93ste jaar bezig. En eerlijk gezegd, voor mijn 90ste heb ik eigenlijk nooit klachten gehad. Maar sindsdien denk ik hé, er is toch wel wat aan de hand als je ouder wordt. Je wordt dunner en je vingers worden stijf. Ik hoop wel dat ik toch weer eens achter m’n naaimachine kan. Daar krijg ik trek in. Maar of er wat van komt, dat weet ik niet hoor.

Ik ben een bevoorrecht mens. Dat ik hier zo nog een uur zit te zitten, dat ik m’n gedachten erbij heb. En ik heb twee schatten van kinderen, die van alles uit m’n handen nemen. En dat is best een belasting voor ze. Maar ze hebben geduld met me tot en met. Nou wat wil ik nog meer? Ik woon ontzettend naar mijn zin en hoop nog een poosje door te mogen. Maar wel dat ik een beetje behoorlijk blijf. Want als je lastig wordt voor iedereen …… Maar dat weet je nooit van tevoren.

Vorig jaar november ben ik gevallen, en afgelopen maart ben ik van m’n stoel gegleden. Toen heb ik m’n heup gebroken. Mijn buurvrouw dacht, ja, Rina laat wel eens wat vallen, maar dit is wel een heel hard geluid. Dus die komt met de sleutel boven en daar lag ik. Binnen een paar uur lag ik in het ziekenhuis. Daarvoor moest wel de brandweer komen, om me uit huis te takelen. Ze hebben het hele raam eruit moeten halen.

Ik ben zaterdags gevallen, ik was net naar de markt geweest. Zondags ben ik geopereerd. En toen dinsdag ben ik al naar huize Westhof gegaan. Voordat je kan staan, ga je alweer het ziekenhuis uit. Daar ben ik een week of zeven geweest. Er staat zes weken voor, maar ze vonden het verstandig om het een weekje te verlengen.

En toen dus weer naar huis. Gelukkig hadden we al heel veel geregeld nadat ik in november gevallen was. Er komen ’s ochtends en ’s avonds dames om me te helpen. Aankleden, bloed prikken, insulinespuit, steunkousen aan- en uit. Ik heb nog een alarmsysteempje lopen, dat er iemand komt kijken als ik op de knop druk, en dat ze niet direct mijn kinderen waarschuwen. En de fysiotherapeut komt aan huis. Nog wel, want ik ga zo goed vooruit, vindt hij, dus dat houdt weer op over twee weken.

En, dat moet ik nog even vertellen, toen ik gevallen was hebben we een gesprek gehad en toen bleek dat ik m’n voeding thuis kon laten komen, veertien dagen. Daar schrok ik wel een beetje van. Ik dacht, ik kan het wel van de overkant uit de winkel laten komen, maar nou ja. En nu ben ik er al een beetje aan verslaafd. Een voordeel is dat ik niet meer met gas hoef te werken. Dit gaat op een elektrische warmhoudplaat. Het eten wordt vrijdagochtend voor de hele week gebracht en dan kijk ik ’s avonds wat ik zal eten. En ik houd er een beetje rekening mee dat dat eten uren op moet staan. Want ik word ’s avonds rond half zes geprikt, en dan zorg ik dat als zij geweest zijn, dat ik dan lekker niet meer op hoef te staan.

Ik ben eigenlijk steeds weer beter aan het worden, helderder. Alleen: op mijn leeftijd gaat het allemaal niet meer zo vlot als wanneer je twintig bent.

Ik woon hier al 70 jaar, vanaf ‘45. Ik ben gelukkig dat ik hier woon. Ik heb de ruimte, en een erker, zodat ik lekker naar buiten kan kijken. En ik heb ontzettend goeie buurtjes, al die tijd gehad. En ik ken hier heel veel mensen. Dat is wel eens een beetje te, hè. Want als ik naar buiten ga, boodschapjes op de markt doen ofzo, dan word ik zeker drie, vier keer aangehouden van Rina hoe is het? En ik heb nou een klein wondje aan m’n arm, dat is prachtig genezen, maar ik heb dit verband eromheen, want anders zeggen ze van "Wat heb je nou weer?"

Dat het een dubbele bovenwoning is, daar heb ik nooit last van gehad. Maar verleden jaar zomer kwam mijn zoon met papieren. Hij was bij de gemeente geweest. en had geïnformeerd naar een traplift. Hij zei "Mam, dat duurt jaren voor hij geplaatst wordt." Nou ja, dat stelde mij weer gerust. Maar een week daarna wordt er gebeld, staat er een vreemde meneer, die moest eens komen kijken. En een week daarna staat er weer iemand, hetzelfde verhaal. Dat zou dan allemaal een jaar duren, maar ik had binnen zes weken die traplift. Nou, dat was uiteindelijk toch wel heel lekker.

Alleen hebben ze toen de voorwaarde gesteld dat ik zelf beneden iets met de douche in de keuken moest maken. Die douche, dat is nog niet geregeld, want dat is hier in die keuken zo’n verbouwing. Volgens mijn dochter kan het ook via de gemeente, maar is de eigen bijdrage zo hoog dat je het bijna beter zelf kan betalen. Toen ik terugkwam uit huize Westhof, hebben zij naar de gemeente een brief geschreven om de mogelijkheden van de douche nog eens te bekijken. Maar daar hebben we nog geen antwoord op gehad.

Ik heb ook nog hulp in de huishouding. Ik had Miranda, daar heb ik een paar weken geleden voorgoed afscheid van genomen. Die had ik een jaar of zes. Leuke meid. Maar bij Florence werd haar contract niet verlengd. En nou heb ik een heel aardige vrouw, maar daar moet ik nog aan wennen. Op woensdag had ik altijd de hulp, dat is nu naar dinsdagmiddag verschoven. En ze is een stuk drukker.

Wat ik nu aan zorg krijg – het is een heel gedoe, maar ik geef alles een voldoende. Ik heb een paar dingetjes, dat ik denk nah.. Weet je, ik krijg vier keer per dag andere mensen. Die zijn allemaal anders. De één vindt groen mooi, de ander afschuwelijk hè. De één zegt dat ik geen griesmeelpuddinkje mag eten vanwege m’n suiker, de ander zegt: eens in de veertien dagen mag u best zo’n puddinkje. En water drinken schijnt ook heel bijzonder te zijn, dat dat zo vaak moet, en dat doe je maar. Maar ja. Ik zou misschien liever altijd één gezicht willen zien, maar dat kan niet. Ze werken van half acht tot half één, van half één tot half zes en van half zes tot tien. En dan zeg ik om half zes: “Trek die kousen uit, dan hoef je vanavond niet meer te komen." Ik heb wel als voorwaarde dat ik drie maal in de week douche en niet iedere dag. Als ik uit bed kom, dan was ik mezelf altijd, lekker fris. Want ik kom om half zeven uit bed en de hulp komt om acht uur.

Hoe het betaald wordt, weet ik eigenlijk niet. Ik betaal zelf alleen iets voor de huishoudelijke hulp, dat is een minimale bijdrage. Maar de dames van de ochtend en middag niet.

Ik ben het wel wat rustiger aan gaan doen. Vorig jaar zomer heb ik de WOUW eigenlijk helemaal definitief beëindigd. Daar was ik secretaris van. Dat is oorspronkelijk voor 55-plus vrouwen. Maar tegenwoordig zijn ook mannen welkom. We organiseren eén keer in de maand iets, de laatste maandag van de maand. Ik ben de laatste twee keer met m’n dochter geweest.

En daarvoor was ik als gestopt met de zomerschool. Dat werd echt te veel. Als je zo’n zomerschool organiseert, ben je vijf of zes weken met 55-plussers op stap. Dan zat je drie uur in de bus, ik zou het nou niet meer kunnen hoor.

Maar wat ik nog wel doe, zijn de crea-bijeenkomsten van de kerk. We zitten in een gedeelte van de kerk met twee grote tafels, zo’n vijftien á twintig vrouwen, te kletsen en te handwerken. Dat is ook allemaal lekker te belopen.

Ik heb altijd wel makkelijk overal naartoe gekund. Maar met de tram of de bus, dat mag niet meer van m’n kinderen. Vooral dat schokken. Je moet ook altijd nog een stukje lopen, wat zal ik een risico nemen. Ik heb ook geen behoefte meer aan dat soort uitstapjes. M’n dorpje, m’n twee wandelingen en af en toe eens naar Welgelegen. Dan ben ik tevreden. En sinds één, twee jaar maak ik ook gebruik van het personenvervoer. Dat je twee dagen van tevoren belt, en dan komen ze je ophalen. Dat is particulier vervoer. Maar ik word meestal door mijn kinderen gehaald. Zij rijden me praktisch overal naartoe, naar het Westeinde enzo. Nee, ik heb schatten van kinderen. Van de week belde mijn dochter op: "Kom, we gaan even naar Scheveningen. De pier op en neer lopen, een kop koffie drinken en een stukje appeltaart."

Zorgen voor de toekomst maak ik me eigenlijk niet. Ik heb geen tijd om over zorgen te denken hè. Ik wil hier echt blijven wonen. Daar doe mijn best voor, hoor, ik doe mijn best. Maar je weet niet hoe de ontwikkeling is, hè. Want als je me nou buiten ziet lopen dan denk je nou, nou. Ja, en als het niet meer gaat - daar ben je wel in gedachten mee bezig, laten we wel zijn. Je weet maar nooit wat er volgende week gebeurt? Ik ben erg blij en dankbaar, en daar bid ik erg veel voor, dat m’n hoofd nog werkt. Ik ben wel wat vergeetachtig, natuurlijk, want op mijn leeftijd, je weet net hoe dat gaat hè. Dingetjes dat je zegt, dat heb ik toch net neergelegd, waar laat ik dat nou? Maar ja, als het niet meer gaat, dan wil ik naar Onderwatershof. Lekker dichtbij. Dat was een bejaardencentrum. Ik was er altijd lid van, maar nu niet meer, geloof ik. En als ik nou naar Onderwatershof ga en lid word, dan zeggen ze nou mevrouw ik zal wel noteren dat je een jaar of drie tot vijf moet wachten tot er een kamer vrij is. Dus als er morgen wat zou gebeuren moet je gewoon afwachten of je naar Gouda of Zoetermeer moet, of in Rijswijk mag blijven. Maar ik heb zo het gevoel dat als je in zo’n toestand bent, je toch blij bent dat er mensen zich om je bekommeren en zorgen. Dat je ergens een plekje krijgt. Ja toch?

Ik weet niet of ik dat kan zeggen. Maar ik ben nogal een tevreden mens.”

Interview afgenomen op 26 september 2016 door Max Kommer en Ann-Silvie Penning de Vries
Foto: Max Kommer