print
interview

George Manuel vindt het vanzelfsprekend dat kinderen voor hun bejaarde ouders zorgen: 'Bij ons is het: jullie hebben voor ons gezorgd, nu zorgen wij voor jullie. Jullie (de Nederlanders) denken daar anders over.' 

George Manuel
George Manuel komt uit Portugal en woont in de wijk Buitenhof in Delft. Samen met zijn Poolse vrouw verzorgt hij hun 30-jarige gehandicapte dochter, die bij hen in huis woont. George heeft weinig vertrouwen in het Nederlandse zorgstelsel.
26 september 2016

George Manuel is 69 en is in Portugal geboren. Zo'n 44 jaar geleden kwam hij naar Nederland, naar Rotterdam. Om te werken. Hij heeft van alles gedaan: schoonmaakwerk, in de kassen en in de olie. Hij is nu met pensioen. Fysiek gaat het niet goed met hem: hij heeft problemen met zijn nieren en ook zijn hart werkt niet altijd mee.

Toen hij in Rotterdam aankwam, had hij geen huis. Hij sliep op het Centraal Station of in lege metrostellen. Hij wordt boos wanneer hij ziet dat mensen die nu naar Nederland komen om een uitkering en een huis vragen. Twintig jaar geleden is hij getrouwd met zijn Poolse vrouw. Samen wonen zij in Delft, in een woning die volledig is aangepast voor hun gehandicapte dochter, die 24 uur per dag zorg nodig heeft.  Zij krijgen daarbij hulp van twee verpleegsters. De kosten worden betaald uit hun dochters persoonsgebonden budget.

George Manuel heeft de woning voor een groot deel zelf aangepast. Alles is gelijkvloers. Hulp van de gemeente heeft hij liever niet. Hij is blij met zijn huis en wil daar zijn hele leven blijven wonen: 'Ik wil hier niet meer uit, alleen tussen vier planken', zegt hij. Zijn vrouw heeft een stuk grond in Polen. Daar worden zij, als het eenmaal zover is, samen begraven.

Een leven in het teken van (mantel)zorg

De zorg voor hun dochter bepaalt het leven van George en zijn vrouw volledig: zij zijn dag en nacht met haar bezig en komen nauwelijks toe aan hun eigen dingen. Toch peinzen zij er niet over om haar in een instelling op te laten nemen. Niet alleen weten zij zeker dat hun dochter daar heel snel weg zal kwijnen; zij beschouwen het ook als hun  plicht om voor haar te blijven zorgen. Ook George's schoonmoeder heeft tot haar dood bij hen in huis gewoond. 'Bij ons is het: jullie hebben voor ons gezorgd, nu zorgen wij voor jullie. Jullie (de Nederlanders) denken daar anders over.' George heeft daar geen begrip voor.

In gevecht met de instanties

Door de handicap van zijn dochter en ook zijn eigen gezondheidsproblemen heeft George veel te maken met instanties die gaan over de zorg in Nederland: de gemeente, het ziekenhuis, het zorgkantoor. Uit zijn verhaal blijkt dat hij een permanente strijd met hen voert.

George vindt dat de kwaliteit van de zorg alleen maar achteruit is gegaan. Kijk maar naar de medicijnen die hij slikt voor zijn nieren. Omdat de apotheek van de zorgverzekeraar op een goedkopere variant over moest gaan, heeft hij nu veel meer last. En twee jaar geleden werd door twee dames van het zorgkantoor die even bij hem binnen hadden gekeken, het persoonsgebonden budget van zijn dochter zomaar met € 27.000 verlaagd. Met de hulp van een advocaat heeft George ervoor gezorgd dat dat weer werd teruggedraaid. En nu mag hij niet meer met de invalidenbus van zijn dochter parkeren op de bussenparkeerplaats bij de Nieuwe Kerk. Hij is woedend daarover, en zal desnoods contact opnemen met de wethouder. Gelukkig heeft hij twee buurmannen die hem daarbij helpen.

Samen met zijn vrouw en dochter reist George vaak naar Polen. Daar is de medische zorg veel beter geregeld. Je hoeft er niet, zoals in het ziekenhuis in Delft,  drie maanden te wachten op een onderzoek, maar wordt meteen geholpen. Ook is de zorg er veel goedkoper. De artsen en verpleegkundigen in Polen zijn erg aardig en komen desnoods bij je thuis. Hier sta je na 30 seconden weer buiten de spreekkamer. George vertrouwt de meeste Nederlandse artsen niet en vraagt altijd om zijn gegevens en andere documentatie: 'Ik heb thuis koffers vol.'

De toekomst

George heeft geen toekomstplannen: door de zorg voor zijn dochter leeft hij bij de dag. Hij denkt er liever niet over na wat er moet gebeuren wanneer hij, zijn vrouw of hun dochter komt te overlijden. 'Als dat gebeurt, dan gebeurt het. Ik denk daar niet over na. Wij hebben alles al betaald. Als ze overlijdt bellen we de Dela…' Wel maakt hij zich zorgen over zijn vrouw, op het moment dat hij er niet meer is. Hij vreest dat zij in de problemen komt, want, zegt hij : 'Zij is te lief.'

Interview afgenomen op 8 september 2016 door Nelly de Ridder en Willy Tiekstra
Foto: Nelly de Ridder