‘Als verzorgende wil je kijken naar wat een bewoner nodig heeft, en je wilt daar zo goed mogelijk voor zorgen. Maar de praktijk is dat niet de verzorgende bepaalt wat er gebeurt, maar het management.’
‘Tot voor kort werkte ik als verzorgende-IG in een grote zorginstelling. Dat heb ik meer dan tien jaar gedaan. De laatste jaren was de druk hoog. Er was steeds minder geld. Het was heel hard werken, en als ik naar huis ging na mijn werk, stond het huilen me vaak nader dan het lachen. Omdat het niet was gelukt een bewoner die boos was of verdrietig was geweest, de aandacht te geven die ik vond dat nodig was.
Nu ben ik gaan werken in een kleine, particuliere verzorgingsinstelling. Het werk is daar heel anders.
In die zorginstelling waar ik eerst werkte, had ik twaalf bewoners om te verzorgen, dementerende ouderen. Het was een afdeling met gesloten deuren, mensen die heel zware zorg nodig hadden en eigenlijk met alles geholpen moesten worden.
Door de week stonden we ’s ochtends met twee verzorgenden op de groep, en er was een zorgassistent die de broodjes voor het ontbijt smeerde. Met z’n tweeën haalden we alle bewoners uit bed. Douchen gebeurde een keer per week, of soms ook een keer per twee weken. Vaker lukte niet, behalve als iemand zichzelf bevuild had, dan deden we dat natuurlijk wel. Dan moest je daarnaast ook alles schoon maken en bijvoorbeeld ook de vloer dweilen.
Mensen moesten geholpen worden met het innemen van de medicijnen, naar het ontbijt gebracht worden, we moesten de bedden afhalen en opmaken. En tegelijk moest een van ons ook in de zaal aanwezig zijn, voor de mensen die al gereed waren. De zorgassistent kon daar niet bij helpen, want die werd na het klaarmaken van het ontbijt ingezet om de kamers schoon te maken.
Er was voor alles vreselijk weinig tijd. Als iemand naar het toilet moest, kon je die soms niet helpen. Als iemand boos was, en er moest tegelijkertijd iemand anders gewassen worden omdat die zich bevuild had, was er geen tijd even rustig met diegene te gaan zitten.
Soms alleen voor een groep van twaalf bewoners
En als een van ons ziek was, stond de ander er alleen voor. In de weekenden en vanaf drie uur ’s middags stond je sowieso alleen voor de verzorging van de groep. ’s Avonds deelden twee afdelingen een ‘zwerfdienst’, een extra kracht die kwam helpen met broodjes smeren en die even in de huiskamer kon zijn, als ik mensen naar bed bracht.
Je kunt mensen dan niet goed helpen. Soms moest ik achter iemand aan, en moest ik de groep even alleen laten. Maar deze mensen moet je niet alleen laten met elkaar. Soms is iemand agressief. Boosheid zorgt voor veel onrust in de hele groep. Mensen kunnen vallen.
Vroeger was er continu iemand op de groep aanwezig. Zorgassistenten hoefden niet ook nog schoon te maken, dus zij waren op de huiskamer aanwezig. En de activiteitenbegeleider was er toen de hele dag. Nu is die er maar 1 activiteitenbegeleider een paar uur in de middag, en die heeft vier afdelingen onder zich, dus 48 mensen.
Er was op een gegeven moment geen tijd meer om mensen te helpen als ze verdrietig of boos waren.
Ook dementerenden kunnen vaak nog zelf doen
Wat ik ook heel vervelend vond is dat mensen helemaal geen regie hadden. Je denkt misschien dat dementerenden geen regie meer kunnen hebben, maar er zijn veel verschillende vormen van dementie. De regie die mensen nog kunnen hebben, moet je ze geven. En als je mensen continu stimuleert, kan het blijven hangen. Je kunt iemand dan bijvoorbeeld elke ochtend zijn eigen gezicht laten wassen, of zelf zijn of haar tanden laten poetsen. Daar was geen ruimte voor.
Nu in de particuliere instelling waar ik werk, kun je veel beter samen met de cliënt, maar ook samen met de familie kijken wat iemand nog kan. Als verzorgende kijk ik zelf natuurlijk ook wat mogelijk is. ’s Middags bij het maken van de fruitsalade kunnen sommige mensen nog heel goed helpen met fruit schillen bijvoorbeeld.
In deze particuliere instelling is er meer personeel, vooral in de ondersteuning. Er is een apart keukenteam, en een aparte groep voor de huishouding. Dat is heerlijk. Ik vind het helemaal niet erg om een vies bed te verschonen of de vloer te dweilen, maar dan moet daar wel tijd voor zijn. Als tegelijk een andere bewoner jouw hulp nodig heeft, en er is niemand in de huiskamer om toezicht te houden, dan kan dat schoonmaken natuurlijk niet goed gebeuren. Dan ben je veel te gehaast.
Ik vind dat je aandacht aan mensen moet kunnen geven. Dat kon niet bij mijn vorige werk, en dat frustreerde me. Ik nam dat mee naar huis.
We hadden zelfsturende teams, met een coach als leidinggevende. Die leidinggevende kwam nooit op de groep, ook niet als het heel erg druk was. Het hogere management kwam al helemaal niet. Ook toen er een nieuw management kwam, heb ik die mensen nooit gezien. Zij regelden natuurlijk dingen op papier, maar ze kwamen niet kijken hoe het er in het echt aan toe ging. Ze waren niet geïnteresseerd hoe het personeel ertegenaan keek. Heel vroeger hadden we een directeur die wel zelf kwam kijken.
Sommige collega’s hadden dezelfde frustratie als ik. Er zijn er ook wel meer weggegaan. Anderen hadden zoiets van: ik ga naar mijn werk, ik doe mijn werk, en daarna ga ik weer naar huis. Maar zo ben ik niet.
Als verzorgende wil je kijken naar wat een bewoner nodig heeft, en je wilt daar zo goed mogelijk voor zorgen. Maar de praktijk is dat niet de verzorgende bepaalt wat er gebeurt, maar het management.
Dingen waren ook niet goed geregeld. Ik stond een keer alleen op de groep – mijn collega was ziek – en ook op de andere groep stond alleen maar een invalkracht, met een stagiaire. Zij mochten geen medicijnen geven, dus dat moest ik voor twee groepen doen. Ik vond de situatie echt onverantwoord. Mijn leidinggevende was met vakantie, en toen ben ik maar gaan bellen naar mensen hoger in de instelling. Ik wilde het niet op mijn geweten hebben als er wat zou gebeuren. Uiteindelijk is er toen wel iemand bij gekomen, maar het was niet goed geregeld.
In de particuliere instelling waar ik nu werk, is alles duidelijk vastgelegd. Mensen bepalen hier zelf hoe vaak ze douchen. Daar worden goede afspraken over gemaakt. De aandacht die je aan mensen kunt geven, en de regie die je ze kunt geven, maken het werk leuk. Het is hier niet zo dat ik alles bepaal, en dat mensen alleen maar passief in een stoel zitten; bewoners bepalen zoveel mogelijk zelf. Het management is hier veel meer aanwezig, en helpt mee als de nood hoog is. Dat is natuurlijk niet de bedoeling, maar als het moet, doen ze het. Dat was in die vorige instelling wel anders. Daar haalde mijn leidinggevende de schouders op als je zei dat iets echt niet goed ging. Dan zei ze: ‘Niets aan te doen, er is geen geld.’ Even meehelpen met medicijnen uitdelen was er niet bij.
In al die jaren dat ik in de andere instelling werkte, heb ik misschien twee keer een functioneringsgesprek gehad. Maar ook dan hield ik mijn mond. Je bent toch bang dat als je een grote mond hebt, dat tegen je gebruikt wordt.
Ik ben heus wel voor bewoners opgekomen, zeker in het begin. Ik ben weleens heel erg boos geworden toen de deuren niet goed beveiligd waren. Bewoners konden toen naar buiten lopen, en dat gebeurde ook weleens. Ik maakte me daar boos over. Veiligheid vind ik belangrijk: ik ben verantwoordelijk! Mijn leidinggevende zag het gevaar niet. Maar dementerenden zijn niet dom. Ze zijn soms heel slim, en glippen zo weg.
Toen de inspectie hierop wees, was het opeens wel heel snel geregeld, maar als het personeel erop wijst, wordt er niet geluisterd. Dat gevoel had ik. Als er iets defect was, moest je het zelf uitzoeken. We hebben ook weleens een defecte binnendeur gehad die niet meer vergrendeld kon worden. Dan barricadeerden we die ingang, maar voor de brandveiligheid is dat weer niet verantwoord. Als je het al zo druk hebt, kun je dit soort dingen er niet ook nog omheen hebben.
Hoe die zorg in die instelling verbeterd zou kunnen worden? Bewoners zouden meer regie moeten krijgen. Er zouden meer afspraken met de mensen zelf en met de familie gemaakt moeten worden over wat mensen nog wel kunnen. Er zou meer personeel moeten komen. Het management van die grote instelling waar ik werkte, huurde ook regelmatig extern managementpersoneel in, en niet alleen voor korte tijd. Naar de efficiëntie daarvan zou ook gekeken kunnen worden.
Tijd om met echt even goed met de familie te praten is er niet. In die oude instelling waar ik werkte niet, maar ook nu moet het even vlug tussendoor. Het blijft hard werken. Het zou wel fijn zijn als er ruimte voor kwam af en toe even goed te spreken over een bewoner. De familie kan ook bepaald gedrag verklaren. We hadden een keer een mevrouw die was ontzettend bang voor water. Later bleek dat ze de watersnoodramp had meegemaakt. Misschien kwam het daardoor. Als je dat weet, kun je er rekening mee houden.
Als ik nu weer zestien was, en moest kiezen wat ik voor beroep koos? Dan zou ik weer ervoor kiezen verzorgende te worden. Zorgen vind ik heerlijk. Mensen helpen, dat zit in me.’