print
interview

In de jeugdzorg ging het meeste geld naar de gespecialiseerde dure achterkant en het minste naar de preventie aan de voorkant, vertelt Loes Ypma. 'Kinderen uit huis plaatsen kost 1,5 ton per jaar. Daarvan kun je veel professionals inhuren.'

Loes Ypma
Tweede Kamerlid PvdA
02 november 2015

Binnen de jeugdzorg streef ik altijd naar drie dingen. Wat mij betreft is de transformatie van de jeugdzorg dus geslaagd als er drie dingen gebeuren:

Ten eerste dat kinderen eerder de juiste hulp krijgen. Je ziet nu dat het heel lang duurt voordat kinderen daadwerkelijk zorg krijgen vanuit de jeugdzorg. Dat heeft met indicaties en wachtlijsten te maken, allemaal tijdverspilling. Om eerder zorg te kunnen bieden heb je zichtbare, laagdrempelige, toegankelijke wijkteams nodig, die goede relaties hebben met consultatiebureaus, scholen, kortom degenen die de problematiek als eerste zien. Ook mensen uit de wijk moeten bij een wijkteam aan de bel kunnen trekken.

Het tweede is dat ouders meer de regie moeten krijgen. Ik was vijf jaar lang wethouder in Woerden en daar heb ik toen een klein onderzoek gedaan naar multiproblemgezinnen. Daaruit bleek dat er tussen de 9 en 17 hulpverleners rondliepen in multiproblemgezinnen. De hulpverleners waren ontevreden en het gezin was ontevreden. Ze zagen allemaal door de bomen het bos niet meer.

Ik kan me nog goed een gesprek van een moeder herinneren die bij mij aan tafel zat omdat er allerlei dingen misgingen. Dit escaleerde zo erg dat de wethouder met haar in gesprek moest. Dat was ik dan. Die mevrouw zei tegen mij: ‘Ja maar mevrouw de wethouder, u wilt zo graag dat ik aan het werk ga, maar wie moet dan al die hulpverleners in mijn gezin te woord staan?’  Zij vertelde me dat ze op woensdag een hulpverlenersvrije dag heeft, omdat ze zo gek werd van alle hulpverleners.

Dat laat zien hoe het mis kan gaan. Daarom ben ik ook een groot voorstander van één gezin, één plan, één regisseur, waarbij het doel is dat ouders meer de regie krijgen, zo staat het ook in het regeerakkoord. Ik geloof er in dat dat heel veel verbetering oplevert.

Mijn derde punt is dat professionals meer het vertrouwen moeten krijgen om te doen wat nodig is. Je ziet dat professionals nu een enorme administratielast hebben. Dat is helaas nog niet afgenomen. Dat moet echt anders. Dat moet echt minder.

Wantrouwen

Door de enorme versnippering, omdat we kwalitatief hoogwaardige zorg willen verlenen, zijn we in kokers doorgespecialiseerd. Dat kun je niemand kwalijk nemen, maar dit heeft wel het gevolg dat hulpverleners helemaal kwijt zijn waar ze voor zijn opgeleid. Vaak zijn ze breed opgeleid, maar vervolgens een koker ingezogen waar ze niet meer uitkomen. Dan hebben ze in hun dagelijkse praktijk geen ruimte om samen te werken met andere disciplines. Door de decentralisatie van de jeugdzorg ligt nu alle verantwoordelijkheid voor de budgetten in een hand. Dat maakt dat je door de kokers heen kunt breken.

Dat het ook anders kan, heb ik bijvoorbeeld gezien bij Buurtzorg Jong. Daar is het wel gelukt door die kokers heen te breken. Ik liep daar mee met een hulpverlener die vertelde dat ze wel acht keer aan had moeten bellen bij een moeder, een echte zorgmijder, voordat ze toch een keer opendeed. De moeder zei: ‘Nou van welke instantie ben je? Welke formulieren moet ik invullen?’

Er is een enorm wantrouwen bij multiproblemgezinnen richting de hulpverleners. De hulpverlener vertelde haar dat ze niet van een instantie was, maar dat ze benieuwd was hoe het met haar ging en wat ze nodig had. Toen begon de moeder te vertellen over allerlei problemen rondom de echtscheiding, de kinderen die op school problemen hadden, gezondheidsproblemen, schulden: een scala aan problemen.

Vervolgens bleek dat deze moeder uit huis gezet dreigde te worden. De hulpverlener zei: ‘Nou dan ga ik daar als eerste mee aan de slag!’. Moeder helemaal verbaasd, want ‘je kwam toch uit de jeugdzorg?’, maar nee, de hulpverlener kwam voor haar, om de problematiek in haar gezin breed te bekijken, om te kijken wat de moeder zelf kon, wat het netwerk kon en waar hulp nodig was. Voor zo’n gezin is de veelheid der dingen onbehapbaar. Dan heb je dus een professional nodig om die het behapbaar maakt. 

Persoonlijk

Ik heb ook van heel dichtbij met deze problematiek te maken, door de zorg in ons gezin voor een jongen die we wel  ons semi-pleegkind noemen. Het is een jongen van 10 jaar, die uit een gezin komt waar sprake is van huiselijk geweld, hoge schulden, werkloosheid, traumaverwerking van de ouders zelf uit hun jeugd en nog een broer die uit huis is geplaatst en een zusje die vanwege haar verstandelijke en lichamelijke beperking op de mytylschool zit. 

Het opmerkelijke is wel dat er heel veel problemen zijn in het gezin, maar ook heel veel liefde. De jongen heeft veel in z'n mars, het is een slim jongetje en hij groeit in sommige opzichten wat boven zijn ouders uit. Het is dat de school het jochie elke keer gelukkig een nieuwe kans geeft, waardoor hij niet naar het speciaal onderwijs hoeft. Dit hoeft ook helemaal niet qua intelligentie, maar wel qua gedragsproblematiek.

Wat ik mooi vind is dat de ouders op een gegeven moment zelf ook zagen dat ze hulp nodig hadden bij de opvoeding. De ouders hebben toen aangedrongen op een netwerkberaad met alle 10 de hulpverleners die bij hen rondliepen. Niet alleen de professionals kwamen bij elkaar, maar ook het netwerk, waar ik met mijn man deel van uit maak. De bijeenkomst werd heel deskundig georganiseerd door een jeugdzorginstelling. Het was een emotionele bijeenkomst, waarin de jeugdzorginstelling aangaf dat ze zich zorgen maakten om de jongen en ze bang waren dat hij zou ontsporen.

Zijn broer is al uit huis geplaatst, omdat het echt misging - die had het bureau van de leraren in de fik gestoken. Dit wilden we voorkomen voor deze jongen, maar dan moet er wel iets in de opvoeding veranderen. Bij het eerste beraad waren er tien hulpverleners aanwezig, bij de tweede nog maar vier. Ze hadden dus met elkaar besloten dat het niet effectief is om met zoveel mensen in dit gezin rond te lopen en zagen dat sommige taken door het netwerk overgenomen konden worden.

Mijn rol hierin is dat deze jongen af en toe in ons gezin meedraait, logeren in de vakanties, hij gaat mee naar de Efteling, naar musea, de leuke dingen van het leven die zijn ouders niet kunnen betalen. De ouders zijn in relatiebemiddeling gegaan en de schuldverlening in, wat eigenlijk de meest prangende bovenliggende problematiek bleek. Zo is voorkomen dat hij uit huis geplaatst moest worden. Dit is precies hoe ik het heel graag zie.

Escalatie voorkomen

De doorbraak die echt kan plaatsvinden is dat escalatie van problemen voorkomen kan gaan worden. In de jeugdzorg ging het meeste geld naar de hele gespecialiseerde dure achterkant en het minste naar de preventie aan de voorkant. Kinderen uit hun huis plaatsen kost 1,5 ton per jaar. Moet je eens kijken hoeveel professionals je dagelijks bij zo’n gezin langs kan laten gaan om te voorkomen dat problemen zo escaleren.

De financiële prikkels waren er tot nu toe gewoon niet naar om dat geld naar de voorkant toe te laten gaan. Dat gebeurt nu wel. Ik hoor allerlei jeugdzorgaanbieders steen en been klagen dat hun instroom zo daalt, maar dat is ook wat we beogen. Maar dan moeten  aan de voorkant de wijkteams wel zichtbaar, herkenbaar en vindbaar zijn voor mensen die problemen hebben. De wijkteams moeten ook op tijd de juiste expertise erbij halen vanuit de achterkant. Als je er zo vroeg mogelijk bij bent, voorkom je dat problemen escaleren. Op dit moment kan nog niet gemeten worden of de instroom stijgt aan de voorkant. Dat zou dus wel het geval moeten zijn.

Met op tijd de juiste expertise erbij halen zouden we ook een ander doel bereiken: niet de hele tijd met kinderen schuiven. Dat is wat nu gebeurt, kinderen gaan van de een naar de andere plek. Kinderen die al jaren in de Jeugdzorg zitten die als ze puber zijn al aan hun veertiende instelling toe zijn. Dat is geen uitzondering. Ik zou graag willen niet geschoven wordt met het kind, dat er geschoven wordt met de hulp.

De ideale verzorgingsstaat is volgens mij heel simpel: iedereen doet mee. Een zorgzame samenleving waarbij we naar elkaar omkijken. Het belangrijkste is dat iedereen mee kan doen. Gewaardeerd worden om wat mensen wel kunnen en niet alleen kijken naar wat ze niet kunnen.

Ik moet denken aan een gesprek met een mevrouw die MS had, waar ik bij was toen ik meeliep met een heel goede Wmo-consulent. De vrouw vertelde dat het steeds slechter ging, het was een moeizaam gesprek. Toen de Wmo-consulent vroeg wat voor werk ze altijd gedaan had, begon de mevrouw ineens te stralen. Ze was docent Nederlands geweest. Toen vroeg de Wmo-consulent –wat ik prachtig vond- of ze het leuk zou vinden om kinderen bij een nabijgelegen middelbare school bijles te geven. Fantastisch vond ze dat. Dat zijn de verbindingen die je moet maken, door echt iedereen mee te laten doen, niet alleen te kijken naar wat mensen niet kunnen, maar ook naar wat ze wel kunnen.

De participatiesamenleving en de verzorgingsstaat worden als twee verschillende dingen gezien, terwijl het voor mij twee kanten van de medaille zijn. Je probeert ervoor te zorgen dat iedereen meedoet –participeert, maar dat betekent dat je sommige mensen zult moeten verzorgen. Ik ben heel erg van het meedoen, maar sommige mensen hebben toch echt keihard verzorging nodig, die redden het anders niet. Er is wel een duidelijke verschuiving gaande van ‘leun maar achterover, wij zorgen wel voor u’ naar ‘wat kunt u wel en wat heeft u nodig om zo normaal mogelijk mee te doen’.

Interview gehouden door Monika Sie en Mariska Pijpers (tekst MP), op 16 april 2015
Foto: TINEKE