Ambtenaren hebben met de decentralisatie een bepalende rol gekregen: zij bereiden het beleid van de gemeente voor. In Haarlem coordineerde Piet Haker alle veranderingen. Hij zorgde voor dagbesteding op het gemeentehuis.
Toen 1 januari voorbij was, viel ik wel even in een gat. Mijn opdracht als programmamanager sociaal domein was afgerond. Opeens was de druk weg. Maar het echte werk begint nu pas natuurlijk. Ik ben ook nog steeds verantwoordelijk voor de transformatie van het sociale domein binnen de gemeente Haarlem.
Toen we in 2011 begonnen met de voorbereiding op deze hervorming, hadden we een behoorlijke ambitie. De laatste anderhalf jaar is de aandacht verschoven naar het plat regelen van wat er op ons afkomt. Oktober 2014 waren we ‘transitieproof’: de verordeningen waren vastgesteld, de contracten waren getekend, het inrichtingsplan was besloten. Daarna hebben we tot 1 januari nog heel veel gedoe gehad met de ict, om de administratieve processen af te stemmen op de contractpartners, de zorginstellingen onder andere. Het Rijk heeft daar landelijke standaarden voor afgesproken, maar die kwamen pas op 2 januari.
We zijn een beetje kwijtgeraakt waar we het allemaal ook alweer voor doen. Daar moeten we het de komende periode weer over hebben. Ik ben bezig met een raadsvoorstel waarin de stip op de horizon voor de komende drie of vier jaar gegeven wordt - een transformatieplan. Het gaat om vraagstukken als: wat kunnen we eigenlijk vragen aan een burger? We hebben natuurlijk allemaal aannames gedaan, en dat zijn bijna mantra’s geworden: eigen kracht, zelfredzaamheid. Maar daar zitten grenzen aan, en waar die liggen, dat zullen we in de praktijk nu pas gaan merken.
Eén gezin, één plan, één regisseur, dat doen we nog niet in Haarlem, bijna nergens in Nederland trouwens
Van een heel andere orde is het streven naar integraliteit: één gezin, één plan, één regisseur. Dat doen wij nog niet in Haarlem, bijna nergens in Nederland trouwens. Bij ons kan één gezin nog steeds te maken krijgen met iemand van jeugdzorg, een aparte casemanager voor re-integratie vanuit sociale zaken en een consulent vanuit de Wmo. Eén regisseur vanuit de gemeente, dat is heel moeilijk te realiseren. Maar het is wel een ambitie waar we ooit mee begonnen zijn. Dat zouden we nu weer moeten oppakken.
Ook de vraag wanneer iemand naar specialistische dagbesteding moet, en wanneer diegene gewoon naar het welzijnswerk kan, is een voorbeeld van een onderwerp waar we mee aan de slag moeten. Niet alleen wij trouwens, maar ook de zorgaanbieders en alle andere partners in de stad.
Het gemeentehuis als locatie voor dagbesteding
Regelmatig word ik uitgenodigd door zorgaanbieders. Daar ga ik bijna altijd op in. Ik probeer niet alleen met de bestuurders te praten, maar ook echt mee te lopen. We hebben in deze regio ongeveer honderd jeugd- en Wmo-contractpartners. Natuurlijk ben ik niet bij allemaal langs geweest, maar ik vind het wel belangrijk een goed idee te hebben waar het over gaat in de praktijk.
Mensen met een verstandelijke beperking brengen op het gemeentehuis koffie rond
Een tijdje terug vroeg SIG, een instelling die ambulante hulp verleent aan mensen met een verstandelijke beperking, of ze dagbestedingsactiviteiten op het gemeentehuis konden uitvoeren. Ik heb dat vervolgens geregeld. Nu brengen mensen met een verstandelijke beperking hier koffie rond.
We vragen heel veel van de zorgaanbieders en ik vind het daarom belangrijk dat we als gemeente het goede voorbeeld geven. Andersom is ook goed dat de mensen die in dit gebouw het beleid maken, met eigen ogen zien waar het eigenlijk over gaat als je het over dagbesteding hebt. Als je hier op het gemeentehuis de mensen van het SIG ziet rondlopen, dan weet je dat je op een andere manier naar dagbesteding moet kijken dan er simpelweg vanuit gaan dat deze mensen allemaal wel naar het welzijnswerk kunnen, dat ze die gespecialiseerde hulp niet nodig hebben. Er zijn vijf cliënten en één begeleider en die begeleider is enorm belangrijk, die moet echt fulltime aanwezig zijn.
De dagbesteding van SIG hier geregeld krijgen was trouwens een hele opgave. De bodes vroegen zich zenuwachtig af wat dat voor hun baan zou betekenen. Bovendien hebben we een contract voor het schoonmaken met Paswerk, het SW-bedrijf. Ook dat zijn mensen met een kwetsbare achtergrond. Matcht dat wel met elkaar? Er moest aardig wat weerstand en onbekendheid overwonnen worden. Maar het is wel gelukt. En de ambtenaren zijn er heel enthousiast over.
Overleg met het zorgkantoor
Haarlem heeft te maken met het zorgkantoor van Achmea. De contacten zijn goed. Dat is niet altijd zo geweest. In het begin was het lastig. Er was veel goede wil, maar er waren allerlei reorganisaties, ook bij Achmea. We zitten nu elke maand bij elkaar voor inkoopoverleg. We proberen ons inkoopbeleid af te stemmen op dat van Achmea. Zij hebben een hoop ervaring die bij ons nog mist.
We zijn op dit moment in discussie over de ketenzorg dementie - een aanpak waarbij je in een vroeg stadium dementie kunt signaleren. Tot nu toe heeft Achmea dat altijd gefinancierd, al zaten we er als gemeente ook voor een ton in. Maar het hele traject aan voorzorg mag Achmea niet meer financieren. En wij hebben het ook niet meegenomen in onze inkoop voor 2015.
We zullen moeten kijken of we dat bijvoorbeeld via de sociale wijkteams kunnen organiseren. We zouden ook kunnen besluiten om dit soort zorg niet te verlenen, maar dat willen we niet. Ook de zorgaanbieders die die zorg tot nu toe leverden zitten om tafel. Met Achmea hebben we in elk geval afgesproken dat zij deze zorg voor het lopende jaar nog regelen. Maar op 1 januari 2016 moeten we wel iets anders bedacht hebben.
De grenzen tussen de Wlz, Wmo, Jeugdwet de Zorgverkeringswet zijn gewijzigd, en er zullen ongetwijfeld nieuwe grensdiscussies komen. Een burger kan zich melden bij de gemeente met een beroep op begeleiding waarvan wij denken dat die eigenlijk onder de Zorgverzekeringswet of de Wlz moet vallen. Het omgekeerde kan ook. Met Achmea hebben we afgesproken dat we voor dit soort situaties vaste contactpersonen hebben, en dat als er grensdiscussies zijn, de zorg in ieder geval geleverd wordt. Onderling bepalen we dan later wel wie wat betaalt.
Ook het vervoer van en naar dagbestedingsactiviteiten is overgegaan naar de gemeente. Voor dit jaar hebben we geen kortingen toegepast omdat de afgelopen jaren vanuit de zorgkantoren hierop al het nodige is gekort. Maar we gaan wel nadenken hoe het efficiënter kan. We hebben allerlei vormen van vervoer voor kwetsbare mensen - leerlingenvervoer, vervoer vanuit de Wmo, vervoer in verband met Jeugdzorg, de ov-taxi - kan dat nu niet handiger geregeld worden, integraler en goedkoper? Dat zou kunnen betekenen dat er straks niet een busje alleen voor de kinderen van een zorginstelling rijdt, maar dat er misschien ook een aantal ouderen in zit die ergens anders naartoe moeten.
Ook bij begeleid wonen kun je grensdiscussies verwachten. De grens tussen Wmo en Wlz ligt hiervoor nog niet heel scherp. In het ene geval is het de gemeente die betaalt, in het andere geval het zorgkantoor. Er zullen altijd mensen zijn die precies op de grens balanceren.
Sociale wijkteams
We zullen echt nog wel moeten bijsturen. Neem het sociale wijkteam. Ik geloof in dat concept, maar soms lijkt het wel of het sociale wijkteam alle problemen van deze wereld moet oplossen. In 2012 zijn we al met een proef voor een sociaal wijkteam begonnen. Onze aanname was dat als we zorg en welzijn weer dichter bij de mensen organiseerden, we eerder problemen zouden kunnen signaleren, we eerder konden interveniëren en escalatie voorkomen kon worden. We dachten er misschien wel 10% van de bezuiniging mee op te kunnen vangen.
Die aanname klopte niet. Want in de praktijk hebben we gemerkt dat het sociale wijkteam alleen maar meer problemen ophaalt. Zij komen juist in contact met mensen die zich de afgelopen periode hebben afgekeerd van de zorg en van de overheid. Het beroep op voorzieningen neemt eigenlijk alleen maar toe in plaats van af.
Dat hebben we eind vorig jaar ook aan het college en de commissie voorgelegd. We wilden de sociale wijkteams uitrollen over de hele stad, maar we hebben gewaarschuwd dat het minimaal vijf jaar zal gaan duren voordat we ook het effect hiervan gaan merken. We moeten eerst door de zure appel heen.
Bureaucratisering
De gemeente is een veelkoppig monster, dat realiseer ik me ook wel. Wij horen van zorgaanbieders dat het heel verkokerd georganiseerd is. Het Rijk heeft de taken gedecentraliseerd naar 393 gemeenten. Het risico is natuurlijk dat zij alles allemaal op hun eigen manier doen.
Wij horen van zorgaanbieders dat het heel verkokerd georganiseerd is. Het Rijk heeft de taken gedecentraliseerd naar 393 gemeenten. Het risico is natuurlijk dat zij alles allemaal op hun eigen manier doen
Wij hebben er in onze regio voor gekozen de inkoop regionaal te regelen – de Haarlemmermeer samen met Midden-Kennemerland en Zuid-Kennemerland. Maar de toegang tot de zorg regelen we allemaal anders. In Haarlem hebben we ervoor gekozen te werken in vertrouwen. We willen niet op de stoel van de zorgaanbieders gaan zitten, dus zorgaanbieders mogen zelf indiceren. Andere gemeenten hebben die stap niet willen nemen.
Ik snap dat het voor zorgaanbieders ingewikkeld is. Haarlemmermeer werkt bijvoorbeeld wel met ons samen als het gaat over Jeugdzorg, maar niet als het gaat over Wmo. Wat geen verschil zou mogen zijn is de manier van verantwoording afleggen. De verantwoordingsrapportages die we vragen, die we contractueel hebben vastgelegd, zijn in Uitgeest hetzelfde als voor Haarlem. Dat is de bedoeling althans.
Ik snap dat het voor zorgaanbieders ingewikkeld is. Haarlemmermeer werkt bijvoorbeeld wel met ons samen als het gaat over Jeugdzorg, maar niet als het gaat over Wmo
Ik heb op die complexiteit niet direct een antwoord. We hebben voor 1 januari een aantal dingen moeten organiseren en voor een deel zal dat suboptimaal gebeurd zijn. Sommige zaken lopen ook nog niet goed: iWmo ligt er bijvoorbeeld uit – het landelijke systeem waarmee gemeenten communiceren met de zorgaanbieders.
Ambtenaren versus politici
Of het houdbaar is zoveel gemeentes? De gemeente Zandvoort heeft ervoor gekozen om haar ambtelijke apparaat voor het sociale domein over te dragen aan Haarlem. Ze blijven verder bestuurlijk wel zelfstandig. Bestuurlijke herindeling is een heikel onderwerp natuurlijk. Dat is een mooi thema voor minister Plasterk. Democratisch zit er wel wat spanning in. Sowieso. Aan de ene kant decentraliseert het Rijk taken naar de gemeenten, aan de andere kant kwam er vanuit het Rijk ook de oekaze in de jeugdzorg om regionale transitiearrangementen te maken.
Deze discussie speelt in onze gemeenteraad natuurlijk ook. Die begon op een gegeven moment wel te protesteren. Best leuk dat van alles in regionaal verband wordt georganiseerd en ingekocht, maar wanneer zijn wij nog aan zet? Ik deel die mening niet. Er zijn echt wel momenten dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de verordeningen.
De Wmo-zorg is regionaal ingekocht met inkoopdocumenten die zijn gemaakt door een regionale werkgroep inkoop, door ambtenaren dus. Het programma van eisen dat daarvoor is gemaakt, is in de colleges geweest, maar is niet in de gemeenteraad besproken. Het behoort tot de uitvoering. Daar was wel gelazer over: ze hadden het op z’n minst willen zien. Naar aanleiding hiervan hebben we vervolgens wel goede afspraken gemaakt met de gemeenteraad hoe hen meer te betrekken bij de voorbereiding op de nieuwe taken.
In die werkgroep wordt ook besloten over budgetten, maar wel binnen het kader dat de raad gesteld heeft. In januari 2014 had de raad de beleidskaders vastgesteld, één voor jeugd, één voor Wmo en één voor de Participatiewet. Vervolgens kwam de mei-circulaire, en op basis daarvan zijn de bedragen in de kadernota en begroting 2015 beland. Die zijn ook vastgesteld door de raad. Binnen dat kader werken wij. Dat is niet anders dan anders. Maar het gevoel bij de raad is: dit is zo’n grote operatie, we zijn opeens verantwoordelijk voor zoveel meer taken, voor kwetsbare burgers, hoe houden we daar grip op? De raadsleden hadden verwacht dat zij op 1 januari een soort dashboard kregen gepresenteerd waarop ze konden volgen hoe het nu gaat in het sociale domein. Daarvan hebben we gezegd: dat kunnen we niet op 1 januari, en dat moet je niet willen als raad. Daar ben je niet voor.
Sowieso hebben ambtenaren een kennisvoorsprong op de politici. Wij doen het werk. Ik ben elke dag met deze materie bezig, net als veel van mijn collega’s. Het college is er elke week mee bezig en een raadslid één keer in de zes weken als hij een stuk krijgt in een commissie of in een raadsvergadering. Je kunt niet van een raadslid verwachten dat hij dit op kennisniveau allemaal kan bijhouden. Vaak hebben ze daarnaast ook gewoon nog hun werk.
Een programmateam van ambtenaren is fulltime bezig geweest om de gemeente voor te bereiden op de nieuwe taken die op ons zijn afgekomen. We hebben ook nieuwe mensen geworven. Voor beschermd wonen hebben we gezocht naar iemand die zelf uit de zorg kwam. Op die manier halen we kennis naar binnen. We hebben ook iemand aangenomen die van het CIZ komt, die weet hoe je aanvragen, beschikkingen en indicaties moet toetsen.
Wakker liggen
Het is enorm druk geweest het afgelopen jaar. Waar ik wakker van heb gelegen? Bijvoorbeeld de bestuurlijke afspraken tussen de stichting MEE en de staatssecretaris en VNG. Zij hadden bepaald dat het budget voor MEE in 2015 ook bij MEE moest blijven. Maar MEE richt zich op een specifieke doelgroep, vooral op mensen met een verstandelijke beperking en autisme, daar zijn ze ook heel goed in. Clientondersteuning moet er echter zijn voor alle Haarlemmers.
Ik had een budget gekregen voor cliëntondersteuning, ik had niet een budget gekregen voor MEE. Wat MEE heeft gedaan de afgelopen jaren, is maar voor 30% cliëntondersteuning in de zin van de Wmo 2015. Een ander aspect is de onafhankelijkheid van cliëntondersteuning. MEE is niet alleen cliëntondersteuner, maar is zelf ook aanbieder.
Het ging maar om € 1,6 miljoen; hoe kleiner het bedrag, hoe ingewikkelder het is, lijkt soms wel. We hebben besloten dat 2015 een overgangsjaar is. Daarmee kopen we tijd om te kijken hoe we het volgens jaar beter kunnen regelen.