Antwoord: Mensen krijgen van de gemeente een indicatie voor dagbesteding. Aantallen zijn lastig te geven. Aangenomen mag worden dat een groot deel van deze groep bestaat uit ouderen met (beginnende) dementie.

In 2014 hadden in Nederland 260.000 mensen dementie (bron: CBS), waarvan er ongeveer 50.000 in een verpleeghuis woonden (bron: Planbureau voor de leefomgeving). Het aantal mensen met dementie zal de komende jaren toenemen, door de demografische ontwikkeling, en doordat we steeds ouder worden.

Lang niet alle mensen met dementie die thuis wonen, gaan naar een vorm van dagbesteding. In 2014 maakten slechts ongeveer circa 12.500 mensen met dementie gebruik van een vorm van dagbesteding. Gemiddeld bezochten ze deze dagbesteding 5,6 dagdelen per week (bron: Alzheimer Nederland). De verklaring die Alzheimer Nederland geeft voor het lage aantal demente ouderen dat gebruikmaakt van dagbesteding, is onder meer: 'weerstand/ schaamte van degene met dementie, schuldgevoelens van mantelzorgers en het ontbreken van passende activiteiten. Het is niet vanzelfsprekend om naar dagopvang te gaan.' 

In 2015 hebben gemeenten alle mensen die naar een vorm van dagbesteding gingen, opnieuw geindiceerd (via het keukentafelgesprek). In sommige gemeenten is daarbij het aantal dagdelen dat mensen de dagbesteding mogen bezoeken, flink teruggebracht (bijvoorbeeld in Rotterdam, lees ons interview met Margriet May).

Zouden meer ouderen baat hebben bij dagbesteding?

Altzheimer Nederland geeft aan dat dagbesteding op zowel de mantelzorger als op degene met dementie een gunstig effect heeft. Voor de eerste helpt dagbesteding om de zorg langer vol te houden. Voor degene met dementie helpt dagbesteding bij het tegengaan van vereenzaming, depressie, gedragsproblemen en angst. Uit de studie van Altzheimer Nederland blijkt dat mensen met dementie vaak juist stoppen met hun activiteiten (werk, hobby's et cetera), en dat de kans op vereenzaming en isolement dus groot is. Opgemerkt wordt dat het ook voor mensen die nog niet gediagnosticeerd zijn, belangrijk is mee te doen aan dagbestedingsactiviteiten.

Dagbesteding voor iedereen die eenzaam is?

Zou dagbesteding toegankelijk moeten zijn voor iedereen die eenzaam is, dus ook voor ouderen die ogenschijnlijk niets mankeren? Dat zou de kosten voor dagbesteding onbeheersbaar maken. Daarom is een onderscheid nodig tussen:

  • laagdrempelige voorzieningen op buurtniveau waar ouderen tegen een geringe vergoeding aan beweging kunnen doen en gezelligheid kunnen vinden. Deze voorzieningen kunnen voor een groot deel georganiseerd en gedragen worden door vrijwilligers;
  • dagbesteding, waarbij (ook) professionele begeleiding van deelnemers aanwezig is.

De grens waar iemand het beste terecht kan, is fluïde, en afhankelijk van de beschikbare voorzieningen, het netwerk van mantelzorgers en vrijwilligers en van de persoon zelf. Als de laagdrempelige voorzieningen om de hoek niet meer aansluiten bij de mogelijkheden die iemand heeft om te participeren (in gesprekken, bij het kaartspel, bij de gym) is dat een natuurlijk moment om over te stappen op dagbestedingsactiviteiten.

Familieleden, huisartsen en sociaal wijkteam hebben een belangrijke rol bij het beoordelen of dagbesteding nodig is, aangezien isolement op de loer ligt als het initiatief alleen aan de oudere wordt overgelaten.

Vervoer

Naar de dagbesteding gaan is geen luxe. De toegang tot dagbesteding zou dan ook gewaarborgd moeten zijn. Daar hoort ook het vervoer van en naar de dagbesteding bij. Dat kan voor een deel met vrijwilligers en mantelzorgers, maar er zullen altijd mensen zijn die georganiseerd vervoer nodig hebben. De gemeente moet dit vervoer regelen, of een vergoeding aan instellingen geven die kostendekkend is. En mensen die op eigen gelegenheid komen, kunnen er erg bij geholpen zijn als zij gebruik mogen maken van de regiotaxi, of als er voldoende scootmobieluitleenpunten in hun omgeving zijn. Op die manier zijn zij minder afhankelijk van de goedwillendheid van vrijwilligers en mantelzorgers.