print
interview

Een groep PvdA-leden volgde jongeren die net van het praktijkonderwijs kwamen. Arij Maarleveld (afdeling Vlaardingen) sprak met Koos van Os, directeur van het ProNovaCollege over het toekomstperspectief van deze jongeren.

Koos van Os
directeur ProNovaCollege Schiedam
01 januari 2015

'We zijn een school voor voortgezet onderwijs voor leerlingen uit Schiedam, Vlaardingen, Maassluis, Hoek van Holland en het westelijke randje van Rotterdam. In 2000 hadden we 180 leerlingen, nu zijn het er 380. Daarmee behoort de school tot een van de grootste scholen voor praktijkonderwijs in Nederland.

De criteria voor toelating zijn: IQ tussen 60 en 80 en leerachterstanden van meer dan 50% op meer dan twee leergebieden. Tot voor kort bepaalde de RVC (Regionale Verwijzingscommissie) of een leerling toelaatbaar was voor het ProNovaCollege, binnenkort gebeurt dat door het eigen samenwerkingsverband van scholen.

Ik ben blij met ons gemotiveerde team van docenten. Ons team bestaat uit zowel mensen met een PABO-achtergrond als uit mensen die vanuit een vakdiscipline komen. Iedereen heeft het hart op de goede plaats en heeft iets met deze groep leerlingen. Wij zijn ook trots op het schoolgebouw. Het gebouw is nu op orde, wij beschikken over een leerwerkbedrijf en een eigen restaurant (NXTdoor).

Aandacht voor zelfredzaamheid

De meeste van onze leerlingen voldoen aan de voorwaarden om in een bedrijf mee te kunnen werken. We besteden veel tijd en aandacht aan zelfredzaamheid. We leren ze met geld om te gaan, om te meten, te wegen, maar hebben ook aandacht voor zaken zoals op tijd komen. Om te slagen in de praktijk is een goede arbeidsethos van belang. Het vak zelf leren ze vaak in het bedrijf.

Om te slagen in de praktijk is een goede arbeidsethos van belang

Zelfkennis, een realistisch zelfbeeld en acceptatie (ook vanuit de omgeving) is lastig. In eerste instantie leggen zowel ouders als leerlingen de lat vaak te hoog. Dit kan leiden tot frustratie en opstandig gedrag. Tijdens de schoolperiode krijgen zaken zoals doorzetten, eigen grenzen opzoeken en samenwerken veel aandacht. Dit trainen we ook buiten schooltijd op schoolkampen.

We mikken erop dat leerlingen na een goede schooltijd hun weg gaan vinden, enig zelfvertrouwen hebben, en een reëel positief zelfbeeld hebben. Dé leerling bestaat niet. Ze zijn zeer verschillend, dus we proberen per leerling uit te vinden waar ze wel goed in zijn en daar op aan te sluiten. Met kleine stappen vooruit bereiden we ze voor op het zelfstandig kunnen deelnemen aan de maatschappij.

Moeilijk om aan werk te komen

De maatschappij stelt steeds hogere eisen aan onze leerlingen. Zo konden in het verleden leerlingen met niveau 1 in verzorgings- en verpleeghuizen terecht, nu vragen ze daar niveau 3. Frustrerend is dat je in de krant zelden of nooit advertenties ziet waar niveau 1 of 2 gevraagd wordt.

Frustrerend is dat je in de krant zelden of nooit advertenties ziet waar niveau 1 of 2 gevraagd wordt

Het is soms moeilijk de ouders ervan te overtuigen dat een stage zo ongeveer de enige weg is om hun zoon of dochter aan het werk te laten komen. Een voorbeeld van verleden jaar: een leerling liep stage bij Albert Heijn. Dat ging zo goed dat hij mocht blijven en een contract kreeg aangeboden. Echter, wat deed hij toen hij er een paar maanden werkte? Hij nam ontslag en meldde zich bij een ROC voor de opleiding Logistiek niveau 1, tegen ons advies in. Nadat hij werd afgewezen probeert hij het bij een volgend ROC opnieuw. Wederom een afwijzing.

Voor veel leerlingen is de huidige conjunctuur niet bevorderlijk voor het verkrijgen van een plaats op de arbeidsmarkt. De leerlingen krijgen vaak een halfjaarcontract, dat vervolgens wordt verlengd. Een vast dienstverband zit er vaak niet in. Daar waar je vroeger een baan voor het leven had, verlangt de maatschappij nu flexibiliteit. Je zou moeten opleiden tot flexwerker en dat is bij leerlingen in het praktijkonderwijs vaak moeilijk.

Het ProNovaCollege heeft veel leerlingen met een Turkse, Bulgaarse, Poolse, Somalische, Ethiopische achtergrond. Taligheid is zeker ook een extra handicap bij het vinden, verkrijgen en behouden van een baan.

Ook niet alle leerlingen zijn 'leerbaar'. Uit de praktijk het voorbeeld van een jongen die in een renovatieproject de wastafel moest ophangen en de afvoer moest aansluiten. De wasbakken moeten recht worden opgehangen, de afvoer waterpas eronder. Nadat er een paar wasbakken zijn geplaatst en voorgedaan, moet de leerling zelfstandig aan de slag kunnen. Niet altijd lukt dat, ondanks dat de leerling het graag wil en inzet toont.

Ondersteuning is nodig

Leerlingen die beginnen bij een werkgever hebben nog veel ondersteuning en begeleiding nodig. Ook binnen de bedrijven is behoefte aan ondersteuning. Want hoe ga je met deze jongeren om? Als er geen ondersteuning of begeleiding is, merken we dat de jongeren er vaak uit vallen en na enige tijd thuis zitten. Met alle gevolgen van dien.

De WSW is al jaren dicht. Het verkrijgen van een Wajong is ook zeer moeilijk geworden. Daarmee zijn de ondersteunende maatregelen die het voor een werkgever aantrekkelijk maakt om een leerling een dienstverband aan te bieden nagenoeg verdwenen. Wel kan van leerlingen met een onderwijsbeperking (dat zijn al onze leerlingen) de loonwaarde worden vastgesteld. De werkgever krijgt dan een aanvulling op het loon van de leerling gelijk aan 100% minus de loonwaarde. Verder zijn er soepele regels om de leerling te ontslaan.

Door het wegvallen van de Wajong zijn kleine bedrijven – waar de begeleiding vaak goed is - nu bang voor de financiële risico’s als ze onze leerlingen in dienst nemen. Daarmee verdwijnen toekomstige werkplekken.

Zoeken naar mogelijkheden

Met de gemeenten zijn we een pilot begonnen. De gemeente helpt met het zoeken van werk en zorgt voor extra begeleiding in de eerste werkzame periode. Het is nu nog te vroeg om te kijken of dit resultaat oplevert.

De politiek zou ook een rol kunnen spelen in het maken van maatafspraken. Je bereikt soms overeenstemming met de bedrijfsleider van een supermarkt of bouwmarkt over stage en een mogelijke arbeidsplaats. Echter dan gebeurt het wel dat er een andere bedrijfsleider komt waarbij de afspraken veranderen. Ook kan het gebeuren dat een vestigingsmanager wordt teruggefloten door een regiodirecteur of het hoofdkantoor. Misschien kan de politiek dit oplossen.

Bij de verplichting een percentage werknemers in dienst te nemen met afstand tot de arbeidsmarkt (5%) moet de politiek erop toezien dat ook de leerlingen uit het Praktijkonderwijs een kans maken. Een bedrijf kiest in veel gevallen dan toch voor een hoog opgeleide werknemer (met een lichamelijke beperking) in plaats van voor een werknemer die meer uitleg en instructie nodig heeft.'

Interview gehouden op 6 november 2015 door Arij Maarleveld.
Foto: Werry Crone