print
interview

Huisarts Robin van der Putten: ‘Waar we de laatste jaren steeds meer mee te maken krijgen, zijn de dementerende bejaarden, alleen- of samenwonend, wat heel veel spanning en onrust onder de mantelzorgers oplevert.'

Robin van der Putten
Robin van der Putten is huisarts in Het Heelhuis te Maasland, een van de dorpen in Midden-Delfland, een plattelandsgemeente ingeklemd tussen Rotterdam, Delft, Den Haag en het Westland. De praktijk heeft een grootte van ongeveer 4000 patiënten, waarvan 20% ouderen. Er is geen leeftijdsgroep die er uitspringt.
25 oktober 2016

Wat is in uw praktijk de problematiek die het meeste voorkomt onder ouderen?

‘Je hebt de somatische aandoeningen: hart- en vaatziekten, oncologische aandoeningen (kanker), longaandoeningen (met name COPD) zijn aandoeningen die bij ouderen frequent voorkomen. Verder zijn er ook vaak problemen met de mobiliteit door aandoeningen van het bewegingsapparaat, maar ook beperkingen in het gehoor- en gezichtsvermogen dragen daaraan bij. Andere veelvoorkomende problemen zijn: de psychische aandoeningen, met name dementie. In mindere mate speelt ook depressie een rol.’  

Zijn er nog patronen te herkennen?

‘Dementie begint pas te komen bij mensen van eind 70, begin 80. Hart- en vaatziekten wisselt en komt vanaf 65 bij elke leeftijd wel voor. In eerste instantie vooral hartinfarcten, op latere leeftijd meer hartfalen, het verslechteren van de hartfunctie. Verder is er vaak sprake van multi-morbiditeit bij ouderen.  Dit betekent dat een veelheid aan aandoeningen voor behoorlijke beperkingen kan zorgen. Bijvoorbeeld: slecht zicht in combinatie met artrose kan het valrisico behoorlijk verhogen.’

Over welke soort problemen met uw oudere patiënten maakt u zich het meest zorgen?

‘Waar we de laatste jaren steeds meer mee te maken krijgen, zijn de dementerende bejaarden, alleen- of samenwonend, wat heel veel spanning en onrust onder de mantelzorgers oplevert. Dat is iets wat ook voor ons als huisarts veel aandacht vraagt.

Dit is voornamelijk omdat je veel moet afstemmen en afspreken met de mantelzorg. Vaak is het niet alleen de dementie, maar ook de somatische kant die een rol kan spelen in het geheel. Het kan soms heel erg onrustig verlopen. Niet alles is vooraf in te dekken. De situatie kan acuut verslechteren, of bij de mantelzorg valt plotseling iemand weg. Hierdoor moet dan toch acuut wat geregeld worden. Dit vraagt vaak erg veel tijd, waardoor er een steeds grotere druk op de huisarts komt.

Dan is er nog een groep patiënten met oncologische aandoeningen die vaak thuis wil sterven. Zo’n stervensbegeleiding is voor de huisarts mooi om goed te begeleiden. Dat geeft dan veel voldoening, maar kost ook veel tijd. Ook buiten kantooruren.’

Wat heeft u gemerkt van de veranderingen in de zorg sinds veel zorgtaken op 1 januari 2015 overgingen naar de gemeenten?

‘Wij hebben vooral met de jeugdzorg te maken gehad. Er is in Midden-Delfland een jeugdteam opgericht. Ik vind dat dit goed functioneert. In het jeugdteam zit een maatschappelijk werker en een psycholoog die veel met jeugd werkt. Daarnaast zit in dat jeugdteam onze praktijkondersteuner voor de geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ). Eens in de zes weken komt een afgevaardigde bij onze praktijk langs. Daardoor hebben we redelijk korte lijnen. Voor ouderen missen we nog wel zoiets. Het zou fijn zijn als daar op zo’n zelfde vorm laagdrempelig overleg zou kunnen zijn.

Voor ouderenzorg hebben we een praktijkondersteuner somatiek, die ons daarin ondersteunt, maar die heeft daarnaast nog veel andere taken. Daarnaast is ouderenzorg soms te complex om alleen door een praktijkondersteuner gedaan te worden. Daarom zijn wij er als huisartsen ook nog veel bij betrokken. We hebben regelmatig overleggen met andere zorgverleners, met name de thuiszorg, om de zorg in goede banen te leiden.

Wat we natuurlijk wel merken is dat de verzorgingshuizen er niet meer zijn, tenminste, er worden geen nieuwe mensen meer in verzorgingshuizen opgenomen. Mensen blijven daardoor langer thuis wonen. Heel veel mensen willen tegenwoordig ook thuis blijven wonen, of het nu kan of niet. Het is dus ook de tijdsgeest, dat mensen thuis willen blijven wonen, waar we in zitten, Er is dan ook niet meer de behoefte aan een ouderwets verzorgingstehuis; hoewel sommigen daar nog wel graag gebruik van zouden willen maken. De wachttijden voor sommige populaire verpleegunits of –huizen zijn enorm lang, wat wel een struikelblok is.’

Ervaart u sinds 2015 veranderingen in de problemen waar uw patiënten mee komen?

‘De zorgproblemen worden complexer. Dit is al een aantal jaren gaande. De opnameduur/ligtijd in het ziekenhuis wordt korter. Oncologische patiënten, mensen met kanker, worden sneller naar de eerste lijn terugverwezen. Er komt dus meer complexe zorg op ons af. Soms zijn mensen echt te kort in het ziekenhuis. Ze worden soms naar huis gestuurd met de mededeling: “Bel maar met de huisarts als het niet goed gaat.” Het is ook wel logisch dat de huisarts de eerste persoon is aan wie de patiënt zich richt, maar het kost vaak veel tijd om de situatie goed in te schatten, zeker als er geen goede medicatieoverdracht of ontslagbrief is.

Naast de complexere zorg krijgen we ook meer zorg. Mensen worden ouder, dus je ziet meer dementie. De vergrijzing, de mensen uit de geboortegolf net na de Tweede Wereldoorlog, die worden nu zo’n beetje 70, dus ook daardoor hebben we een toegenomen vraag. We zijn de afgelopen jaren ook weer meer visites gaan doen, omdat het ouderen betreft die niet meer zo makkelijk zelf naar de praktijk kunnen komen.’

Vroeger werden er toch ook meer huisbezoeken gedaan?

‘Dat klopt, maar vroeger was de druk op de huisarts relatief minder. We hebben meer taken gekregen, waardoor we onze tijd goed moeten verdelen. De diabeteszorg is ook bij de huisarts terechtgekomen, de COPD-zorg kwam bij de huisarts terecht en het cardiovasculair risicomanagement. Dit betreft mensen die een infarct hebben gehad en die in principe na een jaar ook worden terugverwezen naar de huisarts.  Aan de andere kant zijn mensen ook mobieler geworden en kunnen ze makkelijker zelf bij de huisarts langskomen.’

Heeft u weleens contact met de gemeente, of met bijvoorbeeld het sociale wijkteam van de gemeente? Hoe verlopen die contacten?

‘Het jeugdzorgteam, waar ik al eerder aan refereerde, is zo’n sociaal wijkteam. We hebben ook regelmatig contact met de thuiszorg, maar dat is niet echt de gemeente. Er is in Maasland de stichting “Klein maar Dapper”. Zij ondersteunen mensen die het niet zo breed hebben met allerhande dingen. Daar verwijzen we ook weleens mensen naartoe. Verder is de gemeente niet nadrukkelijk zichtbaar.’

Zou u dat anders willen zien?

‘Het is de vraag wat de gemeente zou kunnen doen. We zouden eerst met de gemeente aan tafel moeten gaan zitten om dat te inventariseren. De wachttijden voor een opname in het verpleeghuis kunnen soms lang zijn. Dat kan een punt van aandacht zijn. Onze maatschappelijk werker heeft redelijk korte lijnen met de gemeente. Op het moment dat iemand echt vastloopt met ingewikkelde financiële kwesties, dan wordt er contact opgenomen met de gemeente.’

Bent u weleens betrokken bij de beslissing van ouderen om niet langer zelfstandig te wonen en naar een instelling te gaan?

‘Dat komt heel vaak voor. Ik maak de beslissing niet, want dat is een beslissing die de familie en de mantelzorgers moeten nemen. Ik ondersteun meer in het denkproces daar naartoe, samen met een specialistische, op dementie gerichte, thuiszorg.'

Welke factoren zijn naar uw waarneming dan beslissend?

‘Een belangrijke factor is draagkracht en draagvlak van de mantelzorg: wat willen en kunnen ze aan? De een zal sneller in een verpleeghuis komen dan de ander. Het hangt van heel veel zaken af, dus er is niet een specifiek item.De besluitvorming vindt gezamenlijk plaats. Je loopt soms tegen grenzen aan. Mensen willen graag in een bepaald verpleeghuis, maar dan zijn de wachttijden enorm lang. Wacht je te lang en komen er calamiteiten zijn, dan kan het zijn dat iemand soms geplaatst moet worden op een plek ver buiten het dorp. Er is een kleine voorziening hier in het dorp zelf. Dat is een heel erg populaire plek, met navenant lange wachttijden.’

Onder welke voorwaarden zouden ouderen volgens u langer thuis kunnen blijven wonen?

‘De mantelzorg moet sowieso niet overbelast raken. In een dorp zoals Maasland heb je heel erg betrokken families. Er zijn dan ook buren, vrienden, kennissen en familie in de directe omgeving. Dat is een heel belangrijke factor om mensen langer thuis te kunnen laten wonen. Maar natuurlijk zijn er ook mensen bij wie de hulp verder weg is. De problematiek hier is natuurlijk niet te vergelijken met die in Rotterdam Centrum. Daar zal dat zeker anders zijn.’

Zijn er bepaalde groepen patiënten waar u zich in het bijzonder zorgen om maakt?

‘Doordat Midden-Delfland een wat rijkere gemeente is, is de psychosociale problematiek wat minder. Maar er zijn een aantal mensen waar ik wat zorgen over heb met betrekking tot de druk door de gemeente. De gemeente gaat soms voorbij aan de psychische draagkracht van personen die heel veel moeite hebben met communiceren. Dan worden er beslissingen genomen waarvan wij zouden zeggen: “Vraag het nu eens na bij ons. Hier spelen een aantal medische zaken. Had nu maar eerst met ons contact opgenomen.” Dit raakt aan ons beroepsgeheim, maar in zo’n situatie, wanneer je voor de patiënt spreekt, zijn er altijd marges die het mogelijk maken dat je er wel iets over kunt melden.

Er wordt af en toe wel heel erg bureaucratisch gedaan van “dit zijn de regels”, maar soms moet je de regels een beetje ombuigen om naar de specifieke persoon en de specifieke problematiek te blijven kijken. Niet elke medewerker van de gemeente kan dit volgens mij even goed. Daar zit merkbaar verschil tussen.’

Als u een dag 1 ding kon veranderen aan de manier waarop we nu de zorg voor ouderen in Nederland hebben geregeld, wat zou dat dan zijn?

‘Je zou als huisarts graag wat meer tijd willen hebben om ouderen goed te begeleiden. Er is natuurlijk ook veel eenzaamheid. Sommige mensen zoeken ook wel een beetje eenzaamheid, die hebben geen behoefte aan kaartclubjes en dat soort dingen. De familie wil graag dat deze mensen bezig gehouden worden, maar dat is niet altijd haalbaar. Je moet ook dicht bij de persoon blijven die voor je zit.

Ik zou graag meer tijd willen hebben om te investeren in de ouderenzorg. Die ruimte is er nu niet om die ondersteuning wat uitgebreider te kunnen bieden.’

Interview gehouden zomer 2016 door Johan Meijdam, 5 oktober 2016
Foto: Johan Meijdam