print
interview

Met veel plezier werkt Annet Bosman voor Stichting Buurtzorg. Dat er bezuinigd is merkt ze wel - krullers indraaien bij vrouwen die de deur niet meer uit kunnen, mag niet meer - maar er is nog steeds voldoende tijd om goede zorg te leveren.

Annet Bosman
verzorgende bij Buurtzorg Aalten (Buurtzorg is al vijf jaar op rij uitgeroepen tot beste werkgever van Nederland)
15 april 2016

Stichting Buurtzorg is opgericht in 2006 en is sindsdien sterk gegroeid. Het succes zit ‘m denk ik in het werken met zelfsturende teams. We regelen alles zelf, vanaf het eerste gesprek. Wel is er een regiocoach waar we terecht kunnen als we ergens tegenaan lopen. Wij hebben een erg fijn team. We vergaderen wekelijks, dat is ook gelijk het moment waarop we elkaar allemaal weer zien en dat is altijd hartstikke leuk.

Dat zelf sturen ervaar ik als een groot voordeel. We hebben veel vrijheid. Recent was er bijvoorbeeld een cliënt die door een bepaalde collega niet geholpen wilde worden, want die collega is wat ieletjes en zij is nogal fors. Ze voelde zich niet veilig bij haar omdat ze vaak duizelig is en bang was dat mijn collega haar niet zou houden als ze valt. We hebben dat besproken in ons teamoverleg, en daarna de planning aangepast.

In de gemeente Aalten zijn er zes teams van Stichting Buurtzorg. Het loopt hartstikke goed, we zijn erg druk. In ons team zitten tien medewerkers, allemaal niveau 3 verzorgenden en niveau 4 en 5 verpleegkundigen. De verpleegkundigen doen de intakegesprekken, geven een indicatie af en mogen de zorgvraag afsluiten. Iedere cliënt wordt gekoppeld aan een persoonlijk begeleider uit ons team. Diegene is het aanspreekpunt van de cliënt, de familie en de zorginstellingen.

We werken met een online-registratiesysteem. Daarom hebben we allemaal een iPad waar alle gegevens in staan: het assessment met de zorgvraag, rapportages van bezoeken, de roosters en de zorgtaken die bij een bepaald bezoek gedaan moet worden. Ook de zorgverzekering kan die gegevens zien. Dat werkt heel goed.

De zorgvragen variëren enorm. De meeste cliënten zijn ouderen, maar we komen bijvoorbeeld ook jongeren tegen die een breuk hebben gehad of een operatie met een wond en mensen met dwarslaesies of een andere handicap. Zo verzorgen we ook een meisje van achttien. Zij is lichamelijk gehandicapt en zit in een aangepaste rolstoel. Ze woont nog bij haar vader, haar moeder is overleden. In zo’n situatie nemen wij de dagelijkse verzorging over.

Sommige Buurtzorgteams werken per wijk, maar wij werken huisarts-gebonden. We kunnen direct contact opnemen met de huisarts en bijvoorbeeld digitaal een foto doorsturen van een wond of bloeduitstorting. Eén keer in de maand hebben we een huisartsenoverleg, dan zit het hele team erbij en worden de cliënten besproken. Dat werkt erg prettig. Het enige nadeel is dat cliënten in allerlei hoeken van Aalten wonen, dus we moeten iets meer reizen, maar wij vinden dat niet zo’n probleem.

Te lang thuis wonen

Als wij een aanvraag krijgen, vindt er eerst een intake-gesprek plaats. Na het gesprek is de zorgvraag duidelijk en kan de zorg direct worden gestart. Wij zijn 24 uur per dag oproepbaar voor de cliënt. Er is altijd iemand van ons team die bereikbare dienst heeft. Het kan dan zijn dat we er ’s nachts uit moeten als er bijvoorbeeld een stoma is afgeknapt of iemand is gevallen.

Doordat mensen langer thuis blijven wonen krijgen wij steeds meer aanvragen. Het kan wel eens gebeuren dat we vol zitten. Als er dan een grote zorgvraag binnenkomt kijken we of er bij een ander team nog plek is. Eén keer per maand vindt er ook een overleg met vertegenwoordigers van alle teams in Aalten plaats, daar bespreken we allerlei zaken. Zoals het tekort aan verpleegkundigen.

Er worden te weinig medewerkers opgeleid. Het is natuurlijk een tijdje niet aantrekkelijk geweest om verpleegkundige te worden, want er was nauwelijks werk. Nu is dat anders; er is steeds meer zorg nodig in de wijk. Sommige taken moeten gewoon door verpleegkundigen gedaan worden. Aan de andere kant komen de helpenden (niveau 2) nauwelijks meer aan een baan. Bij ons ben je namelijk veelal alleen op pad en doe je alles zelf. Helpenden mogen dat niet, zij mogen bijvoorbeeld geen medicijnen geven.

Veel zorg

Ouderen moeten heel slecht zijn voor ze in een verpleeghuis worden opgenomen, daar maak ik me wel zorgen over. Ik vind het erg mooi dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen huis kunnen blijven wonen en dat wij er zijn voor verzorging, maar wij kunnen geen 24-uurszorg leveren. Soms heeft een cliënt zoveel hulp nodig dat er wel vijf of zes zorgmomenten zijn op een dag. Dan vind ik de situatie eigenlijk onhoudbaar.

Als ouderen uit het ziekenhuis komen hebben ze soms te veel zorg nodig voor in de wijk, maar voor een opname in het verpleeghuis hebben ze dan nog niet genoeg zorg nodig. Voorheen mochten ze in zo’n situatie naar een topkamer in een verpleeghuis, om aan te sterken. Nu komen ze ook als ze heel ziek zijn vaak toch naar huis.

Dan komt er iemand van het CIZ langs om een indicatie af te geven. Soms zeggen wij dan tegen cliënten: ‘Niet zeggen dat je nog zoveel kunt!’ Ouderen zijn vaak te positief over wat ze allemaal nog kunnen. Iedereen wil natuurlijk graag thuis wonen, maar soms is het onverantwoord. Een mevrouw zei tijdens zo’n gesprek laatst dat ze ook nog wel eens alleen naar de wc gaat. Maar hoe ze dat doet en hoelang dat duurt vertelt ze er niet bij. Ze gaat dan op haar rollator zitten en schuifelt met haar voeten vooruit naar het toilet. Ze is daar minstens een half uur mee bezig. Als ze te laat is, zit alles onder. Dan belt ze ons en gaan wij langs om haar te helpen.

Wat mij betreft mogen de verzorgingshuizen per direct terugkomen. Ik heb zelf in zo’n huis gewerkt en vond de sfeer erg aangenaam. In zo’n huis vereenzamen mensen niet. Er is gezelligheid en er worden activiteiten aangeboden. Het sluiten van zo veel verzorgingshuizen is denk ik een grote fout geweest.

Te veel druk op mantelzorgers en vrijwilliger

Tegenwoordig wordt er vanuit de politiek heel makkelijk gezegd dat er meer mantelzorgers en vrijwilligers moeten worden ingezet, maar mantelzorgers en vrijwilligers zijn er bar weinig. Vooral hier in de Achterhoek waar weinig werkgelegenheid is, wonen kinderen vaak niet in de buurt. En vrouwen werken tegenwoordig bijna allemaal. Daarnaast wonen ouderen vaak in een buurtje tussen veel andere oude mensen, die kunnen niet voldoende ondersteuning bieden.

Het is schrijnend dat mensen die hun hele leven hebben gewerkt, vaak eenzaam oud worden. Vroeger woonden ouders bij kinderen in, dat komt in deze regio wel steeds meer terug.

Ik ben zelf mantelzorger voor mijn moeder, die hier in de buurt woont. Ik doe de persoonlijke verzorging en wat zij in de huishouding niet kan neem ik over. Als er kinderen zijn zoals ik, die dat willen doen, is dat hartstikke mooi maar niet iedereen kan en wil dat.

Vooral over dementerende ouderen maak ik me zorgen. De partner van zo iemand krijgt heel veel op zijn of haar bordje. Soms voeren we met ons team ook wel de druk op bij de huisarts als het echt niet langer kan. Die regelt dan dat iemand naar een geriater gaat en dat beoordeeld wordt of zo iemand nog wel thuis kan wonen. Veel ouderen vereenzamen verschrikkelijk. Wij kunnen hen wel aanmelden bij vrijwilligersorganisaties maar die zitten ook met de handen in het haar want er zijn niet voldoende vrijwilligers beschikbaar om iedereen te helpen.

Minder budget

Wij worden betaald vanuit de zorgverzekeraars, via de Wlz. Sinds de financiering op 1 januari 2015 bijna volledig is overgegaan van het Rijk naar de zorgverzekeraars is ons budget kleiner geworden. Sindsdien hebben wij wat minder tijd voor de cliënten, terwijl ze eigenlijk meer zorg nodig hebben.

Dat komt vooral omdat we bepaalde taken van de verzekering niet meer mogen doen, eigenlijk alles wat door familie en mantelzorgers gedaan kan worden. Zo mogen we niet meer ’s ochtends medicijnen klaarzetten voor de rest van de dag, want dan is er geen goede controle. De magnetron aanzetten om wat eten op te warmen mag ook niet. Nou doen we dat soms wel maar eigenlijk moet daar weer iemand anders voor komen. Vroeger draaiden we ook nog weleens bij vrouwen krullers in hun haren als ze niet naar een kapper konden, of we gingen met iemand een ommetje maken als diegene na een operatie aan het been moest oefenen met lopen. Dat soort zaken mogen absoluut niet meer.

Wij merken wel dat er bezuinigd is op de huishoudelijke hulp. Veel ouderen krijgen nog maar anderhalf uur hulp per week. Laatst was ik bij een cliënt die me vroeg om de was op te hangen, want de hulp had de was erin gedaan, maar zo’n wasprogramma duurt langer dan anderhalf uur. Toen heb ik de was opgehangen. Dat soort dingen doen we dan in onze eigen tijd. Dit soort situaties zijn wel eens lastig. Ik snap natuurlijk dat er ergens een streep moet worden getrokken, anders wordt ons takenpakket te complex en daar zijn wij veel te duur voor, maar het is soms wel schrijnend.

Maar gelukkig hebben we nog wel tijd voor een praatje. Voor ons gelden ook geen vastgestelde tijden voor bepaalde zorgtaken. Als het niet lukt om iemand binnen een halfuurtje te wassen, dan wordt de indicatie aangepast naar wat we nodig hebben. Voor cliënten is dat praatje belangrijk, ze vinden het prettig dat ze het kwijt kunnen als ze ergens mee zitten. De extra tijd die wij aan zorg kunnen besteden komt waarschijnlijk omdat er bij Buurtzorg geen extra managementlagen zijn.

Spin in het web

De wijkverpleging wordt bij de hervormingen in de zorg gezien als een belangrijke spin in het web. En zo ervaar ik onze functie ook wel een beetje. Als er bijvoorbeeld grote problemen in een gezin spelen kunnen wij dat melden bij de huisarts en die kan dat gezin dan eventueel doorverwijzen naar maatschappelijk werk. Ook kunnen we wanneer een cliënt stijf wordt, contact opnemen met Buurtzorg plus, daaronder vallen een fysio- en ergotherapeut. Zij hebben daarnaast ook een eigen praktijk, maar als wij vragen hebben kunnen we hen inschakelen. Dementerende ouderen kunnen we direct doorverwijzen naar dagbesteding.

De sociale wijkteams  zouden hier ook een rol in moeten krijgen, maar die zijn hier in Aalten nog nauwelijks actief. De gemeente is er wel mee bezig om dat op te starten, maar het loopt nog niet goed. Hier gaat alles veelal via de huisarts en wij signaleren problemen bij onze cliënten in de wijk. Wij voelen de belangrijke taak die we hebben niet als een druk. We staan er namelijk niet alleen voor, we vervullen die rol als team. 

Interview gehouden door Annemarieke Nierop en Jolien van de Sande.
Foto: Joop Plukaard