print
interview

In Groningen wordt de sociale werkvoorziening van oudsher verzorgd door de gemeente zelf. Dat maakt de uitvoering van de Participatiewet een stuk eenvoudiger dan in veel andere gemeentes. 

Remco Langenberg
algemeen projectleider implementatie Participatiewet bij de Gemeente Groningen
03 december 2015

'Groningen is een grote gemeente met 200.000 inwoners en met een grote ambtelijke organisatie. Binnen de gemeente ben ik algemeen projectleider implementatie Participatiewet, en eigenlijk zit ik in mijn nadagen. Ik ben begin vorig jaar begonnen, en we hebben nu wel zo'n beetje alles geregeld wat er geregeld moest worden aan nieuwe activiteiten. De belangrijkste nieuwe taak die wij erbij krijgen is om de doelgroep van jonggehandicapten van het UWV over te nemen.

Behoud van beschut werk

We hadden als gemeente al de verantwoordelijkheid voor de sociale werkvoorziening natuurlijk. Die hadden we al in de eigen ambtelijke organisatie belegd. De meeste SW-bedrijven vallen onder een gemeenschappelijke regeling, waardoor ze op een afstand van de gemeente staan en het echt zelfstandige organisaties zijn met een eigen rechtspersoonlijkheid. Bij ons is dat dus anders.

Iederz, dat is de sociale werkvoorziening van de stad, is gewoon een afdeling van de gemeente. Dat maakt de uitvoering van de Participatiewet ook gemakkelijker voor ons. We hebben de mensen al in dienst, we hebben de kennis in dienst.

Je hebt dus ook gemeentes die met z’n tienen een SW-bedrijf hebben, dan zie je dat er wel heel veel bestuurlijke lijnen zijn, maar veel minder ambtelijke lijnen. Dan komt de vraag wel eens op of het SW-bedrijf een sterfhuisconstructie is, of dat er een doorstart gemaakt wordt met nieuwe vormen van werken. 

Onze gemeenteraad heeft zonder enige twijfel en aarzeling gezegd: “We gaan er wel mee door, met beschut werk.” Heel veel andere gemeentes die veel verder afstaan van de sociale werkvoorziening aarzelen over beschut werk, want die zien gewoon dat het geld kost. Dat is een politieke keuze, om daar ook op aanvulling van de rijksmiddelen extra geld aan te besteden.

Sprokkelen van middelen

Het is niet alleen zo dat we die taken erbij krijgen, er zit ook een bezuinigingsslag in. Het aantal plekken binnen beschut werk houden wij op niveau, alleen we krijgen natuurlijk wel meer zorg voor de voormalig Wajongers. Er zijn veel ondernemers in de stad waar het UVW of de sociale werkvoorziening zaken mee doen, waar we mensen uitplaatsen. Die ondernemers zijn gewend aan alle financiële mogelijkheden die de gemeente en vooral het UVW had. Veel looncompensatie, veel begeleiding. Zij zullen gaan merken dat we minder in de aanbieding hebben. Minder geld en minder begeleiding.

Je moet je voorstellen, we hadden een budget van ongeveer € 50 miljoen, dat zit nu rond de € 20 miljoen als je de sociale werkvoorziening niet meetelt. Wij hadden in Groningen op het hoogtepunt 2000 gesubsidieerde banen die wij vanuit het participatiebudget subsidieerden. Die hebben we de afgelopen drie jaar allemaal gesaneerd, omdat we het niet meer konden betalen. We zijn van 2000 banen naar bijna nul gesubsidieerde banen gegaan. Dat waren banen in het maatschappelijk veld, zoals een assistent conciërge op school of de hulpchauffeur op een dierenambulance. Eigenlijk werden die banen benut om de maatschappelijke structuur te ondersteunen.

Alle gesubsidieerde banen in Groningen zijn verdwenen

De trend van de afgelopen vijf jaar is negatief, dat was al voor de Participatiewet zo. Mensen in het veld voelen dat heel sterk. Mijn collega spreekt nu tientallen leerlingen die straks van school komen. Ze moet nu de intakes doen en moet knokken om ruimte te krijgen om middelen in te zetten. We proberen wat Europees geld binnen te sprokkelen. Daarnaast zijn er projecten, sectorplannen. Het wemelt wel van allerlei initiatieven. Asscher heeft wat dingen in gang gezet, en Mirjam Sterk voor de jeugdwerkloosheid. Maar het is echt sprokkelen.

Sociaal Akkoord

De omvang van de doelgroep is niet groter geworden, de vraag naar detacheringsplekken of banen buiten de beschutte plekken, is niet kleiner geworden. De middelen zijn wel wat krapper. Er zijn ook wel veel mensen die heel cynisch zijn over het Sociaal Akkoord. Het leek wel alsof het Sociaal Akkoord tot stand kwam doordat werkgevers vooral die Quotumwet, met die plicht, buiten boord wilden houden. Dat is ook gelukt, want die staat nu in de wachtstand.

Ik vond het vorig jaar erg tegenvallen dat werkgeversorganisaties, toen wij contact met ze opnamen na de zomer voor het werkbedrijf om werk te maken van die baanafspraken in het Noorden, allemaal riepen: “Het is allemaal zo ingewikkeld en zo prematuur, we gaan onze leden nog niet activeren.” Bij dat soort geluiden dacht ik wel: “Oei, het zijn toezeggingen van twee jaar geleden.” Terwijl het allemaal niet zo ingewikkeld is, we zoeken gewoon banen voor mensen met een beperking.

Dus je zou kunnen zeggen, eigenlijk staan de signalen op oranje, of zelfs op rood. De positivo’s zullen zeggen dat het creëren van werk voor mensen met een beperking nog nooit zo hoog op de agenda’s gestaan heeft, bij de FNV, bij de werkgevers, bij bestuurders van grote bedrijven.

Wij hebben vanuit de sociale werkvoorziening van de gemeente contacten met tientallen bedrijven waar we al jarenlang heel veel mensen kunnen plaatsen met een beperking onder het oude regime. Dat blijven we doen, maar om die 150.000 banen te halen moeten we meer bedrijven aan die lijst toevoegen. Bedrijven die moeten wennen aan het creëren van werkplekken voor mensen met een beperking.

Laatst is bijvoorbeeld een vrouw niet aangenomen als telefoniste omdat ze in een rolstoel zat en drie keer per dag zorg nodig had op haar werk, waardoor ze op die momenten de telefoon niet kon opnemen. Dat had alles te maken met onwennigheid. Onwennigheid met mensen met een beperking. Onwennigheid, dus accepteren dat je je organisatie moet aanpassen. Ze zeiden: “Maar ze kan dus niet alles doen in die functie, ze kan niet hele dagen werken?” Nee, maar dat moest wel. Er moest iets gedaan worden om die vacature passend te maken. Uiteindelijk is dat dus niet doorgegaan. Je zou daar schande van kunnen spreken, maar het was heel illustratief. Werkgevers die niet gewend zijn aan mensen met een beperking, die schrikken terug.  

Laten we hopen dat we de werkgevers zo kunnen ondersteunen dat ze over die schrik heen geholpen worden en tot plaatsing overgaan. Als ze niet over die schik heenkomen, krijgen we een hele lastige discussie in de Kamer over het activeren van de Quotumwet. Dat zou natuurlijk een grote teleurstelling zijn en een mislukking van het Sociaal Akkoord, althans een belangrijk hoofdstuk daaruit.

Bij onze afdeling Stadsbeheer die de groenvoorziening doet, werken heel veel mensen met een WSW-status die daar gedetacheerd zijn. Die afdeling staat onder druk, moet ook bezuinigen. De gemeente gaat het niveau van groenvoorziening inkrimpen. Dan kom ik bij die afdeling met mijn verhaal: “We willen ook nieuwe mensen plaatsen. Zestien plekken, dan denken we vooral aan jullie afdeling. Hier is het werk wat deze mensen kunnen.” Dan zie je zo’n manager kijken: “Ik moet m’n dienstverlening krimpen, ik moet in de formatie krimpen en hier moet ik stijgen. Word ik daar voor gecompenseerd? Nee.” Dat ‘Meer met minder en graag sociaal’ geldt niet alleen voor de overheid, maar ook nog eens voor bedrijven.

Wat lastig is, is dat je eigenlijk ook de hele cultuur zou willen veranderen. We hebben een cultuur waarin ondernemers, elke keer als er iets extra’s moet gebeuren, gecompenseerd moeten worden. Af en toe gaat Den Haag daar wel ver in. Terwijl vroeger in het dorp de gehandicapte zoon van de timmerman kon werken bij de slagerij. Dat schoot natuurlijk niet erg op, en toch zei hij: “Laat hem maar bij mij komen.” Dan had hij er meer last van dan baat bij, maar toch. Dat heeft te maken met mentaliteit. Met de huidige cultuur die er is, geloof ik er niet echt in dat bedrijven dit probleem helemaal gaan oplossen. Dat kan ik me niet voorstellen. Of ze moeten knoppen echt helemaal omzetten. Niet alleen aan de bestuurstafel, maar ook op de werkvloer. Dat ook mensen zoals wij, niet alleen accepteren maar ook willen dat er in elk team mensen met een beperking zitten.

Zoveel mogelijk doorleren

Wat je daarnaast ziet op praktijkscholen is dat er naar verhouding extreem veel kinderen worden gestimuleerd om door te leren, om toch naar het entreeonderwijs te gaan, wat voorheen mbo niveau 1 was. De arbeidsmarkt is slecht, dus dan maar doorleren. Dat wordt heel erg gestimuleerd, ook vanuit het kabinet. Zoveel mogelijk doorleren, als er kansen zijn, pakken! Maar het is voor een groot deel van deze jongeren een volgende teleurstelling in hun nog prille leven. De meeste van deze leerlingen halen dat entreeonderwijs niet eens.

Het is mij wel duidelijk geworden dat de jongeren die op die praktijkscholen zitten al vanaf hun jongste kinderjaren weten dat ze anders zijn en dat ze minder goed zijn. Dan komen ze van het praktijkonderwijs met een diploma, dan gaan ze naar het entreeonderwijs en dan worden ze naar een half jaar afgerekend.

Mbo-opleidingen zijn heel streng en selectief, ze worden op prestaties afgerekend. Dus die kijken naar vier maanden of een leerling kans heeft op een diploma. Zo niet, dan moet hij van school af. Of leerlingen worden niet eens toegelaten, want anders drukken ze de score. Dus niet alleen de ondernemers, ook het onderwijs worstelt met deze doelgroep.'

Interview gehouden op 30 april 2015 door Monika Sie Dhian Ho en Janneke Holman
Foto: Joop Plukaard