print
interview

Zorginstellingen voor gehandicapten hebben flink moeten bezuinigen. Dat kan niet zonder dat cliënten daar iets van merken.

Hans Schirmbeck
Tot 1 september 2015 Directeur Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) (interview gehouden op 1 juli 2015)
28 oktober 2015

Voordat de decentralisatie van de zorg naar de gemeenten was het heel overzichtelijk voor zorgaanbieders: we hadden de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en daar vielen nagenoeg alle mensen met een beperking onder die zorg nodig hadden. Drieënhalfjaar geleden ontstond een discussie over de vraag of de AWBZ nog wel houdbaar was. Die discussie begon in de ouderenzorg, en had veel te maken met een demografische ontwikkeling; er kwamen steeds meer ouderen en dus stegen de kosten. Konden we dat nog wel betalen?

In de slipstream van die discussie is de gehandicaptenzorg meegenomen, terwijl de kosten in deze zorg niet zo explosief stegen. Het percentage mensen met een beperking in Nederland is al decennialang stabiel, het gaat om tussen de 80.000 tot 100.000 mensen. Een groot deel van de cliënten in de gehandicaptenzorg heeft 24-uur zorg per dag nodig. Dat was zo, dat is en zo en dat zal over 10 jaar nog zo zijn.

Lichte zorg goedkoper, zonder kwaliteitsverlies

Maar in de loop der jaren is ook steeds meer vraag naar zorg ontstaan van mensen met lichtere beperkingen. Dat is onder andere het gevolg van het feit dat de maatschappij complexer wordt. Een deel van die lichtere zorg wordt inmiddels door de gemeenten uitgevoerd in de Wmo en in de Jeugdwet. We gaan ervan uit dat gemeenten deze zorg op een andere manier kunnen verzorgen dan voorheen in de AWBZ gebeurde, met bijvoorbeeld meer ondersteuning en minder zorg. Het macro-idee is dat als je dat slim doet, je deze zorg zonder kwaliteitsverlies goedkoper zou kunnen aanbieden. Dat motiveerde ons om mee te werken aan de stelselwijziging.

Gelijktijdig met de stelselwijziging werd echter ook een flinke bezuiniging doorgevoerd. Die heeft een enorme impact. Het budget voor de groep met een ernstige beperking slonk aanzienlijk, er waren opeens honderden miljoenen minder te besteden.

Het budget voor de groep met een ernstige beperking slonk aanzienlijk, er waren opeens honderden miljoenen minder te besteden.

Hoe je het ook wendt of keert en hoe je het ook aanpakt, dat kan niet zonder dat mensen daar iets van merken. Het zal niet alleen anders gaan, het zal ook minder worden.

Van 32 zorgkantoren naar 393 gemeenten

Daar komt nog wat bij. Heb je minder te besteden, geef dan wat je overhoudt wel verstandig uit. Als gevolg van de stelselwijziging wordt er steeds meer geld uitgegeven aan de administratieve lasten van de verantwoording. In de oude situatie hadden we te maken met 32 AWBZ-zorgkantoren, elk met een hun eigen beleid. Dat vonden wij onwenselijk. Inmiddels kijken we soms met weemoed terug maar die situatie. Nu hebben we te maken met 393 gemeenten en die willen allemaal ongeveer hetzelfde. Alleen: niet precies hetzelfde. 

Alle systemen die gemeenten hanteren, passen bij hun organisatie, maar niet bij de aanbieder. De VGN heeft leden die met 100 of zelfs 200 gemeenten te maken hebben. Er worden heel wat extra mensen aangetrokken voor administratieve functies om het allemaal te kunnen bijhouden. Daar trekken zorgorganisaties geld voor uit dat ten koste gaat van zorgbudgetten.

Gemeentelijk domein: andere wereld

Er bestaat overigens veel onzekerheid in het gemeentelijk domein. De Wlz-omgeving lijkt heel erg op die van de AWBZ, maar het gemeentelijk domein (de Wmo, de Jeugdwet en een deel van de Participatiewet) is een volstrekt andere wereld geworden, waar de spelregels nog niet duidelijk zijn. Onze doelgroep is bij die gemeenten onbekend. Gemeenten kunnen daardoor onvoldoende inschatten wat ze moeten inkopen. Dit heeft natuurlijk grote gevolgen voor de cliënten.

Feitelijk zijn gemeenten niet vertrouwd met de zorgvraag van een deel van hun burgers. Dat is geen verwijt, maar een feitelijke constatering. Gemeenten hebben door de bezuinigingen minder te besteden en weten de risico’s nog niet goed in te schatten. Dus houden ze middelen achter.

De zorgaanbieder moet intussen afwachten wat de gemeente nog inkoopt als het budget tekortschiet. Als een gemeente bepaalde diensten niet meer wil kopen van een zorgaanbieder, of daar geen duidelijkheid over geeft, moeten de zorgaanbieders maatregelen nemen. Anders komt hun voortbestaan in gevaar.

Dat zorgaanbieders zich terugtrekken uit bepaalde gebieden vinden gemeenten nu nog geen probleem. Ze realiseren zich alleen nog niet dat ze ooit weer behoefte gaan krijgen aan bijvoorbeeld gespecialiseerde zorg. Maar hoe kunnen ze die zorg tegen die tijd inkopen? Teams zijn dan afgebouwd, deskundigheid is weg, gebouwen zijn gesloten en wellicht zelfs verkocht. De faciliteit is weg, kennis en kunde zijn verdwenen. Er is onzekerheid voor in de plaats gekomen: ouders en cliënten weten niet meer waar ze aan toe zijn.

Volgende bezuiniging is alweer ingeboekt

Intussen staat de volgende bezuiniging in de boeken: een besparing van ruim 3% op Wlz-zorg. Als we kijken naar wat er de afgelopen twee jaar is bezuinigd in de Wlz, dan hebben de zorgaanbieders die besparing echter al lang gerealiseerd. De zorgkantoren hebben de hand immers meer op de knip gehouden dan was afgesproken met de staatssecretaris. Het nettoresultaat is dat er al € 500 miljoen is bezuinigd. Wat ons betreft moet die bezuiniging van 3% voor 2017 dus worden geschrapt

De zorgkantoren hebben de hand meer op de knip gehouden dan was afgesproken met de staatssecretaris

Lukt dat niet, dan zijn onze inspanningen er in ieder geval op gericht om achteruitgang tegen te gaan. Anders treedt verschraling echt in. Bijvoorbeeld doordat er minder begeleiders op een groep worden gezet. We proberen in de gehandicaptenzorg om met iedereen die een beperking heeft, hoe ernstig die ook is, aan zijn of haar ontwikkeling te werken. Waardoor er voor diegene nét iets meer mogelijkheden komen om mee te doen in de samenleving.

Ophalen en afleveren binnen de minuut

Een concreet voorbeeld van een ombuiging die voor verschraling zorgt: de bezuiniging op het vervoer van mensen met een handicap. Tweeëneenhalf jaar geleden heeft de Kunduz-coalitie hierover een besluit genomen, met een zwakke onderbouwing: in een halfjaar tijd werd het totale budget dat in Nederland beschikbaar is voor vervoer in de gehandicaptenzorg gehalveerd.

De gevolgen van deze bezuiniging zijn enorm. Zorgaanbieders versoberen hun arrangementen en wenden geld dat is bedoeld voor de zorg aan voor de bekostiging van het vervoer.

Voor de mensen die afhankelijk zijn van dit soort vervoer zijn de voorzieningen ook niet toereikend. Ophalen of afleveren mag een minuut kosten. Het gevolg is dat de buschauffeur de cliënt niet meer naar de voordeur brengt, maar dat hij stopt, de passagier als het ware uit de bus duwt, op de stoep laat staan en wegrijdt…

Tussen wal en schip

Nog een punt van zorg: de scheidslijn tussen Wlz en Wmo is wat rigide en daarom zijn we bang dat er groepen mensen tussen wal en schip gaan vallen. Bijvoorbeeld cliënten ouder dan achttien jaar - dus voor de wet volwassen - die ‘te licht’ zijn om de rest van hun leven in de Wlz te blijven. Met nog een paar jaar zorg op maat zouden ze zelfstandig mee kunnen in de maatschappij, maar die ondersteuning moeten ze nu ontberen. De kans is reëel dat ze óf in de criminaliteit óf in een zware instelling terechtkomen. Op deze manier blijft er een keuze tussen twee uitersten over…

Als we dit soort issues niet managen, dan zou het wel eens zo kunnen zijn dat we over twee of drie jaar moeten constateren dat de hele stelselherziening uiteindelijk meer heeft gekost dan opgeleverd.

Wlz is nog niet toegesneden op gehandicaptenzorg

Kortom, de politiek staat nog voor een flinke opgave: de Wlz en het sociaal domein op maat maken voor gehandicapten. De nieuwe zorgwetten passen nog niet lekker op de gehandicaptenzorg. Wat ontbreekt is een helder perspectief. Wat valt er wel onder de Wlz en wat niet? Zodat ook helder wordt wat de verantwoordelijkheden en plichten van gemeenten zijn.

Nu is er aanvankelijk een te groot deel van de zorg over de schutting naar de gemeenten gegooid. Terwijl men daar onvoldoende is toegerust voor de problematiek. Mijn advies is: maak in ieder geval duidelijk hoe de Wlz eruit ziet, wat het domein is, wat de uitvoering mag kosten en hoe we dat willen regelen met elkaar.

De Wlz hinkt nog een op meerdere gedachten: de regeling geldt voor de gehandicaptenzorg, voor de ouderenzorg en een klein beetje voor de GGZ. Maar de gehandicaptenzorg en de ouderenzorg zijn twee totaal verschillende werelden. Ouderenzorg beslaat uiteindelijk statistisch gezien toch maar een beperkt aantal jaren van het leven. Het is weliswaar langdurig zorg, maar het is echt wat anders dan dat levenslange waar wij het in de gehandicaptenzorg over hebben.

Ik vind dat de politiek de Wlz verder moet uitbouwen. Ik bedoel niet groter en meeslepender. Maar maak de wet nu eens helemaal geschikt voor de opvang en de zorg voor mensen met een beperking, die levenslang afhankelijk zijn van de zorg van anderen.

Interview gehouden op 1 juli 2015 door Annemarieke Nierop en Mariska Pijpers.
Foto: Joop Plukaard