print
interview

Mevrouw Randel-Strijker is 81 jaar en woont in een huis met trappen in Haarlem. 'De voorwaarde voor mij om hier nog te blijven wonen, is dat ik zelfstandig ben en niet zorgafhankelijk.'

Lotte Randel-Strijker
81 jaar, alleenwonend
19 september 2016

'Ik heb twee kinderen. Mijn oudste kind Patrick is 53 jaar. Hij woont met zijn vrouw en vier kinderen in Delft. Hun oudste kind is al een aantal jaren de deur uit. Mijn jongste is een dochter van 50 jaar. Zij woont hier in de buurt in Santpoort-Zuid. Zij woont samen met haar man en dochter van 21 jaar. Ik heb dus vijf aardige kleinkinderen. Afgelopen donderdag was ik bij een gelegenheidsborrel ter gelegenheid van het afstuderen van mijn oudste kleindochter Katja. Vraag me niet precies welke studie dat is geweest, maar zij heeft mij gevraagd voor die gelegenheidsborrel. Ik zei: “Katja, wil je me wel op zo’n feestje hebben?” “Ja, dat zou ik heel leuk vinden”, zei ze. En inderdaad, het was toen ook heel leuk.

Ik heb in het onderwijs gewerkt. Ik ben begonnen als onderwijzeres op een lagere school in Den Haag en later heb ik als docent Duits lesgegeven aan het IVO/MAVO ’t Heuveltje (nu Montessoricollege) in Aerdenhout.

Mijn man is overleden op 19 mei 2013. Ik ontvang een volledige AOW-uitkering voor een alleenstaande. Daarnaast hadden mijn man en ik beiden een pensioen. Dat is mijn aanvulling op mijn AOW. Ik kan er goed van rondkomen.

Mijn man was enig kind. Hij had van zijn ouders een huis in Arcen (Limburg) geërfd. Dat is dus nu van mij. En het huis waarin ik nu woon, is een koophuis met een kleine hypotheek. Dus ik ben de bezitter, en dat is niet zo gunstig, van twee huizen. Ik word hoog aangeslagen want ik heb vermogen. Ik red het wel met mijn pensioen. Het is niet zo dat ik ieder dubbeltje hoef om te draaien. Maar het is ook niet zo dat ik in weelde baad. Er gaat heel veel aan belasting af vanwege die twee huizen.

Je vraagt je misschien af: “Waarom verkoop je dat tweede huis niet?” Maar dat wil ik niet want in mijn testament staat dat dat huis naar mijn zoon gaat en het huis waar ik nu in woon, naar mijn dochter. Het huis in Arcen is nu een familiehuis. Op het ogenblik zit mijn broer er. Die knipt de heg en maait het gras. En dan gaat mijn kleinzoon er heen. Zo gaan er de hele zomer gefaseerd verschillende familieleden naar het huis. En we komen daar bij elkaar, bijvoorbeeld met Pasen en met Kerstmis. Zolang ik dat nog kan opbrengen wil ik dit familiehuis houden. En als ik het niet meer kan, dan bespreek ik het in de familie. Dan is het aan mijn zoon, wat hij er mee zou willen doen. 

Ik ben blij met mijn huis en het buurtje waar ik in woon. In het begin, toen ik met mijn man hier kwam wonen, waren wij de jongsten van de buurt en nu ben ik samen met nog enkelen - de buurvrouw en nog een buurman hier verderop - verreweg de oudste.

Ik weet alleen niet of ik hier wil blijven wonen. Ik heb een aantal oudere vriendinnen. En die hebben zoiets van: ik woon in dit huis en je krijgt me er alleen uit met de voeten vooruit. Maar dan, op een gegeven moment, gaat het niet meer. Dan gebeurt er wat: mentaal, of lichamelijk of een combinatie ervan. Mijn vriendinnen zijn midden tachtig - dus dan begin ik aardig op te schieten - dan is het wel wenselijk dat je op tijd verhuist. Maar ja, waar moet je terecht? Dat is ook zoiets hè? Daar hebben we het dan met elkaar over. Dan komen we tot de conclusie dat het er echt niet meer in zit. Tenminste, ik zou het niet weten.

Mijn lichaam doet het nu nog goed, en daar mag ik best dankbaar voor zijn. Want in dit huis moet ik regelmatig de trap op of soms twee trappen Maar stel dat ik dat niet meer kan, dan moet er een traplift komen. En misschien wel hulp voor het aan- en uittrekken van steunkousen. Dat zijn natuurlijk geen opwekkende dingen om voor te stellen. Ik kan nu nog van alles: fietsen, wandelen, iets ondernemen. Alleen of met mijn vriendinnen.'

Wanneer is een dag voor u een mooie dag?

'Voor mij is een fijne dag bijvoorbeeld: het is mooi weer en ik heb besloten om thuis in de tuin te werken. Dan hoef ik niet de deur uit en dan ben ik op mijzelf. Maar een mooie dag kan ook zijn dat ik met een vriendin heb afgesproken en samen ga wandelen of een cultureel uitje onderneem zoals samen naar een museum. En daarna ergens gaan zitten om te praten. Ik heb bijvoorbeeld een vriendin in Den Haag wonen die ik niet zo vaak zie en dan moet er dus ook veel bijgepraat. Dus mooie dagen kunnen enorm variëren. Gisteren ben ik bijvoorbeeld naar de film geweest.

Ik heb een netwerk van vriendinnen maar om nou te zeggen, die is zo gigantisch uitgebreid, zoals sommige mensen die schijnen te hebben, dat heb ik niet. Mijn netwerk is niet heel groot. Dat hoeft voor mij ook niet, voor mijn behoefte is dit meer dan genoeg. Ik ben niet zo sociaal ingesteld.'

Heeft u zorg nodig aan huis?

'Ik heb goddank geen zorg nodig. Ik gebruik wel medicijnen. Het zijn twee pilletjes die ik inneem voor mijn hoge bloeddruk. Ik denk ook wel dat ik tot de categorie ‘gezonde ouderen’ behoor. Ik heb het wel es met mijn vriendinnen over het ouder worden en de zorg die ik dan eventueel nodig heb. Het idee dat ik steeds minder kan, lijkt mij niet gunstig. Dan woon ik liever op een unit (in een bejaardenhuisje) waar je beneden centraal kan eten en waar er klassieke muziek georganiseerd wordt of andere activiteiten op cultureel niveau. Of dat er wekelijks een busje komt die je naar de markt brengt of zo. Maar tegenwoordig moet je wel al heel krakkemikkig zijn om in zo’n unit te wonen. Zoiets is dus wel aardig als je niet meer uit de voeten kunt, maar eigenlijk ben je dan al te laat.

Eerlijk gezegd….ik hoop dat ik de 90 niet haal, want daarboven wordt het zo snel veel minder. Ik zit daar niet op te wachten. Toen ik nog jong was stierven ouderen midden zeventig. Mijn grootouders zijn alle vier zo rond de 65-70 jaar gestorven. Prachtig mooi, de dokter zei: het kaarsje is opgebrand. Met een longontsteking gingen de mensen dood. Ik dacht toen: dat is een aardige leeftijd om dood te gaan. Je kinderen zijn dan volwassen. Je bent nog niet hulpbehoevend. Ideale leeftijd om dood te gaan. Je bent je kinderen niet tot last. Maar dat zit er nu eigenlijk niet in hè?

Tegenwoordig is de gezondheidszorg zo goed. Ik meld mij nu iedere 3 maanden bij mijn huisarts. Hij volgt mij en dan moet er bij mij van alles worden gedaan zoals mijn bloedsuiker wordt geprikt, bloeddruk gemeten en mijn hart wordt gecontroleerd. De huisarts heeft dit ingesteld voor al zijn patiënten boven de 75 jaar. Dus ik krijg niet de kans om iets te gaan mankeren. Ik vind het feit dat ik elke 3 maanden gevolgd wordt, heel erg toe te juichen. Mijn huisarts zegt dan: “Uw bloeddruk is nu zo hoog, dat er een half pilletje bij moet.” En dat wil ik eigenlijk niet. Maar ja, dan is het risico dat je een herseninfarct kan krijgen alleen maar groter en dat wil ik dan ook niet.

Ik ben ook lid van de NVVe (Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Levenseinde) en draag altijd een penning bij me. Zodat ik niet gereanimeerd word als ik op straat een hartinfarct krijg. Want dat is op mijn leeftijd niet wenselijk meer.'

Heeft u hulp nodig aan huis?

'Ik heb al jaren werksters gehad. Eerst toen ik werkte en kleine kinderen had. En ik heb nog steeds een werkster die 1x in de 14 dagen komt. Verder heb ik een heel handige schoonzoon, voor als bijvoorbeeld mijn kraan is doorgedraaid of iets het plotseling begeeft, dan ga ik hem bellen. Dan komt hij aangesneld en dan maakt hij het voor me. Die heb ik altijd op de achtergrond. Dat is fijn maar daar maak ik natuurlijk zo min mogelijk gebruik van. Ik ga niet voor elk spijkertje dat in de muur geslagen moet worden mijn schoonzoon bellen. Dan wacht ik wel totdat er iemand langs komt die handig is.

Bij grote klussen, zoals laatst toen mijn tuinschuur op instorten stond, heb ik via een vriendin een naam van een klusjesman gehad. Die heeft mijn schuurtje opgeknapt tegen een redelijke prijs. Mijn administratie doe ik zelf en voor de belastingaangifte heb ik al jaren een consulent.'

Mocht u zorgafhankelijk worden, hoe zou u dan graag leven?

'Bij mijn man is in 2007 Alzheimer ontdekt met Parkinsonachtige verschijnselen. Verder had hij blaaskanker en angina pectoris. Een scala van toestanden. Ik zorgde thuis voor hem. Maar in mei 2012 brak ik tijdens een fietstocht in Arcen mijn heup. Ik werd in Venlo geopereerd, maar omdat ik daarna zo ziek werd van de morfine bleef ik langer.  Mijn man logeerde in Overspaarne. Daar heeft hij vaker gelogeerd als ik op vakantie was. Daarna heb ik bijna een maand gerevalideerd in het Schoterhof. Daar kwamen mensen van het Overspaarne op bezoek. Die zeiden tegen mij: “Heb je wel eens gedacht dat het misschien beter is dat jouw man bij ons blijft?” Want voorheen zorgde ik voor hem bij alles zoals ’s nachts als hij er dan uitkwam, bij een ongelukje, of als hij viel. Toen ik dat hoorde dacht ik eerst: “Wat een flauwekul.” Maar toen ik thuis kwam, na de revalidatie, zag ik in dat ik niet meer voor hem kon zorgen. Achteraf ben ik blij dat hij daar toch is gebleven. Mijn man had het heel goed daar.

Als mij nu thuis iets zou overkomen - stel ik breek mijn andere heup - en ik heb hulp nodig, dan ga ik het liefst natuurlijk weer na de operatie naar een revalidatieafdeling. Daar had ik het fantastisch. Ik kreeg daar 2x per week fysiotherapie. Zij leerden me daar weer fietsen. Ook het eten was goed en er was een mevrouw die ons betrok bij diverse activiteiten zoals handwerken.

Maar ik vraag me af of ik nu zoals toen ook terecht zou kunnen. Ik hoor van mensen dat door bezuinigingen zoiets niet meer is. Met dat soort uitspraken moet je altijd voorzichtig mee zijn. Ik weet het niet. En stel als dat zo is, ja, dan hebben ze gelijk, de zorg is dan minder geworden.'

Onder welke voorwaarden zou u thuis willen blijven wonen? Wat zou u hierbij kunnen helpen?

'Stel dat ik zorgafhankelijk ben? Bijvoorbeeld ik heb een TIA gehad en ik heb hulp nodig bij het wassen. Nou, dan moet ik wel fiks heen zijn hè. Ik denk dat ik dan vereenzaam in dit huis. Dan denk ik dat je dan beter af bent in zo’n unit. De voorwaarden voor mij om hier nog te blijven wonen, is dat ik zelfstandig ben en niet zorgafhankelijk. Als dat niet het geval is, dan wil ik hier niet meer wonen en eigenlijk ook niet meer leven.

Want als je dan alleen maar in zo’n kamertje zit te vegeteren. Ik moet er niet aan denken! Maar wat echt een reden voor mij is om te zeggen: “ik hoef niet meer” is als ik blind zou worden. Dan wil ik euthanasie. Eén van die dingen die ik het allerliefste doe, is lezen. Ik ben lid van drie leesgroepen: 1) geschiedenis, 2) Russische literatuur en 3) dichters. Door de boeken die we lezen en waarover we discussiëren leer ik nog altijd bij, het houdt mij nieuwsgierig en alert en het verrijkt mijn leven.

Ik heb nu één oog. En het is van het allergrootste belang dat mijn andere oog het nog een beetje blijft doen. Dat is voor mij écht het allerbelangrijkste. Want kijk, als je slecht ter been word, je hebt tegenwoordig van die prachtige karretjes. Maar luisterboeken lezen? Nee, dat is het niet. Nee, echt niet.'

Heeft u dromen of plannen voor de toekomst? 

'Ik heb samen met mijn man veel gereisd en gezien. Ik ben in Indië geweest en in Europa. Daar ben ik blij om. Ik heb dus nu niet meer de dwingende behoefte dat ik nodig naar het buitenland moet. Met mijn vriendin heb ik sinds 1988 veel lange afstandspaden gelopen en met SNP individuele reizen gemaakt. Eerst in het buitenland en later in Nederland. Vorig jaar was nog in Den Bosch. Maar toen kreeg mijn vriendin last van haar knie en heup. Zondag ben ik nog met haar naar het Scheepvaartmuseum gegaan. Dat was heel leuk als alternatief. Anders waren we op zo’n dag gaan wandelen in de duinen of zo. Maar dat kan ze niet meer, dus dat is een periode dat is afgesloten. Dat zijn eigenlijk hele nare dingen. Ik heb nog wel andere wandelvriendinnen maar met hen loop ik dagtochten.'

Als er iets was wat u kon veranderen in Nederland met betrekking tot de zorg voor ouderen, wat zou dat dan zijn?

'Die zorg voor ouderen die zorgafhankelijk zijn. Nou, daar kan wel wat aan verbeterd worden hoor. Lichamelijk is er (over de zorgcentra) niks op aan te merken, maar er is geen tijd vanuit het personeel om een praatje te maken of de bewoners ergens naar toe te nemen. Het is allemaal zo heel summier. Je mag blij zijn als die lichamelijke basisbehoeftes - zoals het wassen - gebeurt en dat je je medicijnen krijgt. Maar ja, als dat het allemaal is. Het zou prettig zijn als er meer mensen komen maar die zijn er niet. En ik denk helemaal niet aan burenhulp of hulp van vrienden, want dat is bij bijvoorbeeld mijn vriendin van 98 niet van toepassing en vrienden heb je vaak niet meer op die leeftijd.

Ik vind het idee van een participatiesamenleving kwalijk. Ik vind het echt terug naar vroeger. Mijn ouders konden zich inschrijven in een bejaardentehuis toen ze 50 jaar waren. Dat waren heel andere soort huizen, daar kwamen allemaal vitale mensen in. Dat was toen in opkomst, die bejaardenhuizen. En goddank, goddank, waren de ouders niet meer afhankelijk van hun kinderen. En oma hoefde je niet meer in huis te nemen. Ik hoor bij die generatie. Ik moet er écht niet aan denken dat mijn kind(eren) voor mij zouden moeten zorgen. Echt niet. Niet omdat ik denk dat ze dat niet zouden willen, dat schat ik zo in. Maar omdat ík hen niet wil belasten! Dat is voor hen zeker een belasting. Dat moet je niet onderschatten hoor. Zij zijn dan niet meer vrij in hun eigen huis.'

Interview afgenomen door Ria Lim, op 21 juni 2016 te Haarlem.
Foto: Ria Lim