print
interview

'Ik zeg wel eens gekscherend: de jeugdzorg en de AWBZ zijn gedecentraliseerd en met de Participatiewet hebben we een centralisatie op ons dak. We hebben nu meer doelgroepen en indicaties dan ooit.' Aan het woord is wethouder Marleen Damen.

Marleen Damen
wethouder Werk en Inkomen, Wijken en Financiën in Leiden
18 februari 2016

‘Ik ben nu anderhalf jaar wethouder in Leiden. Hiervoor ben ik 5 jaar directeur geweest bij Cedris,de brancheorganisatie van de sociale werkvoorzieningsbedrijven. Daarvoor heb ik ruim 10 jaar bij het ministerie van Sociale Zaken gewerkt en onder andere aan de voorloper van de Participatiewet bijgedragen. Ik ken de SW-bingo als geen ander. Het eerste wat in me opkomt als ik ergens in het land ben, is: welk SW-bedrijf zit hier en hoe gaat het daarmee?

Sociale Werkbedrijven

Leiden had een Sociaal Werkbedrijf, DZB, waar flink wat geld bij moest. Dat geld kwam er altijd wel; het gaat tenslotte om een groep waarvan het aan-werk-helpen wat mag kosten. Ongeveer zes jaar geleden is bij DZB een verandering in gang gezet. Er kwamen meer mensen in gewone banen aan het werk en er werd een efficiëntere manier van werken ingevoerd. De opbrengsten stegen. Je kunt bezuinigen totdat je een ons weegt maar daar verschraal je mee, dus het genereren van meer opbrensten was en is erg welkom.

We hebben er niet voor gekozen het werk uit te besteden aan re-integratiebureaus. De ervaringen die we met deze bureaus hadden was gewoon minder goed. We hadden niet het idee dat deze bureaus meer opleverden voor onze mensen in termen van werk. DZB doet daarom nu alle begeleiding rond de Participatiewet in Leiden. Dat werkt goed. Ook voor DZB zelf: er is namelijk enige massa nodig om een renderend bedrijf te kunnen zijn.

We hebben gemerkt dat het plaatsen van mensen waar iets mee aan de hand is, niet lukt met een snelle match. Het gaat hier om een groep mensen die je niet eenmalig bemiddelt: het zijn grotendeels mensen die altijd ondersteuning nodig zullen hebben, in welke vorm dan ook. Ik vind het een taak, voor ons als overheid, om deze ondersteuning te faciliteren en daarvoor moet je duurzame relaties met werkgevers opbouwen. Dat doe je dus niet door ieder jaar een nieuwe aanbesteding op de markt te zetten met partijen die wisselen. Als ik nu kijk waar we mensen plaatsen, dan is dat bij bedrijven waar we dat via DZB al jarenlang doen, en soms hielpen we die bedrijven zelfs met groeien.

Regio met veel hoogopgeleiden

De gemeente doet veel voor werkgevers, maar we vragen ook dingen van ze terug. Leiden is de hoogst opgeleide regio van het land met veel kennisintensieve werkgelegenheid, daar investeren we in. Dan verwachten we terug dat bedrijven kansen bieden aan diegenen voor wie werk minder vanzelfsprekend is. Daar zijn werkgevers gelukkig goed op aanspreekbaar. Wat verder helpt is de Quotumwet en de verplichting om garantiebanen te realiseren, dit is een stok achter de deur.

Bij werkgevers leeft veelal de vraag wat ze in hemelsnaam moeten doen en waar ze moeten beginnen. Daar helpt DZB hen bij. DZB heeft hiervoor een keur aan instrumenten paraat. Wat deze werkgevers zich goed moeten realiseren, is dat als deze mensen op een reguliere vacature hadden gepast, ze niet bij ons ‘in de bakken’ hadden gezeten. Dat gesprek moeten we eerst voeren. Wij moeten met elkaar zo’n baan op maat gaan maken. Zodra mensen eenmaal in een bedrijf werken, en men zo iemand leert kennen, lijkt er altijd meer te kunnen dan aanvankelijk werd gedacht.

Een prachtig voorbeeld van goed werkgeverschap geeft de Hogeschool Leiden. Deze heeft de inclusieve arbeidsmarkt omarmd. De Hogeschool doet toegepast onderzoek voor de gemeente naar de Participatiewet en gebruikt de gevonden kennis in het eigen curriculum. Er wordt nagedacht over wat deze wet betekent voor het werk van de leerlingen als ze zelf aan de slag gaan en voor de organisatie zelf. De school leidt professionals op via SPH-opleidingen en heeft tevens zelf mensen met een beperking in dienst genomen. Deze groep krijgt onder andere begeleiding van studenten, die zodoende het vak leren.

Ondoorzichtige bestanden

Op dit moment is onze grootste zorg het inzichtelijker krijgen van bestanden. We registeren van alles, maar mensen kennen, weten wat ze kunnen, ze aanspreken op hun talenten en ze motiveren, dat zijn echt verschillende zaken. Wij moeten nog veel beter weten wie de mensen zijn die we kunnen plaatsen. Wie zitten er bij ons in de uitkering? Wie zijn de Wajongers? Door de hervormingen hebben deze jongeren het stempel ‘Wajong’ straks niet meer. Het risico bestaat dat ze tussen wal en schip vallen. Om dit te voorkomen werken we met scholen samen. We begeleiden zo deze groep één-op-één naar een vervolgopleiding of een baan. Ook kijken we wie het UWV nog in de uitkering heeft en doen we mee aan een landelijke pilot om die bestanden inzichtelijker te krijgen.

Regels rond de bijstand

Door alle regels, boetes en verplichtingen gaat een groot deel van onze uitvoeringscapaciteit in de verstrekking en het beheer van uitkeringen zitten. Wat mij betreft te veel. Ik heb een tijdje meegelopen bij onze sociale dienst en we hebben schromelijk veel regels in de bijstand. Al tien jaar praten we over een activerende bijstand. En natuurlijk zijn de regelingen houdbaar onder de voorwaarde dat alleen degenen die het echt nodig hebben er aanspraak op maken. De vraag is echter of we niet aan het doorschieten zijn. We schrijven zoveel voor, bijvoorbeeld hoe er getoetst moet worden, dat gemeentes vooral bezig zijn met invulformulieren. Er is weinig ruimte voor een gesprek waarbij je kijkt naar wie er zit en wat deze persoon kan.

De gemeente Leiden neemt die moeite wel en voert nu veel klanten-in-beeld gesprekken. Dat zijn gesprekken die we voeren met alle mensen die lang in de bijstand zitten. We doen dit onder andere vanwege de tegenprestatie. Mensen die niet kunnen werken, motiveren we om vrijwilligerswerk te gaan doen. Maar de gesprekken hebben er ook toe geleid dat we veel meer mensen doorsturen naar re-integratie Leiden. Een deel van deze mensen vindt gewoon een baan. Wij sturen tussen de 800 en 1000 mensen door per jaar vanuit de uitkering naar re-integratie DZB Leiden. Daarbij is ons streven dat ten minste 40% uitstroomt naar een baan. Bij het zittend bestand halen we nu bijna 30%.

De regels liggen dwars in het geval dat mensen vanuit de uitkering tijdelijk werk vinden. Als dat werk stopt, moet men opnieuw de ambtelijke molen in en een maand wachten op een uitkering. Dat werkt niet motiverend, terwijl deze mensen aan het werk krijgen de opzet van de Participatiewet is. Wat wij nu in Leiden doen als mensen voor drie maanden een baan vinden, is de uitkering niet stopzetten maar deze op nul stellen. We sluiten het dossier dan niet af. Als mensen zich binnen die drie maanden weer melden, kunnen we het dossier meteen activeren en hoeft men niet een maand te wachten. Dat is natuurlijk geen structurele oplossing. Als we dit voor grote aantallen mensen zouden doen, kost het te veel geld vanwege de verdeelsystematiek van het bijstandsbudget waarvoor deze mensen wel blijven meetellen.

Een ander knelpunt is de rol van het UWV met betrekking tot de garantiebanen. Op basis van de praktijkervaring die we met iemand hebben, schat de gemeente in of die persoon in aanmerking komt voor beschut werk of voor inschrijving in het doelgroepregister. Het UWV beoordeelt dan of dit inderdaad zo is. De inschatting vanuit de gemeente is vaak een andere dan de inschatting die het UWV maakt op basis van een theoretisch kader. Het risico bestaat dat straks werkgevers staan te wachten met beschikbare banen en dat wij wel mensen hebben voor die banen, maar dat deze mensen niet het juiste vinkje hebben.

Ik denk dat we beter moeten kiezen. Maak of simpele uitvoerders van de gemeenten, en geef toe dat je het niet helemaal vertrouwt en dat daarom een instelling als het UWV de toelating regelt. Of stuur financieel en geef vertrouwen in de lokale democratie. Maar organiseer dan ook lokaal de checks en balances op een goede uitvoering, wetende dat men er zelf voor betaalt als er een potje van wordt gemaakt.

Vluchtelingen en de Participatiewet

We hebben in Leiden een aanpak ontwikkeld voor het begeleiden van vluchtelingen. Werk staat daarbij voorop. Dat doen we omdat we het risico gewoon niet kunnen lopen dat 70% van deze groep aan de kant komt te staan – dat is het percentage statushouders in Leiden dat op dit moment werkloos is. We hebben aparte taaltrajecten opgezet omdat we merken dat het taalniveau dat wordt geleerd bij inburgeringscursussen volstrekt onvoldoende is voor de arbeidsmarkt.

We zetten erop in dat mensen snel aan de slag kunnen met taalstages, taaltrainingen en werk. Zodat ze meteen werken, en de taal leren via werk. Dat gebeurt bij bedrijven, hier in de regio, waar we al contacten mee hebben voor de andere doelgroepen. Er is veel bereidwilligheid bij werkgevers om ook deze groep op te nemen.

Het is wel belangrijk realistische verwachtingen te hebben, ook bij de statushouders en de vluchtelingen zelf. Je kunt een universitair diploma op zak hebben uit het land van herkomst, maar het duurt geruime tijd voordat je in Nederland op dat niveau aan het werk bent. Vaak lukt dat moeizaam of helemaal niet.

We moeten vanaf het begin in deze mensen investeren, daar heeft uiteindelijk iedereen voordeel bij. Zowel maatschappelijk gezien als financieel. Ik sprak vorig jaar tijdens een klant-in-beeld-gesprek met een statushouder die pas na 10 jaar zijn status kreeg. Hij was ooit begonnen met een ingenieursopleiding in zijn thuisland, maar had die opleiding niet afgemaakt. Nu is hij eind 30, zit zonder afgeronde scholing en heeft nog nooit gewerkt. Zo iemand aan het werk helpen is lastig. Maar ik ben ervan overtuigd dat de  arbeidsparticipatie onder statushouders echt beter kan

Hervormen en bezuinigen ineen

Dat er naast de hervormingen ook meteen bezuinigd is, vind ik niet goed. Het is te veel in een keer. Als ik kijk naar wat erop ons afkomt dan kan de optelsom van de decentralisatie in de drie domeinen en de bezuinigingen in de gemeente, inclusief bijstandsbudgetten die herverdeeld zijn, heel negatief uitpakken. Ik zeg wel eens gekscherend: de jeugdzorg en de AWBZ zijn gedecentraliseerd en met de Participatiewet hebben we een centralisatie op ons dak. Want we hebben nu meer doelgroepen en indicaties dan ooit. Desalniettemin vind ik het terecht dat er eens kritisch gekeken is naar hoe we bij de SW-bedrijven met de financiering omgingen. We gaven voor een relatief beperkte groep, slechts honderdduizend mensen, relatief veel geld uit. Tegelijkertijd zat er een hele grote groep in de bijstand met soortgelijke problemen, waar nauwelijks geld voor beschikbaar was.

In die zin ben ik het eens dat we vanuit de Participatiewet niet meer kijken naar welk etiketje iemand heeft en welk budget daarbij hoort, maar naar wie iemand is en wat deze persoon nodig heeft. Ik sta echt wel achter de filosofie van niet in hokken denken, maar inzetten op de talenten van mensen.

Beschut werk

Leiden heeft bewust geld vrijgemaakt voor beschut werk, voor de nieuwe instroom van mensen in het sociale werkbedrijf. Weinig andere gemeenten zijn hiertoe bereid. Vaak wordt gezegd dat beschut werk hetzelfde is als dagbesteding. Die groepen liggen inderdaad dicht bij elkaar. Ik geloof echter nog steeds dat iemand met 30% loonwaarde meer kan dan alleen dagbesteding. Door een beschutte baan krijgt men een inkomen en de mogelijkheid een zelfstandig leven te leiden. Zo bezien is beschut werk echt totaal iets anders dan drie of vier ochtenden per week naar de dagbesteding gaan. Mensen ervaren het ook als anders.

Dagbesteding zou goedkoper zijn dan beschut werk. Dat is onzin, want dan reken je niet mee dat mensen bij dagbesteding gewoon een uitkering krijgen. Over de kosten voor beschut werk wordt ook wel gezegd dat het een structureel beslag legt op het Participatiebudget. Natuurlijk kost het geld, maar ik gun iedereen werk. In Leiden zijn we trots op onze beschutte werkplekken. We hebben het geld ervoor over.'

Interview gehouden op 6 januari 2016 door Annemarieke Nierop en Ruud Stienissen
Foto: Marleen Damen