print
interview

Truus de Vries-Ezendam en haar man wonen in een mooi huis in Warnsveld. Als dat nodig is, zouden de buren best boodschappen voor hun willen doen. 'Maar ik moet er niet aan denken dat ze ons ook echt zouden moeten verzorgen'.

Truus de Vries-Ezendam
Truus de Vries-Ezendam is 72 jaar en woont samen met haar man in Warnsveld. Ze is gelukkig met haar eigen leven, maar bezorgd over de wereld: ‘Poetin, Erdogan en eventueel Trump; dat kan toch niet goed gaan!’
11 oktober 2016

‘Van 1983 tot mijn pensionering in 2005 heb ik gewerkt bij Van Leeuwen Precisie in Deventer. Eerst als systeembeheerder, later als administratief medewerkster. Op dat werk ben ik reuze trots. Ik was 39 jaar toen ik werd gevraagd om daar te komen werken. Dat is heel belangrijk geweest voor me. Ik zat daarvoor thuis met twee kinderen. Het opvoeden van de kinderen was leuk, maar dat ik eindelijk weer iets met m’n hersens kon doen, was heel belangrijk voor me.

Ik vind het fijn om de dag te beginnen met het lekker lezen van de krant. Maar het kan me ook enorm deprimeren. Al dat nieuws over IS; over de achteruitgang in de zorg; over het verlies van normen en waarden. Ik zit daar vaak over te dubben. Ook vanwege mijn twee kleinkinderen. Ik ben wel eens bang voor de wereld waarin zij straks moeten leven. Niet dat ik er dagelijks over tob, maar twee dagen per week ben ik er toch wel mee bezig. Ik besef dat mijn ouders en grootouders ook oorlogen en crises hebben meegemaakt en daardoor soms sombere verwachtingen zullen hebben gehad.  Dat realiseer ik me en dat maakt wel dat je de dingen die gebeuren relativeert, maar het blijft me desondanks soms somber stemmen.

We wonen echt in een droomhuis. Zoveel ruimte, een heerlijke tuin, een fijne buurt. Hier willen we zo lang mogelijk blijven. Ik denk gewoon dat het voorlopig nog wel zal gaan. Als het moet ga ik op m’n kont de trap op en af. Wat is er nog voor alternatief? Ik weet het niet, hoor. Ik schuif het daarom gewoon van me af.

Als we ooit hulpbehoevend worden, zullen onze kinderen heus hun best voor ons doen. Maar wil ik dat wel? En bovendien: ze zijn allemaal hartstikke druk. Momenteel is het eerder zo dat wij hen helpen dan andersom. Leuk dat er beleid is bedacht om de omgeving meer hulp te laten geven, maar dat gaat niet werken. Ik zit al jaren in een zwemclub met leeftijdgenoten. We hebben het er regelmatig over. En bij allemaal is het hetzelfde: de familie zou wel willen helpen, maar het is gewoon niet haalbaar.

Gelukkig wonen we niet alleen in een fijne omgeving, maar heeft onze  buurt ook een mix van jonge en oude bewoners. Als we zelf geen boodschappen meer kunnen halen, is het misschien zo te regelen dat buren dat voor ons doen en dat wij op hun kinderen passen. Maar daar moet het dan wel bij blijven. Ik moet er niet aan denken dat ze ons ook echt zouden moeten verzorgen.

Mijn man en ik hebben een mooie werkverdeling. Piet doet de vloer, zeemt de ramen en houdt de tuin op orde; ik doe de rest. Ik kan geen tuinwerk doen, dat is me te zwaar. En Piet heeft geen notie van wat-ie in huis zou moeten doen. Hij zou moeten kunnen koken, maar ik vrees dat het eenzijdige voeding wordt als hij dat zelf moet regelen. Het heeft gewoon niet z’n interesse. Dat geldt ook voor de administratie: die doe ik helemaal. Piet weet niet hoe de pc werkt, heeft geen iPad, zelfs geen smartphone.

Als ooit het moment komt dat zelfstandig wonen niet meer kan, dan is de enige optie een zorgcollectief. Maar we willen dat zo lang mogelijk en liefst geheel voorkomen. Dus hebben we in huis allerlei maatregelen genomen. De vloeren zijn drempelloos en de deuren vrij breed. We hebben de wasautomaat beneden laten plaatsen. In de badkamer hebben we een inloopdouche laten aanleggen. We koken keramisch, dat is veiliger dan op gas. Ik zag in een bejaardenhuis dat ze daar alleen maar een elektrisch kookplaatje mochten hebben en dat zette me aan het denken. Als het ooit nodig is, kan er hier nog een traplift worden ingebouwd, maar dat is het ook wel.

Of we nog dromen hebben? We zouden graag nog wel reizen, maar nu de financiële mogelijkheden daartoe ontbreken, neem je van die dromen toch vrij makkelijk afstand. Wensen hebben we wel: bij je volle verstand blijven is ontzettend belangrijk.

Alles wordt steeds minder. Onze kinderen kregen het steeds beter, maar nu is het andersom: ik las van de week dat onze kleinkinderen minder zullen verdienen dan wij. Dat is geen blije boodschap. En ons pensioen is al drie keer verlaagd. Dat wordt onderhand zorgelijk, zeker omdat wij een hypotheek hebben met een beleggingsdeel. Dat deel levert nu helemaal niets op, dus onze maandelijkse rekening is flink hoger geworden. Dat is ons destijds heel anders voorgespiegeld. En dan de situatie in de wereld: je hebt Poetin en Erdogan. En straks misschien ook wel Trump. Dat kan toch niet goed gaan!

De situatie in de ouderenzorg is ook zorgwekkend. Iedereen zegt dat het anders moet en kan. Maar je komt dan toch uit op de veelverdieners in de zorg die moeten worden aangepakt. De praktijk is echter dat juist de mensen die veel minder verdienen er nu uitvliegen. En de top blijft gewoon. Bejaardenhuizen gaan dicht. Maar dan moeten de mensen toch elders worden geholpen? Dat kost ook veel geld. Ik kan het niet rijmen dat de keuzes zijn gemaakt die tot de huidige situatie leiden. Ik betwijfel ook sterk of gemeenten wel de deskundigheid in huis hebben om hun nieuwe taken op zich te nemen. Ja, in Amsterdam zal het nog wel lukken, maar in Zutphen? Ik kan niet anders dan erop vertrouwen dat het goed komt, maar dat gaat me niet makkelijk af. Ik heb eerder ook geen enkele privatisering vertrouwd. En naar blijkt terecht: er zijn altijd mensen die overal beter van kunnen worden. Die moet je niet de vrije hand geven.

Op een deel van zorgtraject heeft Truus de Vries goed zicht gehad. Tot vijf jaar geleden was ze vrijwilliger bij de terminale thuiszorg. Haar rol was een nacht per week de mantelzorger van een stervende patiënt te ontlasten.

‘Je zat naast het bed van die zieke, verschoonde die als het moest, gaf drinken, gaf medicijnen et cetera. Daarmee ontlastte je de mantelzorger, kon die ook eens een nacht goed slapen. Gaandeweg veranderden de taken van de vrijwilligers. En omdat ze in de bejaardencentra personeel hadden wegbezuinigd, hadden de medewerkers daar geen tijd meer om stervende mensen te begeleiden. Daar werden dus ook vrijwilligers voor ingezet. Dat stond me ontzettend tegen, dat je als vrijwilliger werd ingezet om de bezuinigingen op te vangen.

Dat was niet de reden waarom ik er uiteindelijk mee gestopt ben, hoor. Dat moest gewoon van de dokter, want ben diabeet en mijn lichaam kon de onregelmatigheid van die waaknachten niet meer aan. Als het had gekund zou ik dat werk nu nog doen. Het heeft me wel iets geleerd: er is geen reden meer om bang te zijn voor de dood. Het is niet meer nodig dat je erge pijn lijdt; sterven hoeft geen lijdensweg te zijn. Daar is de zorg in elk geval flink in vooruit gegaan.’

Interview afgenomen in Warnsveld op 22 juli door Rob Krabben
Foto: Rob Krabben