print
interview

Mel Koopmans heeft een huisartsenpraktijk in Delft met tussen de 500 en 600 ouderen. Crisisopvang is een probleem. 'Het is voorgekomen dat de kinderen ten einde raad vader op de stoep van het verpleeghuis hebben gedumpt.'

Mel Koopmans
huisarts te Delft
28 september 2016

'Vroeger was je als 65-jarige oud, en kon je al voor een kamer in een bejaardenhuis of aanleunwoning in aanmerking komen inclusief alle zorgvoorzieningen. Gelukkig zien we dat mensen op oudere leeftijd gezonder en kwieker blijven. We zien de 80-jarige op gymschoenen de gymzaal binnenkomen. Maar door de steeds verder gaande vergrijzing nemen de problemen wel toe, terwijl de voorzieningen worden teruggebracht. Natuurlijk behoeven en willen ze niet allemaal meer het bejaardenhuis in, maar helemaal geen bejaardenhuizen of de capaciteit daarvan drastisch verminderen, heeft negatieve gevolgen voor het welzijn van de ouderen.

Binnen de gemeente Delft zijn diverse verzorgingstehuizen gesloten of staan op het punt gesloten te worden. Er is dus heel veel capaciteit voor hulpbehoeftige ouderen verloren gegaan. Naast het sluiten van bejaardentehuizen is er ook heel veel kennis en capaciteit bij de zorgverlenende instanties verloren gegaan. Dat geldt zowel voor de nog open gebleven verzorgingstehuizen als voor de verzorging thuis. Neem het Vorrinkhuis. De bewoners huren hier als in een soort studentenflat een kamertje van 25 m2. Overdag is er nu nog wijkzorg en komt de verplegende 2 á 3 keer per dag langs en is er een mogelijkheid tot beperkte dagopvang, maar ’s avonds is er niets meer. De meeste van deze bewoners zijn “licht” dementerend.

Enerzijds zijn door de bezuinigingen veel A-verpleegkundigen vervangen door minder gekwalificeerd personeel, anderzijds is tevens de capaciteit van het aantal verzorgenden teruggebracht. Zo kon bijvoorbeeld  zorgverlener Careyn geen 24 uurs-zorg verlenen voor een terminale patiënt. Het kost dan veel moeite en tijd om toch voor een oplossing te zorgen.

Steeds meer zorgbehoevende ouderen wonen thuis en zijn niet zelfredzaam meer. Met als gevolg dat de huisartsen deze kwetsbare ouderen onder hun hoede moeten nemen. Het komt dan ook regelmatig voor dat je tot crisisplaatsingen moet overgaan elders in de regio. Onlangs nog wilde ik iemand laten opnemen in de Bieslandhof, maar helaas was daar geen plaats  en werd de oude mevrouw in een tehuis in ’s Gravenzande opgenomen. Zo’n 20 kilometer bij haar huis en echtgenoot vandaan. Haar partner kon haar daar niet bezoeken omdat het ondoenlijk was om met de scootmobiel van Delft naar ’s Gravenzande te reizen.

Om als huisartsen de zorg voor thuis verblijvende kwetsbare ouderen te regelen, moeten we praktijkondersteuners in dienst  nemen, die we wel zelf moeten bekostigen. Op jaarbasis kost dat circa € 40.000 per praktijkondersteuner. Zij kunnen dan wel de fysieke en psychische gesteldheid van de ouderen in kaart brengen. Maar dan? Is er voldoende dagopvang? Willen ze er wel heen? Veel ouderen reageren negatief als er wordt voorgesteld om hen te laten indiceren met als opmerkingen “Ik ben niet gek, ik laat me niet testen.” Vaak eindigt zo’n situatie in een crisis doordat ze bijvoorbeeld vallen en een heup breken.

Ook het bespreekbaar maken om naar een meer geschikte woning te verhuizen is moeilijk. Overigens is het maar de vraag of er voldoende aangepaste woningen beschikbaar zijn. Aanvragen voor woningaanpassingen nemen veel tijd in beslag. De eigen bijdragen zijn van dien aard dat men lang niet altijd  tot aanvragen overgaat. Destijds schreef je zulke mensen in voor een verzorgingstehuis. Dat is nu niet meer mogelijk, daar deze tussenvoorziening weggevallen is.'

Mel Koopmans constateert dat deze leemte voor een grote groep kwetsbare ouderen een groot probleem is en zelfs in de toekomst nog problematischer zal worden. Volgens hem kan de wijkverpleging dit gat niet voldoende opvullen, daar er door structurele bezuinigingen onvoldoende capaciteit is.

'Uiteraard doen de hulpverleners zoals de wijkverpleegkundigen enorm hun best, maar zij worden in hun werk beknot door controle, dwang en argwaan vanuit het management. Alles dient meetbaar en controleerbaar gemaakt te zijn. Men moet zich houden aan protocollen, waarin bijvoorbeeld aangegeven staat dat men voor een bepaalde handeling maximaal zoveel tijd mag uittrekken en men dient verantwoordingsstaten in te vullen. Het eigen professionele verantwoordelijkheidsbesef om goede zorg te verlenen aan de patiënt wordt ondergraven. Institutioneel moet men aan allerlei voorwaarden voldoen. Voor iedere wijziging van behandeling door de verplegende, dient de arts een uitvoeringsverzoek uit te schrijven - bijvoorbeeld bij verandering van de dosering van het medicijngebruik.'

Koopmans noemt dat “defensief protocollair handelen”, met het idee dat het daar beter van wordt. Volgens hem is het contraproductief. Het kost alleen maar meer tijd. Gelukkig is mede door druk van de NHV sinds kort enige vereenvoudiging opgetreden in dit soort procedures.

Naast de professionele hulpverleners wordt steeds meer verwacht van het sociale netwerk van ouderen. Vele ouderen hebben maar een klein netwerk of een netwerk dat niet wil of kan functioneren. Kinderen die ver weg wonen, drukke banen hebben. Als een kind mantelzorg verricht, ziet Mel Koopmans regelmatig dat zo’n persoon er zelf aan onderdoor gaat.

'Het is voorgekomen dat de kinderen ten einde raad vader op de stoep van het verpleeghuis hebben gedumpt. Wanhoopsituaties die geen uitzonderingen zijn. Het is triest! Soms zijn buren wel bereid om hulp te bieden, maar door de toenemende anonimiteit van de stad komt dat steeds minder voor.' Koopmans constateert dat de verantwoorde zorg niet overgelaten kan worden aan vrijwilligers vanwege de noodzaak van continuïteit.

Hoe kan de kwetsbare oudere volgens Koopmans nog wel verantwoord thuis blijven wonen? 'Dat kan alleen bij maximale inzet van professionele hulp. Dat houdt in dat er minimaal 3 momenten per dag nodig zijn waarop hulpverleners langskomen om zorg te kunnen verlenen. Eigenlijk wel 4x, daar er ook in de avond en nacht controle zou moeten zijn. Veel ouderen moeten ’s nachts meerdere keren naar het toilet, ze lopen slaperig en daardoor extra wiebelig door hun huis, waardoor de kans op vallen heel groot is. Het komt regelmatig voor dat men de volgende morgen de oudere liggend op de grond aantreft.'

Ook het medicijngebruik ziet Koopmans regelmatig fout gaan. 'Vroeger kwam de wijkzuster met de medicijnen. Tegenwoordig dienen de medicijnen in het huis te blijven en zie je dat men vergeet de medicijnen in te nemen. Praktisch en organisatorisch gezien is het lastig om hulpbehoeftige ouderen thuis verantwoorde intensieve zorg te verlenen. Naast de intensieve zorg zijn er woningaanpassingen nodig zoals het installeren van een traplift, het weghalen van drempels, het aanpassen van de douche en de zorg voor voldoende huishoudelijke hulp. Helaas worden deze Wmo-voorzieningen lang niet altijd op tijd geleverd, daar de procedures soms lang duren. En soms worden er zelfs geen aanvragen ingediend of worden ze teruggetrokken wegens de hoge kosten van de eigen bijdrage.'

Beleidstechnisch noemt Koopmans het een grote misser dat er voor een grote groep ouderen tussen de redelijk zelfstandig wonenden ouderen en de verpleeghuisbehoeftigen een zorgvacuüm aan het ontstaan is.  Deze zogenaamde tussenfase baart hem en zijn collegae veel zorgen. Hij noemt het de fase van 'kunst en vliegwerk'. Hij ziet bij deze categorie patiënten veel misgaan zoals vereenzaming, toeneming van depressiviteit, alcoholisme en verwaarlozing.

Het betreft dan alleenstaande ouderen zonder netwerk of een netwerk dat niet functioneert en die zich nauwelijks meer kunnen verplaatsen of al aardig 'de weg kwijt zijn'. 'Veel van deze ouderen zitten thuis te verkommeren en vereenzamen. Er zijn ook ouderen, waarbij de mantelzorgers het helemaal niet meer aankunnen, die er zelf aan onderdoor gaan.' Helaas constateert Koopmans dat het dan meestal om crisisaanmeldingen gaat. Hij doet de melding dan bij het zorgkantoor en die instantie zoekt naar een oplossing. Gelukkig hoeft hij er niet zelf meer achteraan, dat scheelt hem veel werk.

Samenwerking met gemeente

Delft kent voor de gehele stad slechts één sociaal wijkteam. Mel Koopmans maakt daar nauwelijks  gebruik van, omdat zijn eigen netwerk sneller en effectiever werkt. Als voorbeeld noemt hij het contact met de casemanager van Careyn, als een licht dementerende patiënt opgevangen dient te worden. Wel heeft hij contacten met maatschappelijk werk en de wijkverpleging. Overigens: de term sociaal wijkteam zegt hem weinig. Hij spreekt van het 'Multi Disciplinaire Overleg', waar huisartsen eigenlijk geen tijd voor hebben. Deze overleggen vinden altijd plaats op tijdstippen dat je als huisarts nodig bent om zorg aan je patiënten te bestede,n zoals spreekuren houden en visites afleggen. 

Mel Koopmans ervaart bij de gemeente een soort wantrouwen tegen huisartsen. Samenwerking gaat moeizaam. Daar zijn verschillende oorzaken voor aan te wijzen. Volgens Koopmans faciliteert de gemeente de huisarts niet voldoende. Hij noemt onder andere dat er voor zorgverleners geen vrijstelling is geregeld binnen het parkeerbeleid. 'Bij de gemeente  is er veel wisseling van personeel, waardoor je steeds weer nieuwe mensen moet leren kennen en bij dient te praten. En de overleggen zijn meestal  tussen 9 en 17 uur. Als een patiënt zich in een onderzoek- en behandelfase bevindt, is het vervoer goed geregeld via de zorgverzekeraar, maar voor de nabehandeling en nacontrole is het vervoer niet meer gedekt en dient men een aanvraag te doen bij het Wmo-loket. Dat is niet meteen geregeld en duurt enige tijd. Als patiënt met alleen AOW is vervoer dan naar een ziekenhuis elders in of buiten de regio niet meer te betalen. Vroeger schreef je als arts een taxibriefje uit voor zoveel keer als het nodig was voor de patiënt. Het is nu nodeloos ingewikkeld, duur en tijdrovend gemaakt.'

Interview afgenomen op 19 juli 2016 te Delft door Carla Jonquiere en Jan H. Kroon
Foto:Carla Jonquiere en Jan H. Kroon