print
interview

Gerrie Mettes moet, om haar bed uit te komen, iets te doen hebben en zit daarom bij allerlei clubjes zoals eetclubjes, dansclubjes en zangkoren. Ze wil niet afhankelijk van anderen worden, dan gaat ze liever naar een bejaardentehuis.

Gerrie Mettes
Gerrie Mettes is 72 jaar en woont in Utrecht.
12 oktober 2016

‘Ik ben geboren in Amsterdam en woon nu 50 jaar in Utrecht. Ik heb 3 dochters en 6 kleinkinderen. Vroeger hadden we thuis een tassenwinkel, dus toen ik van school kwam, ging ik bij mijn ouders werken. Daar heb ik gewerkt tot ik kinderen kreeg. In die tijd ging je met kinderen eigenlijk niet meer werken dus toen heb ik 20 jaar niet gewerkt. Op een gegeven moment ben ik VWO voor volwassenen gaan doen. Ik houd van leren. Toen ik 48 was heb ik gesolliciteerd bij ICCO. Ik werd daar aangenomen omdat ik geschreven had: 'Ik ben wel oud maar ik hoef geen zwangerschapsverlof meer.' Dat stond ze wel aan en ik was redelijk rustig. Ik heb toen tot aan mijn pensioen daar gewerkt.

Ik krijg een heel klein pensioentje en AOW, bij elkaar is het zo’n 900 euro per maand. Ik heb nog een echtgenoot, maar we leven eigenlijk gescheiden van tafel en bed, we bemoeien ons niet met elkaars zaken.

Ik vind alle dagen mooi. Als ik gezellig aan het fietsen ben en ik zie beestjes in de wei of vogeltjes in de bomen, dan fluit ik even terug naar ze en dan fluiten zij weer terug, dat vind ik prachtig. Als ik ergens naar toe ga, ga ik met de fiets als het even kan. Ik hoor vaak mensen zeggen: “Er staan geen koeien meer in de wei.” Nou dan kom je op de verkeerde plekken want ik zie ze wel.

Ik weet niet wanneer ik trots ben op mezelf, best wel geregeld denk ik. Ik ben niet echt trots, maar voel me meer voldaan. Trots is een beetje een groot woord. Als we gezongen hebben met een koor bijvoorbeeld. Ik verzorg meestal de muziek en als je dan een complimentje krijgt is dat leuk. Dan ben je weer blij dat je het gedaan hebt.

We wonen in een rijtjeshuis in Utrecht. We wonen hier nu tussen de 35 en 40 jaar. Het is een mooi huis, er wordt alleen niets aan gedaan, dat is irritant. Voor de rest woon ik hier met veel plezier, maar ik kan me goed voorstellen in de toekomst nog ergens anders te wonen. Ik denk dan in een aanleunflat of zo. Ik zou niet liever ergens anders willen wonen. Ik vind dit huis prima, maar als ik word geacht mantelzorg te verlenen dan wil ik dat niet doen in deze omstandigheden.

Ik kan in principe overal naartoe waar ik heen wil. Ik fiets en heb nog een autootje. Alleen bussen en trams, dat vind ik tegenwoordig te lastig met die OV-chipkaart. Ik snap er geen barst van dat ze dat zo ingewikkeld hebben gemaakt. Dan ga je als oma met 4 kinderen ergens naartoe en dan moet je eerst 4 verschillende kaarten hebben om ze mee te kunnen nemen. Dat is toch absurd! Vroeger had je 1 strippenkaart en dan ging je gezellig met zijn allen wat doen. Maar door al die moeilijkheden, doe je dat niet. Dan denk je: “Ik ga wel met de auto of ik ga niet.” Dat vind ik een belemmering.

Ik heb geen zorg aan huis nodig. Het zou makkelijk zijn als er eens een schoonmaker kwam. Niet dat ik het helemaal niet kan, maar ik ben gauw benauwd. Zeker in de tuin, dus daar doe ik niet al te veel aan. Maar verder op zich kan ik het nog wel allemaal.

Ik ben vorig jaar aan mijn knie geopereerd. Toen is er een paar keer een fysiotherapeut aan huis geweest. Nu heb ik geen fysiotherapie meer. Ik kan het wel krijgen, maar je moet het toch zelf doen. Ik moest indertijd zelf de fysiotherapie bestellen. Ik kreeg van het ziekenhuis uit de mededeling dat ik een fysiotherapeut moest inschakelen.

De manier waarop ik uit het ziekenhuis werd ontslagen was niet fijn. Ik had destijds met de dokter afgesproken dat ik op zaterdagochtend naar huis zou gaan, maar de fysiotherapeut vond dat ik op vrijdagmiddag al naar huis moest. Ik legde uit dat ik met de dokter en mijn kinderen had afgesproken dat ik zaterdag naar huis zou gaan. “Heb ik niks mee te maken, je gaat gewoon vanavond naar huis. Het is hier geen hotel.” Uiteindelijk kon ik toch blijven tot zaterdag, maar ik moest me goed realiseren dat het hier geen hotel was. Als je de trap op en af kon lopen, ondanks pijn, kon je naar huis.

Mocht ik zorgafhankelijk worden dan ga ik wel naar een bejaardenthuis. Dat doe ik liever dan dat ik afhankelijk word van anderen. Zolang ik nog wat kan doen is het leuk, maar als ik de deur niet meer uit kan ga ik liever naar een plek waar meer mensen zijn. Ik zeg altijd: “Een mens stelt zijn normen en waarden zijn hele leven bij.” Nu kun je wel zeggen: “Als ik zo ben als die vrouw dan wil ik het niet”, maar tegen de tijd dat je zo bent, zeg je heel andere dingen. Ik kan me er weinig bij voorstellen wat mijn limiet zou zijn.

Ik maak me geen zorgen voor de toekomst. Als er zorgen komen dan probeer ik ze op te lossen. Het helpt niks om je zorgen te maken.

Ik zou willen dat er niet zoveel bezuinigd wordt op de zorg zodat zoveel mensen worden ontslagen. De zorg gaat zo zwaar achteruit, dat zie ik in verzorgingstehuizen waar ik kom. Ik vind ook dat het woord vrijwilligerswerk niet zou moeten bestaan. Het is een verkeerde term. Ik ben ertegen als bijvoorbeeld in een ziekenhuis een patiënt van de ene naar de andere afdeling moet, daar een vrijwilliger voor wordt ingeschakeld. Er moet toch gewoon iemand zijn die daar werkt die dat kan doen? Daar moet gewoon personeel voor zijn want dat is werken. Het moeten gewoon de leuke dingen zijn die vrijwillig gebeuren en niet de dingen waarbij je eigenlijk de baan van een ander overneemt. Het verdringt echt werk.’

Interview afgenomen door Ilse Raaijmakers op 29 september 2016
Foto: Ilse Raaijmakers