print
interview

Participatiewet, Wmo, Jeugdwet, Wlz - zorginstelling Rozemarijn heeft met alles te maken. Sinds 2015 is de administratieve druk enorm toegenomen. Specialiseren zou effectiever zijn, alleen laten mensen zich niet opsplitsen.

Astrid van Zon
directeur van de antroposofische zorginstelling Rozemarijn in Haarlem
07 maart 2016

Rozemarijn is een kleinschalige organisatie die alleen door de vraag van mensen is ontstaan. We doen zo’n beetje alle soorten zorg op het gebied van kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking en psychische kwetsbaarheid (psychiatrie). We verlenen ambulante zorg, woon- en logeerplekken, werkplaatsen voor volwassenen, maar ook begeleiding bij werk. Zoals in de winkel, bakkerij en Green Canteens op een middelbare school.

We hebben een kinderdagcentrum en we hebben een ‘buurtschap’. Daar wonen mensen met een psychiatrische aandoening naast kinderen met een meervoudige beperking, naast jongvolwassen met een verstandelijke beperking samen met ‘goede buren’: dat zijn gezinnen die ervoor gekozen hebben in deze omgeving te wonen en iets bij te dragen aan de zorg voor deze mensen.

We hebben eigenlijk nooit zelf zorgaanbod ontwikkeld, maar zijn steeds ingegaan op de vraag die er was. Als iemand zich bij ons meldt, kijken we of we een antwoord hebben op zijn zorgvraag of begeleidingsvraag. Een enkele keer lukt dat niet, bijvoorbeeld met iemand met een verslaving; dat bleek te complex voor ons.

We maken het onszelf wel lastig met deze manier van werken. Voor al die verschillende soorten zorg moeten we dit jaar voor het eerst ook met de gemeenten overleggen. Sinds januari hebben de  gemeenten de uitvoering van de Jeugdwet, de Wmo, inclusief beschermd wonen, en de Participatiewet erbij gekregen. Daardoor hebben we te maken met verschillende teams met medewerkers die op hun eigen manier werken, hun eigen controlesystemen bedenken, wel of niet een plafond in de productieafspraken maken….

Toen ik in Haarlem bij een gesprek over de Wmo vroeg hoe het geregeld zou gaan worden voor de jeugd, wisten ze dat niet. Dat krijgen we nog te horen, want het was nog niet op orde. De administratieve rompslomp is op dit moment enorm toegenomen, en dan hebben we natuurlijk ook nog het zorgkantoor.

Het afgelopen halfjaar, in de aanloop naar 1 januari 2015, speelde de vraag of we wel toegelaten zouden worden door de gemeenten. We moesten allerlei transitieplannen schrijven over zelfredzaamheid, participatie, de samenwerking met andere instellingen, het gebruik van de gebouwen... Dat is een forse investering geweest, voor een kleine organisatie als de onze.

In sommige gemeenten hebben we maar één cliënt, maar we moeten ons er toch in verdiepen hoe ze het daar geregeld hebben

We zijn bij acht gemeenten betrokken. In sommige gemeenten hebben we maar één cliënt, maar we moeten ons er toch in verdiepen hoe ze het daar geregeld hebben. Gemeenten kunnen ons verschillend betalen. Het kan voorkomen dat je bij de een minder krijgt dan bij de ander voor dezelfde zorg.

Bijzonder en fijn is dat Haarlem met een achttal gemeenten uit de regio Zuid Kennemerland samen opgetrokken zijn bij het uitzetten van de aanbestedingen. Maar de toelating en monitoring van de afspraken verschilt weer per gemeente, elk met hun eigen eisen en wensen. Alleen al de facturering is ingewikkeld: de gemeenten willen het vierwekelijks, maar het zorgkantoor wil het maandelijks. We hebben ook nog met gemeenten te maken die een eigen zorgondersteuningsplansysteem hebben ontwikkeld. Voor de rapportage moeten we ons daarin aanpassen.

Gemeenten belegden ook allerlei bijeenkomsten voor informatie en ontmoeting en om input te krijgen. Het is positief te merken dat iedereen er iets van wil maken en het zo goed mogelijk wil doen. Maar veel is er nieuw, terwijl ik denk: we hadden toch al bepaalde dingen op orde? We hebben toch al kwaliteitssystemen? Als je, zoals wij, met alles te maken hebt, is er op een gegeven moment geen overzicht meer te krijgen. Maar ik probeer me maar niet druk te maken, want het gaat er uiteindelijk om dat er goede zorg geleverd blijft worden. Daar richt ik me op.

Zoeken naar wat belangrijk is in het leven

We zoeken voortdurend naar wat geldt voor ieder mens, wat belangrijk is in het leven, en hoe dat vertaald kan worden voor mensen met beperkingen. We kijken steeds naar de mens achter de beperking. Het mentale niveau is niet alleen leidend, maar vooral welke kracht iemand meebrengt, welke interesses er zijn, welke mogelijkheden er zijn om iets bij te dragen of te leren.

Er zijn mensen die dat zelf goed aan kunnen geven. Maar er zijn ook mensen die dat vanwege hun beperkingen niet of nauwelijks kunnen. Dan ga je op zoek naar signalen en de betekenis daarvan. Dan onderzoeken we wat voor werkzaamheden zo iemand toch kan doen.

Als je werkt draag je bij, beteken je iets voor anderen; het doet iets met de waardering van je leven als je kunt werken. Daarom proberen we iedereen op de een of andere manier deel te laten nemen aan een werkproces. Bijvoorbeeld door – ik noem maar iets – met elkaar soep te maken en die ’s middags naar de Green Canteen te brengen of rond te brengen in het werkplaatsencentrum. Zodat er ervaren kan worden dat mensen blij zijn met wat je gedaan hebt.

Met de kinderen in het kinderdagcentrum hebben we laatst vilten lavendel balletjes gemaakt. Die hebben ze verkocht en de opbrengst hebben ze bij Serious Request gebracht.

Buurtschap

De kracht van ons ‘buurtschap’ is dat de zorgvragers niet alleen verbonden zijn met mensen die betaald worden, maar ook met mensen die daar wonen. Ons buurtschap is ontwikkeld in samenwerking met een woningcorporatie. Wij huren de huizen. De goede buren huren hun woningen van ons. Er is ook een gemeenschappelijke ruimte. Gezamenlijk worden jaarfeesten georganiseerd, of wordt de tuin verzorgd. Af en toe wordt er samen gekookt.

Het buurtschap heeft voortdurend aandacht en verzorging nodig, zodat die mensen wel bij elkaar betrokken blijven. We proberen trouwens ook steeds om samenhang te krijgen met de bredere buurt en met de stad. Vorig jaar hebben we bijvoorbeeld in het kinderdagcentrum het Suikerfeest gevierd met de Turkse gemeenschap.

Met de jongvolwassenen die in het buurtschap wonen hebben we regelmatig gesprekken over waar ze deel aan nemen en waaraan niet. Als ze zo zelfstandig zijn dat het voor hen niet meer nodig is in deze gemeenschap te wonen, maken ze een volgende stap, bijvoorbeeld naar een appartement in de stad, van waaruit ze ook nog begeleiding van ons kunnen krijgen.

Bij dreigende isolatie of als de psychiatrische problematiek tijdelijk wat heftiger is kan het buurtschap ook een inbedding voor hen verzorgen. Ze kunnen dan bijvoorbeeld mee-eten in het buurtschap en mee doen met activiteiten daar. Er zijn medewerkers uit het buurtschap die hen dan nog thuis begeleiden. Dat is vertrouwd, en het zal eerder gedeeld worden als het minder goed gaat.

De individuele begeleiding bij de groep lichtverstandelijk gehandicapten die in de appartementen in de stad woont, staat onder druk. Met een paar uur begeleiding per week kunnen zij hun leven op de rit te houden, terwijl als dat er niet meer is…. Dan kun je terugval verwachten of overlast, of schulden. De zorg voor deze groep is naar de Wmo gegaan, die is dus gekort. Overigens is bijna alle zorg gekort.

Bezuinigingen

Vorig jaar [2014] hebben we € 450.000 moeten bezuinigen op een omzet van tegen de € 5 miljoen. Dat is behoorlijk. En dat terwijl de administratieve rompslomp dit jaar dus enorm is toegenomen. De zorg is schraler geworden hier en daar. Door de bezuinigingen zijn we meer gaan kijken naar wat echt noodzakelijke zorg is, noden, en wat wensen.

Zwemmen kan een luxe zijn, maar kan ook een behandelingsaanbod zijn. Hetzelfde geldt voor het activeren van mensen: in het kinderdagcentrum kan dat onderdeel van een programma zijn en in het woonhuis is het vrijetijdsbesteding, dan heeft het een ander accent.

We zijn meer van het eigen netwerk, van ouders, gaan vragen. Dat is lastig. Voor jongeren en hun ouders is het ook fijn als er op een natuurlijke manier wat meer afstand kan komen. Nu moeten we toch weer meer gaan vragen aan ouders, bijvoorbeeld bij het wassen van de kleding of bij bezoek aan een arts. Dat deden we eerst zelf, maar het is niet meer te doen. Ook voor de ouders is het lastig, want ook zij willen loslaten, zoals ze dat bij andere kinderen doen. Het loslatingsproces is toch al lastiger bij hun kwetsbare kinderen.

Door bezuinigingen zijn er minder begeleiders en moeten deuren soms op slot

Een ander gevolg van de bezuinigingen is dat er door minder begeleiders situaties kunnen ontstaan waarbij een deur van bewoners  soms op slot gaat. Het gaat dan om onveiligheid voor de omgeving of voor de bewoner zelf. Maar juist dan zou je in contact willen blijven.

We hebben het onder de aandacht maar toch gebeurt het soms. Ik zie ook een toename van medicatiefouten. Het personeel geeft aan dat het met de werkdruk te maken heeft. Als je in je eentje staat op een woongroep van acht bewoners, die ook nog eens divers is, en waar mensen ook wel eens slecht in hun vel zitten, kan er in de hectiek sneller een fout gemaakt worden. We proberen veel op te vangen met vrijwilligers; het is een fijne groep mensen die veel kunnen bijdragen maar niet alles.

Kansen

Toch vind ik de gedachte achter deze transitie in de zorg interessant, niet vanuit de bezuinigingen maar vanuit de inhoud. Als je uitgaat van participatie, van eigen regie en kracht, maar ook van een samenleving waar mensen weer meer betrokken zijn bij elkaar, daar zit natuurlijk een hele mooie kant aan. Zeker op een plek waar je met volwassenen werkt. Decennia lang was het ‘de cliënt staat centraal’, wat ook heel goed was toen, maar mensen worden nu dus echt onderdeel van een geheel. Gelijkwaardig.

Spannend zijn de zelfondernemende teams die zich aan het ontwikkelen zijn binnen Rozemarijn. We hebben een zogenaamde toekomstgroep die maandelijks bij elkaar komt; van ieder team is iemand aanwezig om dit voor haar team te verzorgen. Deze groep bestaat ruim twee jaar en is in het leven geroepen vanwege de veranderingen in samenhang met het 'zorgen voor' naar 'zorgen dat'.

Op deze manier leven deze veranderingen bij alle medewerkers en niet alleen bij leidinggevenden. Waar mogelijk zijn ook de deelnemers en de bewoners zelf betrokken, vooral op teamniveau. Zo richten de medewerkers van de werkplaatsen het werk samen met de deelnemers in.

Je moet je voorstellen dat het ambachtelijke werkplaatsen zijn: een textielwerkplaats, een houtwerkplaats, koken, keramiek, tuinonderhoud. Maar ook werkplekken als een bakkerij, winkel en Green Canteen. Ondernemen betekent dat het team de verbindingen verzorgt en nieuwe verbindingen legt. Met de deelnemers en hun mogelijkheden, als collega’s onderling en met relaties buiten Rozemarijn.

In het jaarplan van komend jaar hebben we opgenomen dat iedereen een verbinding zoekt met een professionele organisatie die niet bij Rozemarijn hoort. De bakkerij bakt al appeltaarten voor een restaurant, en broodjes voor de Green Canteen in de school.

De tuinwerkplaats heeft een verbinding met een tuinderij, waarvoor zij in potten zaaien. Vervolgens worden deze plantjes op de tuinderij geplant. Als het volgroeid is, komt het als groente naar de winkel. Voor de deelnemers is het een nieuwe ervaring, zij worden weer onderdeel van een groter geheel. 

Het liefst één aanspreekpunt

De sjeu is hier wel dat je met alles te maken heb. In de gemeenschap, op het menselijke vlak, ga je geen schotten zetten. De gemeente zou dat ook niet moeten doen. Het lijkt, ik weet dat niet zeker natuurlijk, of er binnen de gemeente verschillende niveaus zijn waartussen geen afstemming plaats vindt. Het liefst zou ik één aanspreekpunt hebben bij de gemeente voor de diverse gebieden (Jeugdwet, Wmo, Beschermd Wonen, Participatiewet) waar we mee te maken hebben.

Men is bereidwillig om daar naar te kijken maar tot op heden krijgt het geen gehoor. En dus zijn er drie gesprekken voor aanbesteding, drie kwartaalrapportages en drie kwartaalgesprekken alleen al in de gemeente Haarlem.

We voelen de druk om te gaan specialiseren. Veel verschillende dingen doen is onoverzichtelijk. De systemen zijn dwingend. Als je specialiseert, is het beter behapbaar. Binnen de eigen organisatie proberen we dingen zo eenvoudig mogelijk te organiseren. Dat staat in schril contrast met de groeiende administratieve lasten die gepaard gaan met de overgang van zorgtaken naar de gemeenten.

Interview gehouden op 21 januari 2015 door Annemarieke Nierop en Twan Huijsmans
Foto's: Werry Crone